Panic disorder
20 belangrijke vragen over Panic disorder
Wat representeert het causale modelling framework van Morton en Frith?
- Je kan hiermee verschillende theorieën voor een paniekstoornis vergelijken omdat deze theorieën precies over die onderwerpen gaan.
Hoe werkt de gegeneraliseerde psychodynamische theorie met het bijbehorende anxiety neurosis?
- Biologisch: lage threshold voor anxiety
- Cognitief: alledaagse life events leiden tot (1) instinctieve wensen, (2) onderliggende conflicten en (3) anxiety neurosis. 1 en 2 zorgen ervoor dat je situaties gaat beoordelen als gevaarlijk en 3 leidt tot anxiety. Ook acute stressoren leiden tot de voorstelling van bedreigende situaties en anxiety.
- Gedrag: paniekaanval om de anxiety te verlagen
Welke cognitieve hypothesen zijn er over Paniek Stoornissen?
- Samengestelde cognitieve theorie (SCT) --> belangrijk!
- Theorie van Clark !
- Theorie van Bandura
- Theorie van Beck
- Theorie van Casey
- Overige theorieën
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat houdt Bandura's theorie in wat betreft PS?
- Als je dus een lage zelfeffectiviteit hebt dan zal je dus eerder gevaar en bedreiging voelen.
Verschil met Clark:
Aangeleerde bedreiging wordt vervangen door lage zelfeffectiviteit en geen interne triggers.
DUS: externe trigger --> waarnemen bedreiging adhv zelfeffectiviteit --> beoordelen --> lichamelijke reactie --> interpreteren van gevoel als een ramp --> weer waarnemen bedreiging etc etc.
Wat houdt Becks theorie in wat betreft PS?
- Perceptie van de waarschijnlijkheid van gevaar
- Het individuele niveau van coping vermogens
- Reddingsfactoren
Wat houdt de theorie van Casey in wat betreft PS?
De zelfeffectiviteit wordt beïnvloedt door positieve cognities (die op een goede manier bijdragen aan paniekstoornis). Dus stijging zelfeffectiviteit door positieve cognities --> lage arousal --> remming rampzalige misinterpretaties.
Wat stelt McNally et al. Over PS?
- Als AS hoog is ben je gevoeliger van paniekaanvallen en er is dus (door eerdere paniekaanvallen) aangeleerde bedreiging. Door positieve biases kan je AS verlagen.
Samen met Clark hier het meeste bewijs voor.
Wat is de samengestelde cognitieve theorie? (SCT)
- lagere zelfeffectiviteit door vroege hechtingsproblemen (Bowlby)
- Hoge AS door genetische aanleg of hechtingsproblemen
- Aangeleerde bedreiging door een vroege, kritische gebeurtenis. (Learned threat)
Drie benaderingen:
- zijn de constructen (hechting, AS en ZE) valide?
- Worden sommige constructen veroorzaakt door andere constructen?
- Worden ze alleen gezien (dus drie dimensies) of corresponderen ze met andere constructen.
Welke biologische hypothesen zijn er over PS?
- Neuro-anatomische theorieën - Gorman
- Theorie van Klein
Wat stelt de neuro-anatomische hypothese van Gorman? (biologie)
Wat stelde Gorman et al. Over paniekstoornissen?
Door de hippocampus onthouden mensen met een paniekstoornis eerdere bevreesde situaties en de hippocampus is gelinkt aan de amygdala waardoor een herhaling van de context leidt tot de activatie van een angstnetwerk.
- Paniek is erfelijk, paniekstoornis niet
- Risicofactoren: hechtingsproblemen, trauma in kindertijd en scheidingsangst
Wat houdt de suffocation false alarm theory (SFA) van Klein in wat betreft PS?
- Als je een lagere suffocatiealarm-drempelwaarde hebt dan zijn ademhalingsproblemen hoofdvoorspellers van paniekaanvallen. Maar eigenlijk is de angst om dood te gaan een nog betere voorspeller
- Scheidingsangst en plotseling verlies zijn antecedenten van paniekstoornis. Scheidingsangst zorgt ervoor dat de suffocatiealarm-drempelwaarde wordt verminderd.
Wat is de kritiek op de psychodynamische theorie over PS?
Wat is de kritiek op de biologische theorie over PS?
Hoe komt het bedreigingsimminent model tot uiting bij een paniekstoornis? (TIM)
- Potentiële gevaarlijke context (pre-encounter): je bent alleen in een shopping mall
- Anxious apprehension (post-encounter): lichamelijke symptomen, toenemen selectieve aandacht, startle response en bevriezen --> geconditioneerd. Dit kan fase 3 triggeren
- Acute paniek (circa-strike): actief verdedigend gedrag en ontsnappingsgedrag --> ongeconditioneerd
Welke vier feiten horen bij de evaluatie van het bedreigingsimminent model?
- Fase twee is schrikreflex en fase 3 in schrikinhibitie
- het verwerken van externe sensorische cues neemt af tijdens fase 3 om de ontsnappingsreactie makkelijker te maken
- hoe erger de cognitieve en lichamelijke symptomen bij een paniekaanval, hoe waarschijnlijker het ontwikkelen van een paniekstoornis is
- de anxious apprehension wordt geconditioneerd door milde lichamelijke symptomen
- sprake van een threat expectancy bias = mensen met panic disorder verwachten meer bedreiging
Welke neurale netwerken zijn betrokken bij anxious apprehension van milde lichamelijke symptomen?
- CCK4 (injectie) veroorzaakt panieksymptomen
- mensen met een hoge AS hebben intensere angstsymptomen en sterkere schrikreflexen tijdens de anticipatie van hyperventilatie dan de mensen met lage AS. Dorsaal meer geactiveerd
Welke behandelingen zijn er voor paniekstoornissen (en agorafobie)?
- Antidepressiva en psychotherapie (CBT)
- interoceptieve exposure
- In vivo exposure
- Paniekcontrolebehandeling (PCT)
- Cognitieve therapie
Wat zijn de uitkomsten van de behandelingen voor paniekstoornissen?
- CBT in combi met cognitieve herstructurering en exposure elementen is effectief maar CBT alleen nog meer.
- Medicatie in combi met CBT is het minst effectief
- In vivo exposure voor agorafobie: 60%-70% van mensen met agorafobie lieten verbeteringen zien na 6 maanden door in vivo exposure therapie.
- zowel PCT met als PCT zonder ademhalingsoefeningen zorgden voor significante verbeteringen. Toevoeging van interoceptieve exposure zorgde voor minder paniek en minder algemene beperkingen
Wat zijn tekortkomingen van exposure therapie bij paniekstoornissen?
- Perceptie van de cliënt dat interoceptieve exposure niet effectief is: het voelt niet als echte paniek of de omgeving van de sessie is geen goede replicatie.
- Sessielengte: moet lang genoeg zijn
- weerstand en behandelingsvermijding
- te gretige therapeut of cliënt
- Nieuwe therapeuten
- Farmacotherapie
- Acceptatie van psychologische factoren
- De ultieme 'wat als'
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden