Experimental approaches to understand anxiety
20 belangrijke vragen over Experimental approaches to understand anxiety
Wat is het verschil tussen angst en anxiety?
Anticipatie van potentiële bedreiging en je hebt dus een gevoel van vrees over het mogelijke gevaar (je weet niet wat er komt) --> toekomstgericht.
- Hypervigilantie: het zich bedreigd voelende individu is waakzaam, op zijn hoede, en niets mag aan de aandacht ontsnappen.
- Hyperarousal
- Complexe mix van vermijdende emoties en cognities.
Je reageert op iets specifieks wat duidelijk iets dreigend is. Je richt je aandacht erop.
- Mobilisatie van lichaam en geest --> fight or flight respons
Welke drie componenten delen angst en anxiety en hoe komen deze tot uiting?
- Cognitief/subjectief = het uiten van je gevoel. Angst: "ik ben in gevaar". Anxiety: "ik ben ongerust over hetgeen wat er zou kunnen gebeuren"
- Physiologisch = hetgeen wat er in je lichaam gebeurt. Angst: verhoogde hartslag, zweten. Anxiety: spanning, chronische overarousal
- Gedrag = hoe je je gedraagt. Angst: neiging te ontsnappen en rennen. Anxiety: algemene vermijding
Wat is het verschil tussen geconditioneerde angst en instructed angst?
Bij instructed fear is er alleen gezegd dat er een schok komt bij een blauw blokje (je hebt dus geen schok gevoeld). ==> leidt tot anxiety omdat je de schok nog nooit gevoeld hebt maar dat je weet dat hij wellicht komt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat houdt het cognitieve model van Back in?
Cognitieve schema's = herinneringen van situaties die in relatie staan met de 'zelf' en emoties. Dus in bedreigende situaties ontwikkelen personen een zogeheten gevaarschema die leidt tot een bepaalde manier van info verwerking.
--> je aandacht is voornamelijk gefocust op informatie die congruent is met je schema, dus als je bang bang leidt dit tot een bevestiging van het bestaan van negatieve overtuigingen.
Hoe wordt de visueel zoeken taak gebruikt om de aandachtsbias te meten?
- Er zijn snellere reactietijden bij het detecteren van een bedreigende stimulus tussen neutrale stimuli vergeleken met het detecteren van neutrale stimuli tussen neutrale stimuli. Er zijn langzamere reactietijden bij het detecteren van neutrale stimuli tussen bedreigende stimuli vergeleken met het detecteren van neutrale stimuli tussen neutrale stimuli. De aandacht gaat dus naar de bedreigende stimulus!
- De reactietijd hangt wel af van de hoeveelheid afleidende informatie.
Hoe wordt dmv prospectieve onderzoeken het verband tussen aandachtsbias en angststoornissen onderzocht?
- Een negatieve verwerkingsbias voor het bewustzijn voorspelde cortisol die op stressvolle situaties reageert.
- Er moeten meer grotere onderzoeken gedaan worden.
Hoe wordt dmv experimentele manipulatie het verband tussen aandachtsbias en angststoornissen onderzocht?
Wat houdt het biased attentional direction model in van Williams in?
- RAM is gevoelig voor angst en daarom zullen mensen met veel angst meer aandacht besteden aan bedreiging.
- Dit model focust meer op mensen met angststoornis en angst reactiviteit.
- Bottom-up
Wat houdt het cognitieve-motiverende model van Mogg en Bradley in?
- Dit model legt niet echt nadruk op angst; het is een normaal mechanisme; het geeft verschillen tussen mensen aan. Model legt dus uit waarom sommigen wel of niet angststoornis ontwikkelen. --> meeste bewijs voor
- bottom-up
Wat houdt het zelfregulerend executieve functiemodel (S-REF) van Wells en Matthews in?
Er is namelijk niet genoeg bewijs voor de onbewuste en automatische aandachtsbias. Angst is gelinkt aan negatieve overtuigingen die te maken hebben met executieve controle (zoals zelfkennis)
- Denk aan het transactionele model van Lazarus; mensen beoordelen zelf.
Wat houdt de aandacht controletheorie in van Eysenck et al?
- hij bedacht neurotisisme --> is biologisch --> bij iedereen anders
- Efficiëntie en effectiviteit; prefrontale kwab inhibeert amygdala door cortisol; door angst wordt inhibitievermogen in executieve functie verminderd; angst versterkt het verschuiven van de taak (stimulus-gedreven).
- Eysenck bedacht dat neuroticisme iets biologisch is. Hij zegt dus dat niet elke amygdala even ‘hard’ vuurt als de ander.
Hoe werkt fear conditionering en op welke drie manieren kan dit worden gemeten?
- Verbaal niveau: Er wordt gevraagd naar de angst van de US die deelnemers verwachten
- Psychofysiologisch niveau: Huidgeleiding (zweet), schrikreflex (knipperen), hartslag en pupil verwijding
- Gedragsniveau: vermijdingsgedrag onderzoeken dmv toetsen indrukken, visuele bevrijding etc.
Hoe wordt face validity gebruikt bij fear conditionering?
- Meestal gebruikten fear conditioning onderzoeken simpele stimuli, maar tegenwoordig worden er ook complexere, multisensorische stimuli gebruikt om de realiteit na te bootsen.
- Er moet nog onderzocht worden of complexere stimuli klinische anxiety beter vertalen.
- De face validiteit van het model is voldoende.
Hoe is constructvaliditeit gekoppeld aan fear conditionering en stoornissen?
Ja --> Uit onderzoek blijkt dat patiënten met een angststoornis en mensen/dieren die geconditioneerd zijn dezelfde circuits hebben in de hersenen. De amygdala en de hippocampus spelen hierbij een belangrijke rol.
Wel het meeste kritiek op deze vorm van validiteit, kan komen door verschillen in context en persoonlijkheid.
Wat zijn de punten van kritiek op het model van Pavlov? (klassieke conditionering --> fear)
- CS-US gebeurtenis wordt niet herinnerd door generalisatie en higher-order-conditionering.
- Niet iedereen die trauma heeft gehad krijgt stoornis (maar 10-30%); persoonlijkheidskenmerken (intolerance of uncertainty).
- Leermechanismen zijn complexer dan gewone simpele CS, US, CR associaties;
- Generalisatie; angstrespons op soortgelijke stimuli; je kan dus bang zijn voor stimuli waarvoor je niet geconditioneerd bent = kritiek op Pavlov.
- Context conditonering: geen specifieke CS-US associatie.
- Inhibitie conditionering: Iemand met rijfobie is bang voor snelweg (A), maar voelt zich minder angstig als iemand naast hem zit (AB). Leermechanismen zijn dus complexer. Die persoon die naast je zit inhibeert dus angstreactie.
Welke dingen hebben invloed op het ontwikkelen van een angststoornis? (die angst kunnen matigen)
- Biologische gevoeligheden: serotonine is geassocieerd met angst-kenmerken en stressvolle gebeurtenissen
- Persoonlijkheidskenmerken: Hoge intolerantie of onzekerheid hebben meer angst (in dubbelzinnige situaties)
- Context bij conditionering: Als iemand fijne ervaringen heeft met CS kan dit de Cr afzwakken (latente inhibitie), gevoel van controle over US en een heftige paniekaanval na milde paniek in een lift kan de angst voor liften vergroten, ook al was die heftige paniekaanval niet in de lift (US-inflatie)
- Inhiberen: Iemand met een rijfobie is bang voor de snelweg (A), maar voelt zich veilig als er iemand naast hem zit (AB).
Hoe is voorspellende validiteit gekoppeld aan fear conditionering en stoornissen?
- Spontaan herstel: angst kan terugkomen na een tijdsinterval.
- (Context)vernieuwing: angst kan terugkomen in een andere context, daarom worden patiënten vaak geholpen in meerdere contexten.
- Reinstatement: angst kan terugkomen door een onaangekondigde US na extinctie.
Wat is extinctie leren en hoe wordt het gebruikt bij het verminderen van angststoornissen?
- Bij mensen met een angststoornis is dit extinctie-leren vaak verslechterd en er is dus een minder goede angstinhibitie en meer angstgeneralisatie. Het doel is om deze generalisatie in te perken.
Wat zijn de verschillen tussen procedurele strategieën en flanking strategieën bij extinctietraining?
Flanking strategieën = Gebeuren voor of na de training. Ze zorgen ervoor dat er condities zijn die het leren tijdens de extinctie stimuleren. Vb: herhalen na training, slaap na training, positieve stemming opwekken voor training, bewegen voor training, blootstelling aan nieuwe context kort voor of na de training.
Wat zijn limitaties van de procedurele en flanking procedures?
- Er zijn maar weinig onderzoeken gedaan naar de strategieën. Er moeten meerdere controles/testen zijn per strategie.
- Laboratoriumprocedures moeten gerepliceerd worden voor ecologische validiteit.
- Er moet gekeken worden naar veranderingen in avoidance, aangezien dat een hoofdkenmerk is van alle anxiety stoornissen.
- De strategieën moeten geëvalueerd worden in een bredere context van (cognitieve)gedragsbehandelingen.
- De strategieën moeten aangepast worden aan de individuele cliënt voor een optimale balans tussen therapietrouw en extinctie-leren.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden