Samenvatting: Bloedtransfusies Deel 3
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van bloedtransfusies deel 3
-
4 Wie mag aan wie geven
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Schema wie mag plasma geven aan wie.
Zie foto -
Bespreek de transfusie van plasma rekening houdend met rhesusfactor.
Een rhesuspositieve plasmadonor heeft geen antistoffen d in het plasma. Deze donoren mogen zowel hun plasma doneren aan rhesuspositieve als rhesusnegatieve ontvangers. voor de rhesusnegatieve plasmadonor geldt dit in principe ook tenzij de rhesusnegatieve plasmadonor na immunisatie antistoffen d zou aangemaakt hebben. In theorie is dit dus mogelijk. Daarom zal men in de praktijk altijd plasma van rhesusnegatieve donoren toedienen aan rhesusnegatieve ontavngers en plasma van rhesuspositieve donoren aan rhesuspositieve ontvangers . -
Hoe kan het immunisatieproces uitgesloten worden?
Via een kruisproef. -
5 oefening wie mag packed cells geven aan wie
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
Laat hier meer flashcards zien -
Donor A ontvanger A
Een donor met bloedgroep A heeft antigeen A op z'n rode bloedcellen. Deze donor mag packed cells doneren aan een ontvanger met bloedgroep A, want de ontvanger heeft enkel antistof b in het plasma. -
Donor B ontvanger B
Een donor met bloedgroep B heeft antigeen B op z'n rode bloedcellen. Deze donor mag packed cells doneren aan een ontvanger met bloedgroep B, want de ontvanger heeft enkel antistof a in het plasma. -
Donor O ontvanger A
Een donor met bloedgroep O heeft geen antigenen A en/of B op z'n rode bloedcellen. Deze donor mag packed cells doneren aan een ontvanger met bloedgroep A.
Bloedgroep O is universele donor van packed cells. -
Donor O ontvanger B
Een donor met bloedgroep O heeft geen antigenen A en/of B op z'n rode bloedcellen. Deze donor mag packed cells doneren aan een ontvanger met bloedgroep B.
Bloedgroep O is universele donor van packed cells. -
Donor O ontvanger O
Een donor met bloedgroep O heeft geen antigenen A en/of B op z'n rode bloedcellen. Deze donor mag packed cells doneren aan een ontvanger met bloedgroep O.
Bloedgroep O is universele donor van packed cells. -
6 oefening wie mag plasma geven aan wie
Dit is een preview. Er zijn 14 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 6
Laat hier meer flashcards zien -
Donor A ontvanger A
Een donor met bloedgroep A heeft antistoffen b in z'n plasma. Deze donor mag plasma doneren aan een ontvanger met bloedgroep A, want de ontvanger heeft enkel antigeen A op z'n rode bloedcellen. -
Donor A ontvanger B
Een donor met bloedgroep A heeft antistoffen b in z'n plasma. Deze donor mag GEEN plasma doneren aan een ontvanger met bloedgroep B, want de ontvanger heeft antigeen B op z'n rode bloedcellen. Dit zorgt voor agglutinatie met het plasma van de donor.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden