Samenvatting: Bloedcelvorming, Afweer En Laboratoriumtechnieken
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bloedcelvorming, afweer en laboratoriumtechnieken
-
allen
Dit is een preview. Er zijn 149 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 18/04/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de twee categorieën van het afweer en hun hoofdeigenschap?
Innate immuunrespons: snel en aspecifiek.
Adaptieve immuunrespons: traag en specifiek (complex). -
Binnen de innate en adaptieve immuunrespons onderscheiden we nog twee vormen, welke en wat is hun maintarget?
Cellulaire en Humorale immuniteit.
Cellulair ter behoeve van elimineren van intracellulaire infecties. Humoraal voor extracellulaire pathogenen in weefsels. -
Hoe worden moleculen genoemd die door gespecialiseerde B-cellen geproduceerd worden ter behoeve van de humorale immuniteit?
Antistoffen, antilichamen, immunoglobulines. -
B-cellen verzorgen de humorale immuniteit middels antistoffen. Welke cel verzorgt de cellulaire immuniteit en op welke wijze?
B-cellen zorgen middels antistoffen ervoor dat pathogenen die vrij rondzweven in het lichaam onschadelijk gemaakt worden door binding aan hun receptoren. T-cellen pakken cellulaire infecties aan. Cellen die reeds geïnfecteerd zijn door pathogenen. Zo kunnen cytotoxische T-cellen geïnfecteerde cellen doden. Th-cellen stimuleren fagocyten. -
Wat gebeurt er tijdens klonale selectie?
Bij klonale selectie gaan lymfocyten (B en T-cellen) zich profileren en differentiëren, doordat zij in contact gekomen zijn met hun antigeen. Hierdoor wordt de specifieke/adaptieve immuunrespons in gang gezet. -
Benoem de belangrijke verschillen tussen innate en adaptieve immuunrespons.
Innate immuunrespons- codering Receptoren ligt vast in genoom
- niet-klonale immuunrespons
- snelle reactie
- bij iedereen zelfde
- geen geheugen voor specifieke lichaamsvreemde stoffen
- herkent pathogenen in het algemeen
Adaptieve immuunrespons- Receptoren worden uniek gecreëerd en liggen niet vast in het genoom
- klonale immuunrespons
- trage reactie
- toename in soorten door geheugen
- specifieke herinnering voor specifieke antigeen
- codering Receptoren ligt vast in genoom
-
Welke 8 belangrijke celtype komen voor in het bloed?
Leukocyten (=witte bloedcellen)- neutrofiele granulocyten of neutrofielen (40-80%)
- T-/B-lymfocyten (15-50%)
- eosinofiele granulocyten (0-6%)
- basofiele granulocyten (0-2%)
- monocyten (6-10%) (differentieert tot DC en macrofagen)
- NK-cellen (valt samen met B en T onder lymfocyten, maar is aspecifiek/innate)
7. erytrocyten
8. trombocyten (stukjes van megakaryocyt) -
Welke 2 plekken in het lichaam zijn er waar hematopoëtische ontwikkeling plaatsvindt? En welke specifieke cel rijpt in de alternatieve locatie?
In het beenmerg ontwikkelen zich alle bloedcellen, behalve de T-cellen, deze rijpen uit in de thymus. -
Wat is het verschil tussen differentiëren, prolifereren en matureren?
Differentiëren = delen van cellen, waarbij celtype verandert/ontwikkelt (differentieert).
Prolifereren = celdeling, waarbij celtype gelijk blijft, maar alleen het aantal vergroot wordt.
maturatie = uitrijping. -
Waar wordt er prenataal al bloedcellen gevormd? En postnataal?
Al voor de geboorte worden in een embryo bloedcellen gevormd, dit gebeurt in de yolk sac.
Postnataal vindt bloedcelvorming plaats in milt/lever en voornamelijk beenmerg.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden