Bloedsomloop - Kringlopen

11 belangrijke vragen over Bloedsomloop - Kringlopen

Waar gaan de grote en kleine bloedsomloop toe?

kleine:  longen
via:  longslagader,  longader
grote:  rest van het lichaam
via: aorta (leverslagader, darmslagader), onderste holle ader, bovenste holle ader
om het hart:
krantslagader, kransader

Welke rol spelen producenten, consumenten en reducenten in een kringloop?

  • Producenten zetten organische stoffen met energie uit licht om in organische stoffen.
  • Consumenten leggen na vertering een deel van de opgenomen organische stoffen opnieuw in eigen organische stoffen vast tijdens de voortgezette assimilatie.
  • Reducenten (bacteriën en schimmels) zorgen ervoor dat (resten van) dode organismen worden opgeruimd. Door mineralisatie breken zij organische stoffen af tot anorganische stoffen --> opgenomen door producenten etc.

Welke factoren bepalen hoe goed reducenten zijn in het omzetten van organische stoffen / mineralisatie?

  1. Beschikbaarheid van zuurstof; Belangrijk voor aërobe dissimilatie, zuurstofconcentratie is dan de beperkende factor.
  2. Vochtgehalte in het organische afval, water is een bouwstof en transportmiddel.
  3. Warmte stimuleert de enzymactiviteit.
  4. De complexiteit van de organische stof.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Leg uit welke invloed de producenten, reducenten en de consumenten hebben op de koolstofkringloop.

  • Producenten zetten CO2 uit de lucht om in glucose (C6H12O6). Ook zetten zij glucose om in andere plantaardige organische stoffen


  • Consumenten eten de planten. De plantaardige organische stoffen worden omgezet in dierlijke organische stoffen.


  • Er ontstaat detritus (dood organisch materiaal) bij de dood van planten en dieren. Reducenten zetten de organische stoffen weer om in anorganische stoffen.


In alle organismen vindt dissimilatie plaats, hierbij ontstaat CO2.

Wat is het verschil tussen de langzame en de snelle koolstofkringloop?

Bij de snelle koolstofkringloop gaat koolstof van de producent naar de consument naar de reducenten weer terug naar de producent.

Bij de langzame koolstofkringloop gaat het om koolstof die al miljoenen jaren opgeslagen in de bodem zit. Bv als fossiele brandstoffen (versteende resten van planten en dieren) of als kalksteen CaCO3.

Wat is het effect van het broeikaseffect op het leefgebied van dieren?

De organismen kunnen op andere plekken voorkomen, omdat de omstandigheden binnen hun tolerantiegrenzen passen.

Bv. Vissen die migreren naar een andere plek aangezien het daar nu warm genoeg is om te leven.

Benoem de drie stappen van de stikstofkringloop.

  1. Opname van anorganische stikstofverbindingen door producenten. Ze nemen bijvoorbeeld nitraat (NO3-) op en leggen dit vast in aminozuren --> eiwitten (stikstofassimilatie).
  2. Planten worden gegeten door consumenten. Die verteren de planten en zetten de plantaardige eiwitten om in dierlijke eiwitten. Overtollige aminozuren wordt tot de stof ureum gevormd.
  3. Omzetting van verschillende stikstofverbindingen in onder andere ammonium. Door bv afsterven van organismen.
Door nitrietbacteriën wordt ammonium omgezet in nitriet, en door nitraatbacteriën wordt nitriet omgezet in nitraat. Dit heet nitrificatie.

Wat gebeurt er met nitrificerende bacteriën als de omstandigheden anaeroob zijn?

Hun reacties kunnen niet plaatsvinden. In plaats daarvan komen de denitrificerende bacteriën; Zij zetten nitraat om in stikstofgas (N2).

Niet wenselijk: Stikstof komt in de lucht terecht, planten kunnen dit N2 niet uit de lucht opnemen --> geen voedingsstof.

Boer kan voorkomen door land goed te ploegen, waardoor zuurstof vrijkomt --> Denitrificatie.
Ook kan boer bemesten, maar dit is niet duurzaam.

Verschillen bij foetale bloedsomloop

Navelstrengader, navelstrengslagaders, ductus botalli, ovale fenster
Bloed hoeft niet naar de longen, omdat het nog geen functie heeft.

Wat zijn beperkende factoren?

Dat zijn de tekorten waardoor processen in organismen worden geremd: te weinig voedsel zorgt ervoor dat een organisme niet groeit en zich minder kan voortplanten.

Waarvoor is de tolerantie van een soort bepalend?

Voor de grootte van het verspreidingsgebied. Dit is een leefgebied waarin een soort voorkomt. Naarmate de tolerantie van een soort groter is, des te groter het verspreidingsgebied is.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo