Stellingen studeersnel

14 belangrijke vragen over Stellingen studeersnel

Punten P en Q bewegen in het x-O-y vlak. Punt P beschrijft een cirkelbeweging rond punt Q en punt Q beschrijft een cirkelbeweging rond de oorsprong van het assenstelsel. Hieruit volgt dat punt P een cirkelbeweging beschrijft ten opzicht van het assenstelsel.

Onwaar.

De bovenarm van een persoon staat stil ten opzichte van de aarde. Als de hoeksnelheid in de elleboog constant is, dan zal de snelheidsvector van elk punt op de onderarm hetzelfde zijn.

Onwaar.

Punt P maakt een cirkelbeweging in een 2D ruimte. De grootte van de tangentiele versnelling van punt P is bij een constante hoeksnelheid w1 hetzelfde als bij de hogere constante hoeksnelheid w2.

Waar.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Punt P maakt een kromlijnige beweging in een 2D ruimte. De tangentiële versnellingsvector van punt P beïnvloedt wel de verandering van de grootte maar niet de verandering van de richting van de snelheidsvector van punt P.

Waar.

We beschouwen een onvervormbaar wiel dat 'zuiver rolt' (er is geen sprake van slip); de grootte van de snelheid van het punt op het wiel dat in contact is met de weg is dan gelijk aan nul.

Waar.

Een turner vliegt door de lucht, waarbij we de luchtwrijving verwaarlozen. De turner kan de baan van zijn massamiddelpunt tijdens deze vluchtfase beïnvloeden door zijn benen te buigen of te strekken.

Onwaar.

Het aantal vrijheidsgraden ('DOF') van een mechanisch systeem is het minimale aantal coördinaten waarmee de positie van dat systeem volledig kan worden vastgelegd.

Waar.

Punt P beweegt over een rechte lijn en vertrekt op het begintijdstip vanuit stilstand uit A; op het eindtijdstip in punt P weer in A, met een snelheid die ongelijk is aan nul. De gemiddelde snelheid van punt P voor de beschreven beweging is dan gelijk aan nul.

Waar.

Een hardloper, opgevat als puntlichaam, loopt over een cirkelvormige hardloopbaan. Na anderhalf rondje is de grootte van de verplaatsing van het puntlichaam gelijk aan de helft van de omtrek van de hardloopbaan.

Onwaar.

Punt P heeft een constante snelheidsgrootte en maakt een bocht in een 2D ruimte. Tijdens het doorlopen van de bocht is de versnellingsvector van punt P ongelijk aan nul en wijst deze versnellingsvector naar de 'binnenkant' van de bocht.

Waar.

Punt P maakt een beweging over een rechte lijn. De instantane versnelling op een zeker tijdstip is altijd gelijk aan de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek van instantane snelheid tegen tijd op dat tijdstip.

Waar.

Punt P beweegt in de positieve richting over een rechte lijn. De instantane versnelling van punt P kan dan niet negatief zijn.

Onwaar.

Bij een cirkelbeweging van een punt om de oorsprong staat de centripeale versnellingsvector altijd loodrecht op de snelheidsvector v.

Waar.

Als we weten hoe de versnelling van een object afhangt van tijd en we weten de versnelling bij t = 0s, dan kunnen we de gemiddelde versnelling tussen 0 en elk ander tijdstip bepalen.

Waar.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo