Samenvatting: Blok 2.2.1. Hormoonhuishouding
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Blok 2.2.1. hormoonhuishouding
-
1 Blok 2.2.1. hormoonhuishouding
Dit is een preview. Er zijn 55 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
In welke 4 stappen kan DMT2 behandeld worden?
1. dieet en lijfstijladviesen
2. metformine
3. metformine + SU-derivaat
4. metformine + SU-derivaat + insuline -
Voor de diagnostiek van het metabool syndroom, moet er worden voldaan aan 3 of meer van de 5 criteria. Waaruit bestaat deze criteria?
- Taille- omtrek/buikomvang (M > 102 cm, V > 88 cm)
- Triglyceriden (>1.7 mmol/L)
- HDL-cholesterol (M <1/03 mmol/L, V <1.29 mmol/L)
- Bloeddruk (>130/85 mmHg)
- Nuchtere plasmaglucosewaarde (>5.6 mmol/L) -
Welke hormonen van de hypothalamus hebben een effect op de eetlust, wat voor effect?
leptine: suppressie van eetlust
ghreline: stimulatie van eetlust -
Welke hormonen van het CZS hebben een effect op de eetlust, wat voor effect?
dopamine en serotonine: remmend -
Wat is de functie van glucokinase (in de lever) en hexokinase (in de andere cellen)?
Het fosforyleert glucose, hierdoor kan het de cel niet meer uit diffunderen. -
Glycogenolyse werkt onder invloed van fosforylase, hoe wordt dit geactiveerd?
Fosforylase is in rust inactief, het wordt geactiveerd door adrenaline of glucagon. Hierdoor wordt cAMP aangemaakt, dat een cascade van reacties teweegbrengt en zo fosforylase activeert. -
Wat voor effect heeft corticotropine (ACTH) op het koolhydraatmetabolisme? Hoe werkt het?
Als er te weinig glucose in het bloed zit, wordt corticotropine uitgescheiden door de adenohypofyse. Corticotropine zorgt dat de bijnierschors glucocorticoïd, bijvoorbeeld cortisol uit gaat scheiden.
Cortisol zorgt ervoor dat er voldoende eiwitten beschikbaar zijn voor de gluconeogenese -
Welke 5 hormonen kunnen vet mobiliseren uit vetweefsel om te gebruiken als energiebron wanneer er geen koolhydraten zijn?
- door een daling van insulineconcentratie
- epinefrine en norepinefrine, worden uitgescheiden door het sympatische activiteit. Ze activeren triglyceride lipase
- corticotropine, ook bij hoge sympatische activiteit. Zorgt voor uitscheiding van glucocorticoïden
- groeihormoon, zelfde effect als corticotropine.
- thyroïdhormoon, zorgt voor snelle mobilisatie van vet bij metabole activiteit -
Welke 6 hormonen spelen een rol bij de regulatie van eiwitmetabolisme? Wat is het effect?
- groeihormoon: verhoging in weefseleiwitten
- insuline: transport aminozuren de zellen in, vermindert eiwitafbraak en verhoogt de beschikbaarheid van glucose voor de cel
- glucocorticoïden: verlagen de meeste weefseleiwitten
- testosteron: verhoogt eiwitafzetting in het lichaam
- oestrogeen: verhoging eiwitafzetting, maar minder dan testosteron
- thyroxine: schildklierhormoon dat de celmetabolisme verhoogt -
Wat voor effect hebben de POMC-neuronen en NPY-AGRP-neuronen op de eetlust?
Ze werken op het paraventriculaire nuclei in de hypothalamus.
POMC: verlaagt de eetlust en verhoogt het energiegebruik
NPY-AGRP: verhoogt de eetlust en verlaagt het energiegebruik
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden