Startpagina / Samenvattingen / Biologie VWO NHA / beweging-weer-spieren

Het spierstelsel - Inleiding

5 belangrijke vragen over Het spierstelsel - Inleiding

Welke functies hebben skeletspieren?

Beweging, handhaving lichaamshouding, warmteproductie

Zeg iets over de bouw van skeletspieren

Bestaan uit draadvormige, dwarsgestreepte vezels=samengesmolten spiercellen (dus meerdere kernen), die evenwijdig lopen. Vezels bestaan aan evenwijdig lopende fibrillen, die weer bestaan uit dunne filamenten (eiwitactine) en dikke filamenten (eiwit myosine). Vezels vormen spierbundels en spierbundels vormen spieren. Spiervezels en spierbundels zijn omgeven door bindweefsel waar zenuwen en bloedvaten door lopen. Hele spier is omgeven door een vlies: de spierschede, die overgaat in 1 of meer pezen. Samentrekken komt door het over elkaar schuiven van de actine- en myosinefilamenten.

Hoe kan een spier beweging geven?

Spier kan samentrekken, wordt korter en dikker. Trekt dan aan pezen aan de uiteinden, bestaand uit stug collageen. Die trekken dan weer aan de botten waaraan ze vast zitten.
Om een beweging te kunnen maken zijn er steeds twee spiegroepen met een tegenstelde werking (antagonisten) nodig. Bv bij buigen en strekken van de arm, zijn dat biceps en triceps.
Voor beweging is glucose nodig, dat wordt aangevoerd via de bloedbaan. Het wordt (na inspanning) omgezet in glycogeen. Dat wordt naar behoefte weer omgezet in glucose.