Lezen en schrijven
4 belangrijke vragen over Lezen en schrijven
Lezen = het model voor lezen heeft 2 paden: hele woordherkenning en fonetische codering. Leg uit wat er gebeurd als deze paden beschadigd zijn
Hele woordherkenning (whole word recognition) = als dit pas niet meer mogelijk is dan oppervlakkige dyslexie
---> patiënten moeten elk woord letter voor letter peilen, net als kinderen (dit is geen probleem voor woorden die nauw aansluiten bij hoe ze klinken, maar wanneer de uitspraak anders is dan hoe u het schrijft, wordt het moeilijker, bijv. pint in plaats van pynt.
Fonetische codering (geluiden en letters) = als deze stap niet meer mogelijk is dan fonologische dyslexie
---> patiënten kunnen alleen woorden lezen die ze al kennen en hebben moeite met nieuwe of onzinnige woorden (dus minder een probleem voor ervaren lezers)
Door welke stroom worden whole word reading en phonetic encoding gedaan?
- herkennen letters
- herkennen woorden
- VWFA (visual word form area) adjacent to FFA (fusi form area) for faces (herkennen van bekende objecten)
Phonetic encoding = dorsal stream
- goed kunnen uitspreken woord
- code van een woord herkennen
- letters herkennen
Leg het verschil uit tussen directe dyslexie en ontwikkelingsdyslexie aan de hand van 2 en 3 punten
- Patiënten kunnen niet verbaal communiceren (zinloze spraak en geen begrip van andermans spraak)
- Maar ze kunnen hardop voorlezen, maar ze zullen de context niet begrijpen
Ontwikkelingsdyslexie
- Patiënten gaven cognitieve problemen met vloeiend lezen
- Zeer erfelijk (mz tweeling 84-100%, d2 tweeling 20-35%)
- Het betreft meer fonetisch lezen dan hele woorden, wat logisch is omdat ze nooit hun woordenbibliotheek hebben opgebouwd, aangezien ze niet kunnen leren te lezen door het uit te peilen (ze zullen nooit lezen)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waar komt dyslexie vaker bij voor? Er zijn twee soorten schrijfziektes, namelijk orthografische en fonologische dysgrafie. Leg uit waar de schade zit en wat de stoornis inhoudt
1. Orthografische dysgrafie
Schade aan: posterieure inferieure temporale cortex
- de patiënt heeft geen toegang tot het hele woordbeeld en zal de woorden fonetisch schrijven
2. Fonologische dysgrafie
Schade aan: superieure temporale cortex
- patiënt kan niet spellen op basis van geluiden en zal problemen hebben met nieuwe / onzinwoorden
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden