Samenvatting: Bloek Groen

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bloek Groen

  • 1 Kwaliteit

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat houdt safety 1 en safety 2 in?

    Safety 1 = systeem dat zich alleen focust op wat fout gaat in de zorg
    • Op dit moment vooral safety 1
    Safety 2 = systeem dat zich focust op wat goed gaat
  • Hoe is de stand van de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg?

    Door VMS (veiligheidsmanagementsysteem) is het aantal vermijdbare schade gedaald in 2012 en daarna constant gebleven. Huidige werkwijze is Safety 1 -> vooral leren van fouten.

    Enkele problemen
    • verbeterplannen niet op praktijk afgestemd (niet effectief of uitvoerbaar)
    • stijging werkdruk door stress en angst
    • te weinig tijd voor het echte gesprek
    • samen beslissen
    • effectieve communicatie
    • behandeldoelen 
    • dossiervoering

    Mogelijke oplossingen
    • mens als oplossing zien inplaats van als bron voor fouten, focus op wat goed gaat (safety 2)
    • Gebruik maken van videoreflectie, FRAM methode of andere praktische oplossingen voor reflectie      
  • Zet met behulp van 5 elementen van Lippit wat veranderingsmanagement in de zorg complex makt en hoe je daar als 'change agent' op in kunt spelen.

    voor veranderingen heb je 5 elementen nodig

    Visie
    Incentives
    Resources
    Skills
    Plan    

    zonder visie -> verward
    zonder incentives -> verzet
    zonder resources -> frustratie
    zonder skills -> stress/angst
    zonder plan -> valse start 
  • 2 Klacht: Dyspneu

    Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de differentiaal diagnose van dyspneu?

    Pulmonaal
    • Obstructie (probleem luchtwegen)
      • *BLWI
      • laryngitis subglottica (pseudokroep)
      • epiglottitis
      • insectenbeet
      • *bronchitis
      • *astma bronchiale
      • *COPD
      • maligniteit
      • allergie
    • Restrictie (probleem longparenchym)
      • atelectase (corpus alienum, mucusplug)
        • afsluiting luchtweg waardoor deel van de longen geen lucht krijgt en collabeert
      • pneumothorax
      • pneumonie
      • anatomische afwijking 
        • scoliose, bechterew en hoogstaand diafragma
      • longembolie
      • pulmonale hypertensie
    Cardiaal
    • acute myocardinfarct
    • hartritmestoornissen (atriumfibrilleren)
    • harttamponade
    • hartklepafwijking
    • aortadissectie
    • *hartfalen (als gevolg van kleplijden, infarct, cardiomyopathie, ritmestoornissen, tamponade of (myo)pericarditis
    Verminderde ademexcursie
    • skeletafwijkingen
      • ribfractuur
      • contusie thorax
    • huidafwijkingen
      • sclerodermie
    • zwangerschap
    • distensie abdomen (opgezette buik)
      • ileus
      • ascites
      • obesitas
      • vergrote lever/milt
    Overig
    • Zenuwstelsel
      • neuromusculaire aandoeningen
      • medicatie
      • stoornissenademhaling centrum
        • CVA
        • sepsis
        • tumor
    • Zuurstoftransport
      • anemie
      • koolstofmonoxide-intoxicatie
    • Psychiatrie
      • paniekstoornis met *hyperventileren
    • Endocrien 
      • diabetische ketoacidose bij type 1 DM    
    • Risicofactoren
      • alcohol onttrekking
      • drugs onttrekking


    Onderstreept zijn de meest voorkomende aandoening in de huisartsenpraktijk
  • Maak onderscheid tussen levens bedreigende diagnoses van dyspneu en niet-levensbedreigende diagnoses.

    Levensbedreigend
    • longembolie
    • pneumonie
    • myocardinfarct
    • ventrikelfibrilleren
    • atelectase
    • spanningspneumothorax
    • sepsis
    • diabetische ketoacidose 
  • Welke anamnestische gegevens zijn nodig om te differentiëren tussen de verschillende aandoeningen?


    Onderscheid maken tussen acute en chronische dyspnoe
    • Wat wordt bedoeld met benauwdheid?
      • tijdens welke activiteiten treedt het op



    Specifieke kenmerken van de klacht om onderscheid te maken tussen pulmonale, cardiale, neuromusculaire of psychogene oorzaak
    • Sinds wanneer begonnen
    • Acuut of geleidelijk
    • Eerder gehad
    • voorgeschiedenis
    • Optredend op specifieke momenten
    • Hoelang houdt het aan
    • Bijkomende klachten
  • Benoem de bevindingen bij LO die kunnen differentiëren tussen de verschillende aandoeningen


    • Inspectie
      • Hoe oogt de patiënt (kleur, zweet en spraak)
      • Dyspnoe in rust of inspanning (uitkleden, zitten op onderzoeksbank)   
      • gebruik hulpademhalingsspieren
      • ademfrequentie
      • saturatie
    • Percussie
    • Auscultatie
    • Tekenen hartfalen of infectie (temp)
  • 3 Klinische chemie

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de plaats van klinische chemie in de gezondheidszorg?

    Klinische chemie is een vakgebied dat zich bezighoudt met medische labonderzoeken van bloed en andere lichaamsvochten in het kader van preventie, diagnostiek, behandeling en advisering. Onderzoek gebeurt op aanvraag van huisarts of medisch specialist. 
  • Wat zijn de indicaties voor een bloedgasanalyse?

    • sprake respiratoire falen/insufficiëntie
    • een ademfrequentie < 10 of > 30 en/of bij toegenomen ademarbeid 
    • patiënten met dyspnoe
    • een verminderde perifere circulatie
    • brady-of tachypnoe
    • zuurtstofsaturatie < 95%
    • een verhoogde osmolgap (anion gap)
      • balans tussen anionen en kationen verstoord
        • normale aniongap 
          • daling HCO3- dan neemt chloride de plaats in
        • verhoogde aniongap (overproductie zuren, intoxicatie)
          • daling HCO3- dan neemt chloride en andere anionen de plaats in (lactaat, ketonen, nierfalen) 
  • Hoe interpreteer je de uitslagen van een bloedgasanalyse bij een pt met enkelvoudige zuur/base stoornissen?

    *pCO2 en pO2 zijn de opgeloste koolstofdioxide (5%) en zuurstof (1%) in het bloedplasma
    • CO2 komt in het bloed (85%) vooral geconjugeerd voor HCO3- 


    Normale PH = 7,35-7,45
    • lager dan 7,1 of hoger dan 7,6 is levensbedreigend

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart