Bloed en bloedvorming

259 belangrijke vragen over Bloed en bloedvorming

Waarmee zijn embryonale stamcellen (ES) vergelijkbaar?


Teratocarcinoom stamcellen:
- differentiëren in cultuur
- vormen teratomen in muizen

Volwassen stamcellen komen in diverse weefsel voor. In welk weefsels zijn volwassen stamcellen aanwezig? (7)

  1. beenmerg
  2. vet
  3. hart
  4. darm
  5. huid
  6. nier
  7. CNS

Hoe worden stamcellen door de flowcytometrie herkend?

CD34 marker
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Beschrijf de hematopoïetische progenitor cel functionaliteit (4)

  1. HPC niet direct herkenbaar onder microscoop
  2. HPC detecteren middels kweeksysteem
  3. Colony-Forming Unit (CFU)
  4. Re) transplantatie functionaliteit

Wanneer worden reticulocyten aangemaakt? En hoe en waar zijn ze te vinden?

Polychromasie in de perifere bloeduitstrijk
  • Bij vitale kleuring een netvormig neerslag (resten DNA, RNA, organellen)
  • Na kernuitstoot uit normoblasten na 2 dagen in bloed en daar na dagen restmateriaal ook verdwenen
  • (normaal < 2,0% van de erytrocyten)
  • Als veel: meer bloedaanmaak, of na splenectomie (dan ook meer andere vormen, Howell Jolly) !

Beschrijf de chromosoom, productie, inducatie en receptor van EPO?

  • Chromosoom 7q21
  • Productie Nier, lever
  • Geinduceerd door hypoxie
  • Biologische activititeit stimuleert proliferatie, Differentiatie en overleving van erythroide precursors
  • Receptor Klasse I cytokine receptor

Geef vier klinische indicaties voor het gebruik van recombinant EPO

  1. Anemie tgv nierinsufficientie
  2. Bij Jehovagetuigen
  3. Myelodysplastisch syndroom (bij lage EPO spiegel)
  4. Verminderen van gebruik bloedtransfusies bij electieve operaties NB let op ijzertekort, andere oorzaken anemie
  5. Anemie bij kanker; met name na chemotherapie van solide tumoren:
         – Mits symptomatisch
         – Hb < 6,2 mmol/l; mag niet stijgen > 7,5 mmol/l

Wat is het hemoglobine gehalte voor een pasgeboren?

Hb (baby) = 9.0-11.5 mmol/l

Wat is het hematocriet voor een zwangere?

Ht (zwangere) >0.32 l/l

Wat is de referentiewaarde van Fe-gehalte bij vrouwen en mannen? En wat is de kritische grens?

  • Fe (vrouw): 11 - 21 mmol/l
  • Fe (man): 11 - 32 mmol/l


Kritische grens Fe-gehalte = < 10 mmol/l

Wat is de referentiewaarde van Ferritine-gehalte bij vrouwen en mannen? En wat is de kritische grens?

  • Vrouwen premeno 10-65 microg/l
  • Vrouwen postmeno 20-150 microg/l
  • mannen 30-300 microg/l

Wat is de referentiewaarde voor het hematocriet bij een man?

Ht (man) = 0.41 - 0.51 l/l

Wat is de referentiewaarde voor het hematocriet bij een pasgeboren?

Ht (baby) = 0.44 - 0.62 l/l

Wat is de referentiewaarde voor het hematocriet bij een pasgeboren?

Ht (baby) = 0.44 - 0.62 l/l

Wat is het reticulocytengehalte voor een vrouw?

25 - 120 x 10^9 /l

Beschrijf de vier diagnostische stappen bij verdenking is van een anemie?

  1. Anamnese (bleekheid)
  2. Lichamelijk onderzoek
  3. Laboratoriumonderzoek
         – Elektronische celtelling
         – Bloeduitstrijk
    4. Vervolg Onderzoek

Welke twee laboratoriumonderzoeken worden er verricht bij een anemie?

  1. Elektrische celtelling
  2. Bloeduitstrijk

Geef de drie cytologische classificatie van anemie weer. En wat is het MCV?

  1. Microcytair (te laag MCV: <80 fl)
  2. Macrocytair (te hoog MCV: >100 fl)
  3. Normocytair (normaal MCV: 80-100 fl)

Welke symptomen zijn kenmerkend voor microcytair (te laag MCV: <80 fl) ?

  1. IJzergebrek
  2. Hemoglobinopathie

Welke symptomen zijn kenmerkend voor macrocytair (te hoog MCV: >100 fl)?

Megaloblastair: vitamine B12- of foliumzuurgebrek

Welke symptomen zijn kenmerkend voor macrocytair (te hoog MCV: >100 fl)?

Megaloblastair: vitamine B12- of foliumzuurgebrek

Welke symptomen zijn kenmerkend voor normocytair (normaal MCV: 80-100 fl)? (3)

  1. Beenmergfalen
  2. Nierinsufficiëntie
  3. Chronische ziekte

Welke symptomen zijn kenmerkend voor normocytair (normaal MCV: 80-100 fl)? (3)

  1. Beenmergfalen
  2. Nierinsufficiëntie
  3. Chronische ziekte

Beschrijf de rol van ijzer in het lichaam (5)

  1. Elektronenoverdracht en katalyse tijdens oxidatief metabolisme
  2. DNA-synthese
  3. Detoxificatie in de lever: o.a. cytochroom P450
  4. Synthese van neurotransmitters
  5. Bactericide werking

Wat is er aan de hand bij een patiënt met leukopenie en wat kan de oorzaak zijn (3)

Leukocytengehalte = < 4 x 10^9 /l:
  1. Infecties (aids, sepsis)
  2. Geneesmiddelen
  3. Chemotherapie

Wat zijn de klinische indicaties bij G-CSF? (5)

  1. Neutropenie door chemotherapie of BMTe
  2. Chronische en cyclische neutropenie
  3. AIDS-related neutropenie
  4. Autoimmuun neutropenie
  5. Perifere bloed stamcelmobilisatie

Geef vijf kernmerken van de lymfocyt.

  1. 30-40%
  2. Afweer tegen virussen en tegen tumorcellen
  3. B lymfocyten (eigenlijk plasmacellen produceren antilichamen (immunoglobinen) humorale immuniteit
  4. Natural killer cellen (“primitieve” vorm van afweercellen tov T lymfocyten): killen cellen met non-self, missing self…
  5. T lymfocyten kunnen “zelf” van “vreemd” onderscheiden cellulaire immuniteit
  • Kunnen als cytotoxische CD8+ T lymfocyten= CTL ip. alle cellen (na MHC class1 / intracellulair peptide herkenning) doden.
  • Kunnen als CD4+ helper T lymfocyten zowel antigeen specifieke CTL als B-cellen activeren en laten expanderen en dus afweerreacties stimuleren. Deze helper cellen zijn specifiek in hun ‘hulp’ doordat ze opgevoed zijn door APCs middels via MHC II/ proceste extracellulaire peptiden.

Waaraan kan je een onrijpe granulocyt herkennen?

De kern is staafvormig

Waardoor wordt trombocytose  veroorzaakt?

Trombocyten: > 500 x 10e9/l

Oorzaken:
  1. Reactief
  2. Beenmergziekte (ET) 

Door te geringe aanmaak of te grote afbraak of combinatie ontstaat trombopenie. Hoe herkent je een trombopenie?

  1. purpura, petechiën, hematomen
  2. neus en tandvleesbloedingen, menorrhagieën, hematurie en melaena
  3. intracraniële bloeding

Wat zijn de klinische gevolgen van ijzerstapeling in het hart van een volwassene?

  1. Cardiomyopathie
  2. Hartfalen

Wat zijn de klinische gevolgen van ijzerstapeling in de lever van een volwassene?

  1. Cirrhose
  2. HCC

Wat zijn de klinische gevolgen van ijzerstapeling in de pancreas van een volwassene?

Diabetes mellitus

Wat zijn de klinische gevolgen van ijzerstapeling in de gonaden bij volwassenen?

  1. Hypogonadisme
  2. Onvruchtbaarheid

Bij welke zuurstofdruk is de zuurstofverzadiging ongeveer 95%? (dus 95% van Hb bevat zuurstof)

13 kPa

Wat gebeurd er met het vrij hemoglobine bij hemolyse?

  1. Opgegeten door macrofagen in de milt
  2. Gebonden aan haptoglobine in bloedbaan

Wat gebeurt er met de haemgroep als er hemolyse optreedt?

  1. Ijzer afsplitsing waarvan de ferrintine wordt opgeslagen en langzaam vrijgegeven voor nieuwe systhese
  2. rest haem via de lever uitgescheiden in gal (bilirubine)

Geef vier oorzaken hoe verworven hemolytische anemie kan ontstaan.

  1. Mechanische probleem
  2. Immunologisch probleem
  3. Infectieus
  4. Medicamenteus

Bij aangeboren hemolyse kan er membraan problemen ontstaan. Hoe komt dat?

  • Erfelijke sferocytose
  • Erfelijke elliptocytose

Bij aangeboren hemolyse kunnen twee enzymen een enzymprobleem geven. Om welke enzymen gaat het?

  • Glucose-6-Phosphate Dehydrogenase (G6PD) deficiëntie
  • Pyruvaatkinase deficiëntie

Wat zijn de symptomen bij een acute chest syndrome?

  1. Acuut
  2. Koorts
  3. Respiratoire symptomen
  4. Pulmonaal infiltraat: X-thorax
  5. Thoracale pijnklachten


Vaak gerelateerd aan infectie mn mycoplasma pneumoniae

Mortaliteit: 10 - 20%

Wat is de rol van Hepatische BMP-signalering?

Bemiddelt de transcriptionele respons van hepcidine op ijzervoorraden en wordt gemoduleerd door genproducten die zijn gemuteerd in verschillende erfelijke vormen van hemochromatose

Welke rol hebben de BMP en IL-6 bij hepatische hepcidine-expressie te reguleren bij ontstekeingen?

De BMP- en IL-6-routes werken samen om hepatische hepcidine-expressie te reguleren bij ontstekingen

De leukocyten (witte bloedcellen) zijn de afweercellen van het bloed. Zij helpen infecties te bestrijden. We hebben verschillende typen witte bloedcellen. Welke?

  1. Neutrofiel granulocyt 40-75%
  2. Lymfocyten 20-40%
  3. Monocyten 2-10%
  4. Eosinofiel granulocyt 1-6%
  5. Basofiel granulocyt <1%

Welk immuunsresponsen dragen bij aan de regulatie van hepcidine

Aangeboren immuunresponsen

Wanneer vindt er vermindering van Hepcidine-expressie door de lever plaats?

Als reactie op erytropoëtine-erytropoëse

Hoe kan je een onrijpe granulocyt onderscheiden van een rijpe granulocyt?

Een onrijpe granulocyt heeft een staafvormige kern. Rijpe hebben segmentvormige kern.

Hoe kan de transferrine saturatie stijgen?

  1. Frequente bloedtransfusies
  2. Ineffectieve erythropoiëse

Wat gebeurd er met het ijzer dat niet nodig is voor de hemoglobinesynthese?

Gebonden aan ferritine en opgeslagen in het reticulo-endotheliale systeem

Welke controle onderzoeken moet een SCD patient ondergaan?

  1. TCD onderzoek
  2. KNO onderzoek
  3. oogheelkundig onderzoek
  4. urologische onderzoek
  5. ferritine
  6. MRI lever
  7. leverbioptie

Welke acute complicaties komt bij SCD patient voor?


• Pijn (bot-infacering)
• Infecties en sepsis (gevolg asplenisme; pneumocococcen, hemophilus influenzae en meningococcen)
• Acuut borstsyndroom
• Hartinfarct
• Multi-orgaanfalen
• Aplastische crisis
• Miltsekwestratie

Hoe kan een SCD patient worden behandeld?


Behandeling van acute complicaties
– Analgetica
– Hydratatie
– Oxygenatie

Behandeling van infecties
– (Ruil)transfusies
- Preventie van crises en/of orgaanschade
- Hydra
- Infectie profylaxe
- (Inruil)transfusies
- Stamceltransplantatie
- Andere experimentele therapieën

Waarvan is de ernst van de thalassemie ziekte afhankelijk?

De resterende hoeveelheid normale ketens

Geef zes therapie mogelijkheden voor de behandeling van thalassemie.

1. Foliumzuur
2. Transfusies
3. Ontijzering
4. Hormonale substitutie o.i.
5. Osteoporose behandeling o.i.
6. Allogeen transplanteren

Hoeveel ijzer bevat één bloedeenheid?

200 - 250 mg ijzer

Waartoe leidt veelvuldig toedienen van erytrocytenconcentraten? Bij hoeveel transfusie treedt het op en wat is het gevolg?


IJzeroverbelasting
Toediening: ~ 20 transfusies
Gevolg: ferritine spiegel van ongeveer 1.000 µg/L

Waartoe leidt veelvuldig toedienen van erytrocytenconcentraten? Bij hoeveel transfusie treedt het op en wat is het gevolg?


IJzeroverbelasting
Toediening: ~ 20 transfusies
Gevolg: ferritine spiegel van ongeveer 1.000 µg/L

Aan hoeveel ijzer staat 2 eenheden bloed ongeveer?


Gelijk aan de hoeveelheid normaal geabsorbeerd ijzer / jaar

Geef een oorzaak van een mechanisch probleem dat tot verworven hemolyse leidt.

  1. Vorming van microthrombi bij TTO of HUS
  2. Hemolyse door mechanische klep

Geef voorbeelden waardoor door een immunologisch probleem verworven hemolyse kan ontstaan

  1. Auto-immuun hemolytische anemie (AIHA)
  2. Allo-immuun hemolyse

Hoe kan auto-immuun hemolytische anemie ontstaan?

Getriggerd door:
  1. medicatie
  2. infectie
  3. maligniteiten = kwaadaardig gezwel
  4. auto-immuun ziekte

Hoe kan allo-immuun hemolyse optreden

Incompatible erytrocyten bij transfusie

Hoe treedt extravasculaire hemolyse op?

Via Fc-receptoren voor IgG/IgG3 in de milt

(fagocytose en cytotoxiciteit)

Hoe treedt intravasculaire hemolyse op?

Complement membraan attack complex: C1-9.

Via macrofagen in lever met complement receptoren

Hoe kan aplastische anemie ontstaan?

  1. Medicatie
  2. infectie met parvo-virus

Hoe wordt primair polycythemie veroorzaakt?

Myeloproliferatie syndroom

Welke symptomen krijg je in het geval van polycythemie?

• Trombose en CVA
• Hoofdpijn, duizeligheid
• Vermoeidheid
• Visusstoornissen
• Transpiratie
• Hypertensie
• Rood gezicht

Bij primaire vorm ook:
• Jeuk
• Erythromelalgie

Hoe kan je polycytemie behandelen?

• Oorzaak behandelen
• Ascal
• Cytoreductieve therapie (hydrea, interferon)
• (JAK2 remmers )
• Zo nodig aderlating of erytrocytaferese

Benoem de zes adaptive-verworven bloedcellen (cellulair niveau)


T en B lymfocyten:
  1. CD8 T-cellen
  2. CD4 T-cellen
  3. Regulatory T-cellen
  4. Plasmacellen (B-cellen)
  5. Regulatory B-cellen

Welke organen zijn de secundaire lymphoid organen?

  1. Tonsillen
  2. Lymfeklier
  3. Milt
  4. Peyer's platen in dunne darm en dikke darm


Welke twee cellen hebben adaptieve immuniteit bij de verdediging van de gastheer tegen infectie

B-cel: extracellulaire pathogenen
T-cel: intracellulaire pathogenen 


Hoe maak je 'onbeperkte' receptordiversiteit met
beperkt aantal genen

Somatische herschikking van immunoglobuline-genen die coderen voor variabele en constante regio's


De N-terminale domeinen van de H- en L-ketens worden de variabele regio's (V-regio's) genoemd en de rest van het molecuul wordt de constante regio (C-regio) genoemd.


De aminozuursequentie van het V-gebied varieert van antilichaam tot antilichaam, wat de hoge mate van driedimensionale structurele diversiteit van immunoglobulineketens verklaart. Vanwege deze diversiteit binden antilichamen aan een breed scala aan antigenen.


Hoe maak je 'onbeperkte' receptordiversiteit met
beperkt aantal genen

Somatische herschikking van immunoglobuline-genen die coderen voor variabele en constante regio's


De N-terminale domeinen van de H- en L-ketens worden de variabele regio's (V-regio's) genoemd en de rest van het molecuul wordt de constante regio (C-regio) genoemd.


De aminozuursequentie van het V-gebied varieert van antilichaam tot antilichaam, wat de hoge mate van driedimensionale structurele diversiteit van immunoglobulineketens verklaart. Vanwege deze diversiteit binden antilichamen aan een breed scala aan antigenen.

In 1987 kreeg Susumu Tonegawa de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde 1987. Waarom was dat?

Voor de ontdekking van het genetische principe voor het genereren van antilichaamdiversiteit


Met welk chromosoom waar een beperkt aantal genen, maak je 'onbeperkte' receptordiversiteit voor immunoglobulinen?

Chromosoom 14

Op de afbeelding is een protein epitoop te zien. Wat voor soort epitoop is dit?

Lineair epitoop

Hoe herkent TCR hun antigeen?


De T-celreceptor herkent specifiek peptide
in de context van een MHC-molecuul

De Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde 1996 werd gezamenlijk toegekend aan Peter C. Doherty en Rolf M. Zinkernagel. Waarom krijgen zij deze erkenning?

Voor hun ontdekkingen met betrekking tot de specificiteit van de celgemedieerde immuunafweer

Drie Humaan MHC/HLA class I isotypen zijn zeer polymorf  (diverse allotypes). Welke zijn dat?

HLA-A = 1939
HLA-B = 2577
HLA-C = 1595

Welke HLA-typering is van belang bij weefseltransplantatie?

HLA- typering A, B DR - C en DQ

Voor de antigeen presentatie maakt MCH I en II gebruik van cellen. Welke cellen zijn dat?

MHC I: alle kernhoudende cellen (geen erytrocyten)

MHC II: hematopoëtisch cellen behalve neutrofielen en erytrocyten



Hoe presenteert MHC klasse I de peptide van een intracellulaire antigeen?

  1. Intracellulaire antigeen opgenomen in de cel
  2. Antigeenverwerking tot peptiden in proteasoom
  3. Peptidetransport naar endoplasmatisch reticulum (ER)
  4. Peptidebinding door MHC klasse I
  5. MHC klasse I presenteert peptide op celoppervlak

Hoe presenteert MHC klasse II de peptide van een intracellulaire antigeen? (4 stappen)

  1. Endocytisch blaasje neemt extracellulair antigeen in de cel op
  2. Antigeenverwerking tot peptiden in fagolysosoom
  3. MHC klasse II transport (vesicle van Golgi naar fagolysosoom)
  4. Peptidebinding door MHC klasse II
  5. MHC klasse II presenteert peptide op celoppervlak

Wat is het verschil tussen antigeen herkenning van de B-cel en T-cel?

B cellen (BCR of antistof) kunnen elke structuur herkennen (epitoop op antigen)

T cellen herkennen alleen stukjes eiwit (peptide) in de context van MHC

Beschrijf de T cel- afhankelijke B cel activatie

  1. De Tfh-cel herkent een peptide dat is afgeleid van het antigeen van de B-cel
  2. Naïeve B-cel en Tfh-cel wisselen cytokinen uit die het proces van B-celactivering beginnen


Wat is het voordeel van actieve immunisatie (vaccinatie)?

  1. Opbouw memory
  2. Snellere immuunreactie door memory
  3. Groter affiniteit
  4. IgM --> IgG




B en T cellen


Beschrijf het proces van fagocytose van pathogeen door kortlevende cellen monocyten / neutrofielen

  1. Bacterie wordt gefagocyteerd door neutrofielen
  2. Fagosoom versmelt met azurofiele en specifieke korrels
  3. pH van fagosoom stijgt, antimicrobiële respons wordt geactiveerd en bacterie wordt gedood
  4. pH van fagosoom vermindert fusie met lysosomen waardoor zure hydrolasen de bacterie volledig kunnen afbreken
  5. Neutrofiel sterft door apoptose en wordt gefagocyteerd door macrofaag


Beschrijf het proces van fagocytose van pathogeen door kortlevende cellen monocyten / neutrofielen

  1. Bacterie wordt gefagocyteerd door neutrofielen
  2. Fagosoom versmelt met azurofiele en specifieke korrels
  3. pH van fagosoom stijgt, antimicrobiële respons wordt geactiveerd en bacterie wordt gedood
  4. pH van fagosoom vermindert fusie met lysosomen waardoor zure hydrolasen de bacterie volledig kunnen afbreken
  5. Neutrofiel sterft door apoptose en wordt gefagocyteerd door macrofaag

Op de plaats van infectie scheiden residente macrofagen stoffen af. Welke stoffen zijn dit?

Inflammatoire cytokines:
  1. IL-1 beta
  2. TNF-alpha
  3. IL-6
  4. CXCL8
  5. IL-12

De Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde 2011 werd verdeeld, de ene helft gezamenlijk aan Bruce A. Beutler en Jules A. Hoffmann  en de andere helft aan Ralph M. Steinman. Waarvoor kregen zij deze onderscheiding?

Beutles en Hoffman voor hun ontdekkingen betreffende de activering van aangeboren immuniteit

Steinman voor zijn ontdekking van de dendritische cel en zijn rol in adaptieve immuniteit

Wat is de functie van the Toll like receptor family?

Detectie van microbiële producten binnen en buiten menselijke cellen door verschillende Toll-like receptoren

  • TLR 1, 2 en 4 op plasmamembraan
  • TLR 3 in endosoom


Dendritische cellen transporteren de informatie van plaats van infectie van het immuunsysteem. Hoe doen deze cellen dat?

  1. Dendritische cellen nemen bacteriële antigenen op in de huid en gaan dan naar een drainerend lymfevat
  2. Dendritische cellen met antigeen komen de drainerende lymfeklier binnen waar ze zich vestigen in de T-celgebieden


Twee signalen zijn nodig voor activering van naïeve T-cellen. Welke zijn dat?

De combinatie van een antigeen-specifiek signaal en een co-stimulerend signaal is vereist om een ​​naïeve T-cel te activeren

Signaal 1 = TCR/CD3 complex MHC-peptide

Signaal 2 = CD28, B7 - CD80/86 (co-stimulatie)

Signaal 3 = cytokinen: Th1, Th2, Th17 Treg

Verschillende timing van aangeboren en adaptieve immuniteit

Complement = sec -min
Innate cellen =  min - uren
B en T cellen = dagen - weken

Welke effectorfuncties heeft C3a en C5a van het complementsysteem?

Anafylatoxinen
Chemoattractie
Vasculaire lekkage

Welke effectorfuncties heeft C3b van het complementsysteem?

Opsonisatie en fagocytose


Er zijn pathologische aandoeningen waarbij het complement betrokken is systeem. Complement als therapeutisch doelwit bij welke aandoeningen? En behandelen met?


Infectieziekten
Sepsis
Anafylaxie
Paroxismale nachtelijke hemoglobinurie

Psoriasis
Myasthenia gravis
Systemische lupus erythematodes
Multiple sclerose
Transplantaat afstoting
Kanker
Atypisch hemolytisch uremisch syndroom

Eculizumab of Anti-C5

Beschrijf de infectie route van SARS-Cov-2

  1. Virus komt orale + respiratoire cellen binnen (Spike eiwit hecht aan ACE2 receptor van de cel)
  2. Virus komt epitheel binnen
  3. Virus versmelt met blaasje en zijn RNA wordt vrijgegeven.
  4. Viraal RNA vertaald in eiwitten
  5. Virus assemblage
  6. Virus release

De meeste virale vaccins hebben verzwakt virus gebruikt. Tegen welke virale ziekten zijn deze gericht?

  1. Gele koorts
  2. Mazelen
  3. Bof
  4. Rubella
  5. Polio (verzwakt of dood virus)
  6. Varicella
  7. Waterpokken
  8. Influenza
  9. Rabies

Voor enkele vaccin wordt een subunit eiwit van gebruikt. Tegen welke virale ziektes zijn deze gericht?

  1. Hepatitis A (recombinant hepatitis antigeen)
  2. Hepatitis B (recombinant hepatitis antigeen)
  3. Humaan papillomavirus (virus coat proteïnen)

Wat betekent commensaal (of facultatief)?

  • Niet ziekmakend
  • Onderdeel van ons gezonde microbioom (1,5 kilo)
  • Draagt ieder bij zich als flora (darmflora/huidflora/mond-keel)
  • Concurrentie zorgt voor balans
  • Kunnen opportunistische pathogenen worden (bij immuundeficiëntie)
  • Tegenover obligate pathogenen die een gastheer nodig hebben om te overleven

Waarom is MMB diagnostiek belangrijk?

  1. Voor het stellen van de diagnose en geven van juiste behandeling
  2. Voorkomen overmatig antibiotica-gebruik
  3. Voorkomen van onnodige onderzoeken en behandelingen
  4. Infectiepreventie & verspreiding

Hoe kan antibiotica post-operatief worden gebruikt na het openmaken van de darmen?

Profylactisch: Cefazolin + metronidazol, daarna cefuroxim-metronidazol)

Hoe kan antibiotica worden gebruikt bij  immuungecompromiteerde patiënten

Profylactisch: (na transplantatie/op de IC/medicatie)

Hoe kan antibioctica worden gebruikt bij post-expostie profylaxe?

Profylactisch

Welke soorten therapie is er mogelijk voor het behandelen van een infectieziekte?

  1. Empirisch therapie
  2. Gerichte therapie

Wat is het verschil tussen empirische en gerichte therapie?

Empirisch:
  • Gericht op meest waarschijnlijke verwekkers
  • Breed spectrum
  • In principe voor enkele dagen tot verwekker bekend is

Gericht:
  • Specifieke verwekker o.b.v. kweken
  • Zo “smal” mogelijk spectrum
  • Infectie uitbehandelen

Wat is het voordeel van microscopisch diagnosticeer je een infectie op het lab?

  1. Snel
  2. Empirische therapie mogelijk
  3. Aanwezigheid van witte bloedcellen = leukocyten = infectie

Wat is het nadeel van microscopisch diagnosticeren van een infectie?

  1. Geen identificatie/gevoeligheid
  2. Minder geschikt bij niet steriele materiaal
  3. Geen virus detectie mogelijk

Wat is het nadeel van microscopisch diagnosticeren van een infectie?

  1. Geen identificatie/gevoeligheid
  2. Minder geschikt bij niet steriele materiaal
  3. Geen virus detectie mogelijk

Hoe beoordeel je een cel met behulp van microscopie?

  1. Gram-kleuring: gram-pos of gram-neg
  1. Vorm: staaf of kok
  2. Ligging: groepjes of ketens 


  • Gram-negatieve staaf: darm of urinewegen, zoals E. coli
  • Gram-positieve kok: huid, neus/keel, zoals Staphylococcus aureus of Streptococcus pneumoniae (pneumokok)

Materiaal wordt direct onder de microscoop bekeken. En kan aan de hand van de bewerkingsmethode worden ingedeeld in de volgende groepen:

  • Gram = bacteriën
  • Zuurvast (Ziehl-Neelsen) = tuberculose
  • Blankophor = schimmels
  • Direct preparaat = parasieten (morfologie), evt aanvullende kleuring

Hoe diagnosticeer je een infectie op het lab?

  1. Microscopisch
  2. Kweek
  3. PCR
  4. Serologisch

Wat zijn de voordelen om een infectie met behulp van kweek aan te tonen?

  1. identificatie
  2. gevoeligheid
  3. diverse materialen (bloed/urine/sputum/weefsel/biopt etc)
  4. Bacterien, schimmels en gisten

Wat zijn de nadelen om een infectie met behulp van kweek aan te tonen?

  1. Duurt minimaal 1 dag (trage groeiers / schimmels)
  2. Geen virussen, enkel RIVM/Erasmus
  3. Beperkt bij parasieten

Wat zijn de voordelen voor het diagnosticeren met PCR?

  1. snel (2-4 uur)
  2. zeer gevoelig, ook voor virussen!
  3. weinig materiaal nodig

Wat zijn de nadelen voor het diagnosticeren van een infectie met een PCR test?

  1. Gevoelig voor contaminatie
  2. Test kan mislukken
  3. False positieven (oppikken van niet levend pathogeen)

Wat is het voordeel van het serologisch diagnosticeren van een infectie?

Doorgemaakte infecties is snel in kaart te brengen

Wat is het voordeel van het serologisch diagnosticeren van een infectie?

Doorgemaakte infecties is snel in kaart te brengen

Wat zijn de nadelen van het serologisch diagnosticeren van een infectie ziekte?

  1. aspecifieke reactie
  2. lastige interpretatie,
  3. verschillende antilichamen

Wat is de basis principe van serologie?

  1. Detectie van antilichamen/antigenen in serum
  2. Serologische respons in gastheer

Waar heeft de toename van resistentie buiten het ziekenhuis aan te danken?

 Bio-industrie
 Import door reisgedrag

Geef enkele voorbeelden van Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO)

 Methicilline-resistente S. aureus (MRSA)
 Vancomycine-resistente enterokokken (VRE)
 Extended-specrum beta-lactamase (ESBL) producerende Gram negatieve staven
 Carbapenemase producerende Enterobacteriaceae (CPE)

Hoe verklein je de kans op transmissie?

Handhygiëne:
1. Wassen
2. Gebruik desinfectie alcohol

Welk antibiotica werkt op de celwand van het pathogeen?

  • Beta-lactam antibiotica (penicilline)
  • Vancomycine
  • Daptomycine

Welk antibiotica grijpt in op eiwit-synthese van het pathogeen?

  • Tetracylines
  • Rifampicine
  • Aminoglycosiden

Welke antibiotica grijp in op het DNA van het pathogeen?

  • Chinolonen
  • Sulfonamiden

Belangrijk is dat je onthoudt dat je een bloed(product) nooit combineert met een andere vloeistof dan NaCl 0,9%. Waarom is dat?

De combinatie van een bloedproduct met de volgende stoffen is zeer gevaarlijk:
  • plasmavervangende middelen
  • calciumhoudende infusievloeistoffen
  • glucose 20%
  • vloeistoffen die medicamenten bevatten

Combinatie van deze vloeistoffen met het bloedproduct kan leiden tot klontering.

Welk  Ht (hematocriet heeft een erytrocyten eenheid?

± 0,57 l/l.

Aan de erytrocyten is Saline Adenine Glucose Mannitol ter verdunning toegevoegd. Waarom is dat nodig?

Ter vermindering van de kleverigheid (viscositeit) van de erytrocyten

Wat zijn de richtlijnen bij het toedienen van plasma?

Inloopsnelheid afhankelijk van conditie patiënt:
  • Bij plasma kun je als richtlijn hanteren dat de toediening van één eenheid bij volwassenen ongeveer 20-30 minuten duurt.
  • Dien de eerste 10 min. niet meer dan 20 ml van het product toe (max pompstnad = 120 ml).

Trombocyten worden ook wel bloedplaatjes genoemd. Zij spelen een belangrijke rol in de bloedstolling. Doel van een trombocytentransfusie is dan ook de ontvanger van een voldoende aantal normaal functionerende trombocyten te voorzien zodat bloedingen kunnen worden gestelpt of worden voorkomen. Bij welke patiënten worden trombocyten toegediend?

  • patiënten die een ernstig tekort hebben aan circulerende trombocyten (trombocytopenie)
  • patiënten die functioneel abnormale trombocyten (trombocytopathie) hebben.

Trombcyten bewaar je in PAS. PAS staat voor Platelet Additive Solution en is een bewaarvloeistof voor trombocyten. Het produkt bevat nu maar 20% plasma meer. Waarom is dit gedaan?

De kans op een transfusiereactie op het plasma te verminderen.

Tijdens een bloedtransfusie kunnen er verschillende ongewenste transfusiereacties optreden. Deze kunnen uiteenlopend van ernst en aard zijn. In het algemeen is het zo dat ernstige transfusiereacties korte tijd na het starten van de transfusie optreden.
Gelukkig is de frequentie van ernstige transfusiereacties laag; minder dan 1 per 5000 transfusies. Welke complicaties kunnen ontstaan bij het toedienen van een bloedtransfusie? (11)

  1. Niet hemo;ytische koortsreactie (O)
  2. Acute hemolytische transfusiereactie (E)
  3. Vertraag hemolytische transfusiereactie (M)
  4. Allergische reactie (M)
  5. Anafylactische reactie (E)
  6. Bacteriële besmetting (E)
  7. TRALI (E)
  8. TACO (M-E)
  9. TA GvH disease (E)
  10. Post Transfusie Purpura
  11. Virale / parasitaire besmettingen

Tijdens een bloedtransfusie kunnen er verschillende ongewenste transfusiereacties optreden. Deze kunnen uiteenlopend van ernst en aard zijn. In het algemeen is het zo dat ernstige transfusiereacties korte tijd na het starten van de transfusie optreden.
Gelukkig is de frequentie van ernstige transfusiereacties laag; minder dan 1 per 5000 transfusies. Welke complicaties kunnen ontstaan bij het toedienen van een bloedtransfusie? (11)

  1. Niet hemo;ytische koortsreactie (O)
  2. Acute hemolytische transfusiereactie (E)
  3. Vertraag hemolytische transfusiereactie (M)
  4. Allergische reactie (M)
  5. Anafylactische reactie (E)
  6. Bacteriële besmetting (E)
  7. TRALI (E)
  8. TACO (M-E)
  9. TA GvH disease (E)
  10. Post Transfusie Purpura
  11. Virale / parasitaire besmettingen

Als je de opdracht van de arts krijgt om materiaal naar de KLC unit bloedtransfusie te brengen kan dit bestaan uit? 

  1. Bloedproduct
  2. Afgenomen stol- en EDTAbloed
  3. Gebruikte zak NaCl 0,9% met het gebruikte toedieningssysteem
  4. Ingevulde transfusieverslag
  5. Ingevulde transfusie reactie meldingsformulier.

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij een niet hemolytische koortsreactie?

Symptomen:
Milde koortsreactie. Het kan gepaard gaan met koude rillingen.

Tijdspanne:
De temperatuursverhoging treedt meestal op binnen twee uur na toediening van het bloed(product).

Ernst
Een niet-hemolytische koortsreactie is op zichzelf vrij onschuldig. Belangrijk is wel dat je deze reactie goed onderscheidt van een acute hemolytische transfusiereactie die wel zeer ernstig is.

Oorzaak
Aanwezigheid van antistoffen tegen leucocyten. Meestal aangemaakt doordat de patiënt:
  1. een transfusie heeft gehad
  2. zwangerschap doorgemaakt
  3. pyrogenen (koortsverwekkende stoffen) in het bloedproduct.

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij een Vertraagde hemolytische transfusiereactie?

Symptomen:
Onverklaarde Hb daling, donkere urine, koorts/koude rillingen en icterus

Tijdspanne
Verhoogde afbraak van erytrocyten optredend langer dan 24 uur na een transfusie tot maximaal 28 dagen erna.

Ernst
Minder ernstig dan een acute hemolytische reactie. Dit soort reacties voorkom je in de meeste gevallen niet.

Oorzaak
Antilichamen tegen bepaalde erytrocyten-antigenen (niet ABO):
  • Eerdere transfusie kreeg
  • Zwangerschap doormaakte

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij een Bacteriële besmetting

Symptomen
Symptomen die je bij een bacteriële besmetting kunt waarnemen zijn: koude rillingen, koorts, pijn, braken, diarree, hypotensie en het ontstaan van een (rode) diepe shock.

Tijdspanne
De reactie treedt snel op na toediening van het bloedproduct.

Ernst
De gevolgen van het toedienen van bacterieel besmet bloed kunnen zeer ernstig zijn.

Oorzaak
Groei van bacteriën in het bewaarde en toegediende bloed (met name pseudomonas spp.).

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij een TACO

TACO staat voor Transfusion Associated Circulatory Overload, ofwel volume overbelasting.

Symptomen
TACO gaat gepaard met hoesten, toenemende kortademigheid, verhoogde bloeddruk, oedeemvorming en verhoogde centraal veneuze druk (CVD). Verdere niet-specifieke symptomen zijn hoofdpijn, een strak gevoel op de borst en een droge hoest.

Tijdspanne
1 tot 3 uur

Ernst
Mild tot ernstig. TACO kan levensbedreigend zijn.

Oorzaak
Volume overbelasting.

Het is van belang om TACO en TRALI goed van elkaar te onderscheiden.

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij TA GvH Disease = laat optredende transfusie reacties

Symptomen
Symptomen van TA GvH zijn koorts, huidafwijkingen, diarree, leverfunctiestoornissen, pancytopenie en opportunistische infecties.

Tijdspanne
De symptomen van TA GvH treden 8 tot 28 dagen na transfusie op.

Ernst
TA-GvH disease is een veelal dodelijk verlopend ziektebeeld.

Oorzaak
TA-GvH kan optreden na transfusie van bloedproducten waarin nog vitale T-cellen aanwezig zijn. Deze witte bloedcellen bewerkstelligen een immuunrespons tegen verschillende organen en weefsels.

Wat zijn de symptomen, tijdspanne, ernst en de oorzaak bij een Virale / Parasitaire Besmetting

Besmettelijke infectieziekten kunnen in principe via een bloedtransfusie worden overgedragen. Bekende voorbeelden zijn enkele vormen van hepatitis, aids (HIV), syfilis, toxoplasmose, cytomegalovirus-ziekte, malaria en humane T-cel leukemie. Deze kunnen alleen door transfusie ontstaan als een donor zonder duidelijke klinische tekenen van infectie een eenheid bloed afstaat waarin het besmettelijke micro-organisme ondanks de gebruikelijke screeningstest onopgemerkt is gebleven.

De symptomen kunnen zich pas jaren na transfusie openbaren.

Wat zijn laat optredende transfusie reacties?

Transfusiereacties die pas een aantal dagen na de transfusie kunnen optreden zijn:
  • Transfusion Associated Graft versus Host Disease (TA GvH disease)
  • Post Transfusie Purpura
  • Virale en parasitaire besmetting

Hoe vindt je IgG-mediated hemolysis?

Deze antistoffen spoor je op door het serum van de patient na te kijken m.b.v. testerytrocyten (serum van de patiënt)

Wat houdt een porsitieve indirecte Coombs test?

De patiënt heeft antilichamen tegen (test)erytrocyten

Welke stappen worden er ondernomen bij de Type & Screen stratergie? (3)

  1. De ABO-bloedgroep en RhD-antigeen, zowel van de patiënt als van de donor(en) definitief zijn vastgesteld
  2. Screening op irregulaire erytrocytenantistoffen bij de patiënt (3 cel panel)
  3. Controle van de compatibiliteit van de ABO-bloedgroep van de patiënt en de donor            (onderdeel  uitgifteprocedure)

Wat is het risico bij Type & Screen vs kruisproef?

De kans op het missen van een antistof
T&S:  1: 5500
Kruisproef  1: 10.000

Welke patiënten komen niet in aanmerking voor
Type&Screen-strategie? (5)

 Ontvangers van intra-uteriene transfusies (zowel moeder als pasgeborene)

 Pasgeborenen tot en met de leeftijd van drie maanden

 Patiënten bekend met klinisch belangrijke irregulaire alloantistoffen

 Patiënten die een beenmerg / stamceltransplantatie hebben ondergaan

 Ontvangers van transplantaten van gevasculariseerde organen gedurende drie maanden na transplantatie

Wat is er aan de hand bij patiënten die niet in aanmerking komen voor Type&Screen-strategie?

Patiënten hebben:
- bijzondere antistoffen kunnen krijgen
bv. tegen een paternaal antigeen of tegen bloed in het transplantaat of door leukos in het transplantaat tegen bloed van de ontvanger

- die niet reageren met het 3-cell panel ….

Wat gebeurt er als er buiten verantwoording bloed uitgegeven moet worden?

• Geen tijd om te kruisen of te screenen
• O-erytrocyten
• AB-plasma

• Toch materiaal (van voor de transfusies) opsturen • Kruisproef wordt alsnog verricht, positieve zaknummers terugroepen, zsm compatible doorgeven

Transfusiereacties is afhankelijk van de toegediende componenten. Welke reacties krijgt met bij de toediening van erytrocyten?

Hemolyse

Transfusiereacties is afhankelijk van de toegediende componenten. Welke reacties krijgt met bij de toediening van TROMBOCYTEN? (2)

  1. Koorts
  2. Bacteriële contaminatie

Transfusiereacties is afhankelijk van de toegediende componenten. Welke reacties krijgt met bij de toediening van PLASMA? (2)

  1. Allergie
  2. TRALI

• Patiënte X heeft zojuist een manuele placenta verwijdering ondergaan, met daarbij ongeveer 1500 cc bloedverlies.

• Er zijn twee eenheden erythrocytenoncentraat (EC) aangevraagd door de anesthesist.

• Om 00:50 uur wordt eerste EC aangesloten
• Om 02:30 uur krijgt patiënte een koude rilling op de verkoeverkamer. Het EC hangt nog aan bij de patiënt, maar infuus is wel stopgezet er is ongeveer 150 ml toegediend.    

Kan deze koude rilling een uiting zijn van een transfusiereactie?

Wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn?

De koude rilling kan veroorzaakt worden door:
• Hemolyse: acute hemolytische transfusie reactie • Onbekend: niet-hemolytische transfusiereactie
• Contaminatie product: een post-transfusie bacteriemie/sepsis
• Andere oorzaak van KR/koorts bij de pt

Wat zijn de hemolyse parameters?

Plasmakleur: geel / rood
Urinekleur: donker / rood
LDH 1,5 x bovengrens (H)
Bilirubine (ongeconjugeerd) 1,5 x bovengrens (H)
Haptoglobine < 0,3 mmol/l (H)
Hb geen stijging na transfusie of daling

Wat is de behandeling bij hemolyse?

  1. Vochttoediening dient er op gericht te zijn een urineproductie van minstens 100 ml/uur te verkrijgen (catheter!).
  2. Supportive: bestrijden shock, DIS= diffuse intravasale stolling

 controle van urineproductie, pols, bloeddruk en temperatuur.

Patiënt uit 1952
• vernauwing RCX waarvoor stent plaatsing
• Na de dotterbehandeling (PCI) ontwikkelde patiënt tensiedalingen en een hematoom in de rechter lies
• 22-4 00:05 EC aangesloten
• 22-4 02:00 verschijnselen van:
- jeuk
- huiduitslag
- galbulten
- hoest
- koude rilling 

Bij welke categorie past deze transfusiereactie? En hoe ga je dit behandelen?

Allergische reacties veroorzaakt door antistoffen tegen plasma-eiwitten

Behandeling:
Urticaria of jeuk: dit is in het algemeen geen reden om de bloedtransfusie te beëindigen. De symptomen kunnen bestreden worden met behulp van antihistaminica.

 Anaphylactische shock: staken bloedtransfusie en adequaat behandelen.

 In het geval van anti-IgA antistoffen bij IgA-deficiëntie is bloedtransfusie alleen mogelijk met behulp van erytrocytenconcentraat dat 5 × gewassen is ter verwijdering van plasma-eiwitten of trombocytenconcentraat gesuspendeerd in 100% trombocytenbewaarvloeistof

Voorgeschiedenis:
  • psychose/schizofrenie 2x tentamen suicidi
  • eenmaal met steekwonden in de buik waarvoor 26-8 laparotomie eenmaal sprong van driehoog
  • femurfractuur rechts waarvoor plaatsing van pen Th2 op 27-8
  • Transfusie van 2 EC op 27-08
  • 31-8 relaparotomie
  • 1-9 overplaatsing van ICU naar chirurgische afdeling
  • 1-9 Hb=4,7
  • 12:45 uur wordt 1 EC toegediend
  • 17:30 KR, temperatuurstijging <2°C, kortademigheid, bronchospasme (piepende ademhaling)
  • patiënt wordt overgeplaatst naar ICU

Acute transfusiereacties (< 24 uur):
• TRALI (transfusion-related acute lung injury)
• Volume overbelasting (TACO) 

Oorzaak:
Immuun gemedieerd proces meestal veroorzaakt door HLA en/of granulocyt specifieke antistoffen in bloedproduct.  

Behandeling:
• respiratoire ondersteuning (O2, eventueel mechanische ventilatie met PEEP)
• shock bestrijding
• TRALI is in 85% reversibel, klinische verbetering in het algemeen binnen 48-96 uur.

Hoe bereken je count corrected incerement (CCI) na 1 uur en 24 uur?

Het 1 uurs increment behoort >10, het 24 uurs >7 te zijn.

Geef zeven soorten bloedingen die ontstaan door verstoorde stolling hemostase.

  1. Ecchymosis (blauwe plek)
  2. Hematoma (blauwe plek onder epidermis)
  3. Petechiae (oppervlakkige bloeding huid)
  4. Mucosal bleeding (bloeding slijmvlies)
  5. Hemarthrosis (bloeding gewrichtsholte)
  6. Subconjunctival bleeding (oogwit bloeding)
  7. Muscle hematoma (bloeding met spiergroep)


Bij de vorming van een bloedstolsel zijn geactiveerde trombocyten betrokken. Welke elementen zijn hier nog meer bij betrokken?

  1. Geactiveerde trombocyten
  2. Uncoiled actief VVF
  3. Actieve alphaIIb Beta3

Waaraan bindt het uncoiled actief VWF

Aan actief alphaIIb beta3 receptor op de actief trombocyt

In welke vorm komt von Willebrand factor in het bloed voor?

Coiled, inactief VWF

Welke trombocyten receptoren zijn er?

TXA2R = Thromboxane A2 receptor  bindt aan TXA2

PAR1 = Protease-activated receptor  bindt aan Trombine  

P2Y12 = ADP receptor bindt aan ADP

Wat is adhesie van bloedplaatjes / trombocyten?


Binding van bloedplaatjes aan collageen via glycoproteïnereceptoren op de
bloedplaatjes membraan


  1. glycoproteïne VI (GPVI) en glycoproteïne Ia (GPIa = α2β1) binden aan collageen
  2. von Willebrand-factor (VWF) bindt aan collageen en bij hoge afschuiving
  • VWF bindt aan glycoproteïne Ib (GPIb) receptor 

Wat zijn COX-remmers? Hoe werkt het en geef twee voorbeelden van COX-remmers

  1. Trombocytenaggregatieremmers (TAR) = ANTISTOLLING
  2. minder vorming tromboxaan A2 (grijpt in op activatieroute)

  • Acetylsalicylzuur
  • Carbasalaatcacium

Waartoe leidt te veel vitamine K toediening?

Tot lagere INR die ook langer laag blijft

Waaraan hecht ongefractioneerde heparine (UFH)

Aan anti-throbine

Hindert factor Xa of trombine

Waaraan hecht laag molceuul heparine (LMWH)

  1. Vormt een complex met anti-trobine.
  2. Factor Xa bindt aan complex

Hoe coupeer je DOAC in geval van Xa remmers?

Xa remmers:
  • Antidotum Andexanet alfa recentelijk beschikbaar (alleen bij levensbedreigende bloeding bij rivaroxaban en apixaban, niet bij operaties)

  • Zonodig ondersteunende maatregelen met erytrocyten/plasma

  • Eventueel Cofact (effect onzeker)

Welke testen voor je uit als je de hemostase wilt monitoren?

  • Trombocytentelling (alleen aantal)
  • APTT
  • PT
  • Fibrinogeen

Waar zijn alle stollingstesten gevoelig voor?

Voor verbruik / stollingsfactordeficientie behalve anti-Xa activiteit, die weerspiegelt hoeveel heparine-antitrombine complex er is

Leg  de werking van ACT (activated clotting time) Assay uit

Assay:
• Volbloed, contactactivatie (kaoline, kiezelaarde)
• Meet stolselvorming dmv beweging van een magneetje
• De tijd tot fibrinevorming wordt gemeten in seconden

Welke verschillende streefwaardes worden gehanteerd bij een ACT?

  • Cardiopulmonale bypass 400–800 sec
  • ECMO 180–200 sec

Waar hebben verschillende ACT apparaten inconsistente relatie mee?

Met heparine levels en APTTs

Slechte correlatie tussen ACT en de heparine concentrate is zoals gebruikt bij ECMO

Waar hebben verschillende ACT apparaten inconsistente relatie mee?

Met heparine levels en APTTs

Slechte correlatie tussen ACT en de heparine concentrate is zoals gebruikt bij ECMO

Welke factoren verlengen de APTT? Onafhankelijk van heparine

  1. Hemodilutie
  2. Hypothermie
  3. Hypofibrinogenemie en stollingsfactor deficienties

Welke streefwaarden worden gehandhaafd voor APTT?

Streefwaardes
Grote variatie in reagentia en apparaten waardoor er grote range in streefwaardes voor APTT kan bestaan. Per centrum moet je eigen streefwaarden vaststellen
  • Grofweg bij ECMO 60 tot 80 sec in setting van standaard bloedingsrisico en 40 tot 60 sec bij hoog bloedingsrisico

  • Betere correlatie tussen heparinedosis en APTT dan ACT
  • Maar alleen monitoring APTT kan onvoldoende zijn  

Welke twee factoren beïnvloeden de anti-Xa test (vals verlaagd)?

  1. Hyperbilirubinemie
  2. Vrij hemoglobin

Welke twee factoren beïnvloeden de anti-Xa test (vals verlaagd)?

  1. Hyperbilirubinemie
  2. Vrij hemoglobin

Wat is het voor- en nadeel van anti-factor Xa activiteit meting?

Voordeel: betere correlatie met heparinedosis

Nadeel: geïsoleerd heparine effect; hoe is de hemostase balans?

Wat houdt de TEG en Rotem test in?

Viscoelastische veranderingen die optreden tijdens de stolselvorming in volbloed (citraatbloed)

Waar wordt er naar gekeken bij de TEG/ROTEM test? (4)

  • Snelheid van fibrine polymerisatie
  • Crosslinking van fibrine
  • De overall sterkte van het stolsel
  • Fibrinolyse 

Wat is er aan de hand bij een verlengde APTT en ACT bij lage heparine dosering

Kan teken zijn van overmatige activatie van plaatjes en consumptie van stollingsfactoren door TE WEINIG heparine
  • Hierbij zal ook het trombocyten dalen
  • Hierbij verwacht je ook een verlengde PT


Kan teken zijn van tekort stollingsfactoren bij vitamin K te kort of bij bijvoorbeeld sepsis
  • Hierbij verwacht je ook een verlengde PT

Wat is er aan de hand bij een korte of dalende APTT en ACT bij steeds hogere heparine dosering?

Kan teken zijn van “Heparine resistentie” door laag antitrombine
• Laag antitrombine kan ook weer gevolg zijn van verbruik
• Suppleer eventueel antitrombine in de vorm van plasma (antitrombine concentraat niet echt nodig), streef antitrombine > 50%

Ook hele hoge factor VIII spiegels kan oorzaak zijn van relatief korte APTT ondanks hoge dosis heparine

Wanneer pas je monitoring van de geleide APTT?

• Als patient stabiel
• Als PT (nagenoeg) normaal en stabiel

Wanneer pas je monitoring van de geleide APTT?

• Als patient stabiel
• Als PT (nagenoeg) normaal en stabiel

Wanneer pas je monitoring van de geleide anti-Xa?

• Bij tekenen van verbruikscoagulopathie
• Neonaten aan ECMO meestal alleen op geleide van anti-Xa

Wanneer pas je monitoring van de geleide anti-Xa?

• Bij tekenen van verbruikscoagulopathie
• Neonaten aan ECMO meestal alleen op geleide van anti-Xa

Wat is Heparin Induced Thombocytopenia?


Type I
• Asymptomatische trombocytopenie
• Spontaan herstel, niet immunologisch
• Klinisch niet belangrijk


Type II
• Immunologische bijwerking van heparine
• Antilichaam-gemedieerde bloedplaatjesactivatie


Casus, patiënt 56 jaar
Reden voor toelating
• Mitralisklepvervanging (St. Jude)
• Annuloplastiek van de tricuspidalisklep (MC3-ring)
• CABG (LIMA-MO)
• Pericardectomie
• Onmiddellijke postoperatieve fase ongecompliceerd


>50% afname van het aantal bloedplaatjes na de vierde dag van de heparinetherapie

• Nieuwe trombotische gebeurtenis 5-14 dagen na start van heparine

• Kan optreden vóór manifeste trombocytopenie

• Bij hernieuwde blootstelling aan heparine binnen 1 maand (soms 3 maanden), kan HIT
ontwikkelen binnen 1 dag

• Trombose (veneus>arterieel), huidnecrose, anafylaxie

• Incidentie 0,2-5 procent

Hoe behandel je een HIT?


  1. Stop heparine/LMWH
  2. Start niet-heparine antistolling
  3. GEEN vitamine K-antagonisten (VKA), gecontra-indiceerd
  • Risico op huidnecrose
  • Dien vitamine K toe als VKA heeft al begonnen

Hoe behandel je een HIT?


  1. Stop heparine/LMWH
  2. Start niet-heparine antistolling
  3. GEEN vitamine K-antagonisten (VKA), gecontra-indiceerd
  • Risico op huidnecrose
  • Dien vitamine K toe als VKA heeft al begonnen

Hoe wordt DIC gediagnosticeerd?


  1. Geschiedenis, onderliggende aandoening
  2. Trombocytopenie
  3. Microangiopathische veranderingen
  4. Coagulatietesten:

  • PT verlengd
  • APTT verlengd
  • Fibrinogeen verlaagd
  • D-dimeer verhoogd

Behandeling van D.I.C.?


  1. Hemodynamische ondersteuning
  2. Bloeding = plasma- en trombo tranfusie
  3. In geval van trombose = heparine

Er twee soorten veneuze trombose. Welke zijn dat?


Veneuze trombo-embolie (VTE)
  • Diepe veneuze trombose (DVT)
  • Longembolie (PE)

Samen geïndiceerd als (VTE)


Oppervlakkige trombose (tromboflebitis)

In welke lichaamsdelen/plaatsen kunnen veneuze trombo-embolie zitten? (4)

  1. Benen
  2. Armen
  1. Longen (longembolie)
  2. Buikspier

Welke symptomen heb je in geval van die veneuze trombose? (6)


  1. Rode huid
  2. Warm
  3. Pijnlijke kuit
  4. Zwelling
  5. Glanzende huid
  6. Pijn tijdens het lopen

Wat zie je op de x-ray van een patiënt met verdenking op een longembolie?


acute fase van pulmonale embolie
thoraxfoto normaal


Na een paar dagen
pulmonaal infiltraten (infarct) zichtbaar

Wat zijn de risicofactoren in geval van trombose?
Veneus en arterieel?

Virchow's triade van pathogenese van trombose
Veneuze trombose:
1. Veranderingen in de bloedstroom
2. Veranderingen in de samenstelling van bloed

Arterieel trombose:
2. Veranderingen in de samenstelling van bloed
3. Veranderingen in de vaatwand

Veneuze: 1,2
Arterieel: 2,3

Wat zijn de risicofactoren in geval van trombose?
Veneus en arterieel?

Virchow's triade van pathogenese van trombose
Veneuze trombose:
1. Veranderingen in de bloedstroom
2. Veranderingen in de samenstelling van bloed

Arterieel trombose:
2. Veranderingen in de samenstelling van bloed
3. Veranderingen in de vaatwand

Veneuze: 1,2
Arterieel: 2,3

Er zijn veel genetische en verworven risicofactoren in geval van veneuze trombose. Geef een aantal factoren.


Grote operatie
Thalidomide/lenalidomide Lage TFPI
Prostatectomie
Obesitas Hoge
TAFI
Neurochirurgie
Orale contraconceptie
Hyperhomocysteïnemie
Orthopedische chirurgie
Hormoonvervanging
Bloedgroep non-O
Trauma
Lange vliegreizen
Antitrombinetekort
Immobilisatie
Hypothyreoïdie
Eiwit C-deficiëntie
Levensstijl
PNH
Protein S-deficiëntie
Centraal veneuze katheter
Hoge factor VIII
Factor V Leiden
Gipsverband
Hoge von Willebrand-factor
Protrombine G20210A
Maligniteit
Hoge factor IX
Factor XIII Val34Leu
Chemotherapie
Hoge factor XI Serpinc1 (rs2227589)
Psychotrope geneesmiddelen
Hoge protrombine
GP6 (rs1613662)
Myeloproliferatieve ziekte Lupus-anticoagulans Dysfibrinogenemie

Welke genetische risicofactoren zijn verantwoordelijk voor de veranderingen in bloedsamentelling bij veneuze trombose?

Loss of fuction:
Antithrombin deficiency
Protein C deficiency
Protein S deficiency

Gain of function:
Factor V Leiden
Prothrombin G20210A

ABO blood group (non-O) “G

Wat zijn de voor en nadelen van homestase monitoring van APTT, PT en fibrinogeen?

Voordelen:
  1. zeer goede reproduceerbaarheid
  2. zeer goed kwaliteitscontrole

Nadelen:
  1. alleen plasma, geen trombocyten
  2. lange tijd tot uitslag
  3. geen effect van anticoagulante factoren
  4. geen effect factor XIII
  5. geen fibrinolyse       

Wat zijn Point of care testen (POCT)

Elke analyse die uitgevoerd wordt op de plaats waar ook de klinische beslissingen worden genomen

Wat zijn de consequentie van Point of care testen (POCT)?

  1. “bedside testing”
  2. Uitvoering van laboratoriumbepalingen =
  • buiten het laboratorium
  • door ‘niet-geschoold’ personeel

Wat zijn de PRO's van POCT?

  1. Meestal minder bloedmonster nodig
  2. Geen pre-analytische bewerking van het monster (volbloed bepalingen)
  3. Geen monstertransport naar laboratorium
  4. 24-uur beschikbaar (mits personeel beschikbaar)
  5. Test resultaat snel beschikbaar

Wat zijn de CONS van POCT?

  1. Hoge kosten van apparatuur en reagentia
  2. Slechte kwaliteitscontrole en onvoldoende calibratie
  3. Gebrek aan onderhoud van de apparaten
  4. Geen laboratorium personeel
  5. Slecht data management, geen verbinding met laboratorium informatie systeem
  6. Slechte correlatie met laboratoriumbepalingen

Wat meet je met Tromboelastografie/metrie?

Viscoelastische veranderingen die optreden tijdens de stolselvorming in volbloed:
• Snelheid van fibrine polymerisatie
• De overall sterkte van het stolsel
• Fibrinolyse

Wat is het doel van een Tromboelastografie/metrie meting?

  1. Onderscheid tussen chirurgische bloeding en hemostasestoornis
  2. Bepalen van juiste therapie en monitoren van effect van therapie 

Wat heb je nodig voor een TEG meting?

  1. Torsion wire
  2. Cup
  3. Pin'Heating element
  4. sensor
  5. controller
  6. 36 mL volbloed

Wat heb je nodig voor een ROTEM meting?

  1. Oscillating axis
  2. Spiegel
  3. LED lamp
  4. Detector
  5. Data processor
  6. Cuvet
  7. Temperatuur
  8. Controller

Wat zijn de parameters bij ROTEM?

  1. CT = clotting time
  2. CFT = clot formation time
  3. alpha = alpha-angle
  4. A10 = amplitude 10 min after CT
  5. MCF = maximum clot firmness
  6. LI30 = lysis index 30 min after CT
  7. ML = maximum lysis


Wat zijn de voordelen van het gebruik van TEG en ROTEM? (4)

Voordelen:
  1. volbloed (alle componenten)
  2. point-of-care
  3. snel
  4. informatie over fibrinolyse, factor XIII, sterkte stolsel

Wat zijn de nadelen van TEG en ROTEM? (5)

Nadelen:
  1. geen flow
  2. geen vaatwand/endotheel effecten
  3. vaak buiten laboratorium op OK
  4. kwaliteitsbewaking niet altijd geborgd
  5. standaardisatie lastig     

Wat is ROTEM – clot formation time (CFT)?

CFT Tijd van eerste stolling tot een stolselsterkte van 20 mm

Hoe komt ROTEM - maximum clot firmness (MCF) tot stand?

Samenspel van:
  • trombocyten
  • fibrinogeen
  • stollingsfactoren (ook factor XIII)  


Wat is het verschil tussen EXTEM EN FIBTEM test?

Test zelfde als EXTEM, maar met toevoeging van stof (cytochalasine D) die trombocytenactivatie verhindert.
waardoor er geen fibrinogeen binding aan trombocyten plaats vindt. Daardoor geen meting van trombocyteneffect, maar alleen fibrinestolsel

Differentiëren tussen probleem in trombocyten of fibrinogeen

Wat is het verschil tussen INTEM en HEPTEM test?

Test zelfde als INTEM maar met heparinase dat eventueel effect van heparine neutraliseert.

Een verlengde CT waarde wordt weer normaal als het door heparine komt.

NB: ook PT bevat heparinase, en is dus bij heparine normaal terwijl APTT lang is

Wat is het verschil tussen EXTEM en APTEM?

Test zelfde als EXTEM maar met remmer van fibrinolyse. Detecteert eventuele bijdrage van hyperfibrinolyse

Wat is er aan de hand bij een abnormale MCF  EXTEM/INTEM?

Fibrinevorming, trombocyten, factor deficiëntie

Wat is er aan de hand bij een abnormale MCF FIBTEM?

Lage fibrinogeen concentratie

Wat is er aan de hand bij een abnormale CT EXTEM?

Trombocytopenie (bij normale FIBTEM)

Wat is het doel van ECC coating?

Vergroten hemocompatibiliteit door nabootsing glycocalyx op endotheel bloedvaten

Wondbloed: wat moet je ermee. Retransfusie of werken. Waar is de keuze afhankelijk van?

Volume:
-> klein/medium: CS
-> groot: retransfusie

Oorzaak bloedverlies (acuut vs doorsijpelen)

Tijd (Hoe langer buiten de bloedbaan……)

Benoem zeven eigenschappen van ongefractioneerde heparine (UFH)

  1. Negatief geladen, gesulfateerde glycosaminoglycanen
  2. Met name in longen, darmen en lever
  3. Rijkelijk aanwezig in mestcellen => betrokkenheid bij immuunsysteem
  4. Heterogene mix van moleculen (5.000-30.000 Da)
  5. Co-factor voor antitrombine (AT)
  6. Binding aan AT via specifieke pentasacharide segment (aanwezig bij 1:3 moleculen)
  7. Minimale lengte van 18 sacharide eenheden om aan trombine te kunnen binden

Hoe vindt de klaring en de uitscheiding van heparine plaats?

Klaring door binding aan macrofagen/endotheel (snel, verzadigbaar) of renaal (langzaam, onverzadigbaar)

Beschrijf zeven eigenschappen Heparine resistentie die AT gemedieerd?

  • Verminderde aanmaak (aangeboren versus verminderde leverfunctie)
  • Versnelde eliminatie
  • Nefropathie
  • Toegenomen consumptie
  • Preoperatief gebruik UFH
  • Excessieve stollingsactivatie (DIC, endocarditis, DVT/longembolieën)
  • Mechanische ondersteuning (CPB, VAD, IABP en ECMO)

Beschrijf twee gevolgen van Heparine resistentie die NIET-AT gemedieerd is.

  • Afgenomen biologische beschikbaarheid heparine
  • Binding aan trombocyten en diverse plasmaeiwitten (o.a. PF4, groeifactoren, albumine)

Beschrijf twee gevolgen van Heparine resistentie die NIET-AT gemedieerd is.

  • Afgenomen biologische beschikbaarheid heparine
  • Binding aan trombocyten en diverse plasmaeiwitten (o.a. PF4, groeifactoren, albumine)

Hoe is behandeling bij heparine resistentie?

1) AT suppletie via FFP of AT-concentraat
2) Meer heparine toedienen

Uitkomsten literatuur conflicterend:
 Toename heparine responsiviteit (ACT)
 Minder stollingsactivatie tijdens CPB
 Hoger bloedingsrisico
 Transfusie bloedproducten vergelijkbaar
 Incidentie HR na suppletie 15-21%

Hoe ontstaat een allergische reactie door protamine?

  1. Vrijkomen histamine uit mestcellen
  2. Hypotensie, vasodilatatie

Hoe ontstaat een anafylactische reactie door protamine?

  1. Antiprotamine immunoglobulin E (IgE)
  2. Hypotensie, bronchospasmen

Hoe ontstaat een anafylactoïde reactie door protamine?

  1. Geassocieerd met heparine-protamine complex
  2. Complementactivatie (klassieke route)
  3. Pulmonale vasoconstrictie en bronchoconstrictie

Wat zijn de effecten bij snelle toediening van protamine ten opzichte van langzame toediening (10-15 min)?

Snelle toediening (3 min) versterkt de effecten op de hemodynamiek ten opzichte van langzame toediening (10-15 min)

Hoe meet je heparine concentratie?

De heparine-protamine titration (HPT) test is:
• Geen functionele test
 stolselvorming als surrogaateindpunt

• Niet nauwkeurig
 resolutie van 0.7 IU/mL tussen de testkanalen (gemeten heparine concentratie van 4.1 IU/mL in werkelijkheid tussen 3.7-4.4 IU/mL

=> Goede correlatie met plasma anti-factor-Xa-activiteit (anti-Xa), maar weerspiegelt niet de exacte heparine concentratie in volbloed

Wat geeft de heparine dosis response test (HDR test) weer?

Geeft informatie over:
  1. Individuele gevoeligheid voor heparine
  2. Streef heparine concentratie tijdens ECC
  3. Te berekenen heparine bolus (circulerend volume

Wat zijn de kenmerken bij individueel gestuurd?

  1. Meer heparine
  2. Minder protamine
  3. Minder verstoorde postoperatieve hemostase (bloeding, transfusiebehoefte e.d.) 

Wat zijn de kenmerken bij ACT-gestuurd?

  1. Simpel & goedkoop
  2. Vaste dosis voor heparine & protamine

Wat zijn de valkuilen bij individueel-gestuurd (2)

  1. Niet-lineair verband heparine concentratie & ACT (HDR test)
  2. Berekend bloedvolume ≠ bloedvolume patiënt

Wat zijn de valkuilen bij ACT-gestuurd (2)

  1. Inadequate antistolling?
  2. Overdosis protamine

Voor zijn referentiewaarden voor heparine voor ECC?

  • Heparine bolus => 300-400 IU/kg
  • Heparine in prime 5.000-10.000 IU

Wat zijn de referentiewaarden van heparine tijdens ECC?

  • Additionele heparine 50-100 IU/kg o.b.v.
  • ACT < 400 sec (iedere 30 minuten)
  • Verwachte ECC duur > 120 minuten

Wat is te zien bij een ROTOM meting als je overdosering van protamine wilt meten?

CT verlengd in zowel INTEM als HEPTEM

1.1 Met welke testen wordt de aanwezigheid van heparine aangetoond?

De APTT, PT en de anti-FX-activiteit test worden aangetoond

In welke eenheid wordt controle van orale antistollingstherapie uitgedrukt?

De verlengde stoltijd wordt in seconden uitgedrukt

Wat is het verschil tussen trombocytopenie en trombocytopathie?

Trombocytopenie beschrijft een kwantitatief ziektebeeld. De primaire hemostase werkt niet naar behoren waardoor er in het beenmerg niet voldoende trombocyten kan worden aangemaakt. Deze verstoring in aanmaak kan worden waargenomen bij bestraling, leukemie en medicatietherapie. Autoantistoffen kan ook een oorzaak zijn voor het waarnemen van minder trombocyten. Na behandeling met heparine is het lichaam in staat om antistoffen tegen trombocyten te produceren.

Trombocytopathie beschrijft een erfelijk of verworven kwalitatief ziektebeeld waarbij de trombocyten een stoornis in functie laat zien.

Hoe groot is de kans dat een dochter van een hemofiliepatiënt draagster is van deze aandoening?

Deze aandoening hemofilie komt alleen bij mannen tot uiting komt. De vader geeft het Xh chromosoom door dus de dochter van een hemofiliepatiënt is 100% dragerster van deze aandoening.

Waarom is de bloedingstijd verlengd bij de ziekte van Von Willebrand?

De waarneming van een verlengde bloedingstijd bij de ziekte -van Von Willebrand komt doordat de vW factor nodig is ter stabilisatie van stollingsfactor 8. Een tekort aan vWF gaat gepaard met een tekort aan stollingsfactor 8

Welke screenende stollingstesten zijn afwijkend bij een factor-XIII-deficiëntie?

1. APTT (verlengd)
2. PT (normaal)
3. aPTT (normaal)
4. Mengproef
5. De vWF-activiteit meting

In welke situaties krijgen patiënten trombocytenaggregatieremmer toegediend?

Patiënten die sterk de neiging hebben om trombose te vormen. Bij deze patiënten is het evenwicht in het stollingssysteem verstoort.

Noem vier deficiënties die gepaard gaan met een verhoogde tromboseneiging.

1. Antitrombinedeficiëntie; onvoldoende productie van antitrombine in de lever.
2. Proteïne C- en S-deficiëntie; verstoring natuurlijke antistolling
3. Gen mutatie; Factor V Leiden (APC-resistentie) of Protrombine (verhoogde concentratie)
4. Lupus anticoagulans;

Waarop berust de werking van antifibrinolytica? Wanneer worden deze middelen gebruikt?

De werking van antifibrinolytica berust op de remming van fibrinolyse. Fibrinolyse een proces waarbij het fibrinestolsel wordt afgebroken en opgebruikt. Deze middelen worden gebruikt bij bloedstelping door het vertragen van de fibrinolyse

Is het gebruik van trombolytica kort na een openhartoperatie geïndiceerd?

De toediening van trombolytica is kort na een openhartoperatie is niet noodzakelijk omdat het de kans een ernstige bloeding kan vergroten

MRSA wordt vaak behandeld met vancomycine, wat zijn risico’s bij het gebruik van vancomycine en wat is het werkingsmechanisme van het antibioticum?

Vancomycine is celwand remmer dat alleen actief is tegen Gram-positieve bacteriën.
  1. Bindt  aan D-Ala-D-Ala in peptidoglycaan precursors.
  2. Door binding kan PBP (penicillin binding protein) er niet meer bij waardoor crosslinking niet plaats kan vinden.
  3. De celwand wordt dan niet goed gesynthetiseerd waardoor de bacterie dood zal gaan.


Risico’s:
  1. Nieren en het gehoor kan beschadigen.
  2. Reageren met verschillende andere medicijnen  kan leiden tot verhoogd risico van bijwerkingen (Warfarine)

Een veelvoorkomende antibioticaresistente bacterie is de meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA), beschrijf het resistentiemechanisme

Resistentie bij MRSA wordt voornamelijk veroorzaakt door het mecA-gen.
Het mecA-gen codeert een alternatief penicilline-bindend eiwit, PBP-2a. PBP-2A is minder gevoelig voor beta-lactam antibiotica zoals meticilline en penicilline.
Blootstelling van MRSA aan antibiotica zorgt ervoor dat 4 PBP's met hoge bindingsaffiniteit die normaal aanwezig zijn, inactiveren. PBP-2a, dat een lage affiniteit voor methicilline heeft, neemt echter de functies van deze PBP's over, waardoor de bacteriële cel kan groeien in aanwezigheid van antibiotica

Welk ziekteverwekkers veroorzaken geen urineweginfectie, bloedinfectie en wondinfectie?

schimmels
parasieten
virussen

Antibiotica resistentie is een groeiend probleem, zoek uit hoe antibiotica resistentie ontstaat en wordt verspreid.

Een bacterie wordt resistent door mutaties of door horizontale gen overdracht.
Verschillende mechanismen van resistentie zijn:
· Veranderen permeabiliteit: impermeabel worden van de membraan voor antibiotica door bepaalde mutaties
· Efflux pompen: pompen metabolieten naar buiten maar zijn niet specifiek dus pompen ook antibiotica naar buiten
· Mutatie van target: veranderen van de target waar antibiotica aan bindt, er vindt geen binding meer plaats
· Enzymatische inactivatie: enzymen maken het antibioticum inactief door er een groep aan te hangen

· Afbreken van het antibioticum3

Wat is de meest voorkomende oorzaak van het kristalliseren van HbS?

Abnormale β-globine, kan gemakkelijk polymeriseren. Bij gedeoxygeneerd HbS worden er onoplosbare lange naaldvormige structuren gevormd die vervolgens in de erytrocyt neerslaat

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo