Gender differences in the workplace

16 belangrijke vragen over Gender differences in the workplace

Wat is de glass ceiling effect?

Discriminatie tegen vrouwen (en minderheden).
Wanneer vrouwen ondergerepresenteerd zijn in managementposities en vaak vastzitten op midden managementniveaus, vooral in seniore managementposities. Mannen gaan sneller, verder en met meer compensatie vooruit.

Wat is het doel van het onderzoek van de Pater?

Hij maakt onderscheid tussen contextuele en individuele determinanten. Om zo de Glass veilig effect te verklaren.
Contextuele determinanten:
  • Mogelijkhedenstructuren
  • Sociale structuren
  • Interpersoonlijke context
  • Promotieprocessen


Individuele determinanten:
  • Eigenschappen
  • Familiestatus
  • Menselijk kapitaal

Wat zijn mogelijkhedenstructuren? (contextuele determinant)

Zoals organisatiegrootte, promotieladders, organisatorische groei, beroepssoort, leiding VS werknemer banen en functiegebieden. Er zijn wel veel inconsistente resultaten gevonden. De beroepssoort is een belangrijke determinant van het geslachtsverschil in carrièresucces, want mannen en vrouwen kiezen verschillende industrieën, beroepen en banen. Sommige beroepen betalen meer dan andere en hebben vaak meer mannen, terwijl vrouwen vaak werken in vrouw-gedomineerde banen die gewoonlijk ondergemiddelde loon hebben en minder progressiemogelijkheden.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn sociale structuren?  (contextuele determinant)

MEEST CONSISTENT. Als mannen continue over-gerepresenteerd blijven in hoge hiërarchieniveaus, zullen geslachtscompositie en geslachtsproportie bijdragen aan de geslachtsverschillen in carrièresucces. De sociale structuurvariabelen zijn:
  • Geslachtscompositie van organisatiehiërarchie: banen met een hoog percentage vrouwen betalen minder dan banen met een laag percentage vrouwen. Mannelijke bestuurlijke hiërarchieën verminderen de vrouwelijke bestuurlijke vooruitgang, terwijl hiërarchieën die vrouwen omvatten de daaropvolgende representatie van vrouwen in management vergroten.
  • Vrouwenproportie van ondergeschikten: is positief gerelateerd aan het aantal vrouwen in managementposities.
  • Demografische gelijkheid: er zijn inconsistente resultaten voor de relatie tussen demografische gelijkheid en carrièresucces.

Wat zijn promotieprocessen? (contextuele determinant)

Kunnen carrièrevooruitgang verbeteren of belemmeren:
  • Promotiesnelheid (velocity): beginnen op een hoger bestuursniveau en gepromoot worden leidt tot meer promoties en hogere bestuursniveaus. Vrouwen beginnen op lagere bestuursniveaus waardoor de promotiemogelijkheden belemmerd worden.
  • Discriminatie: een mogelijke verklaring dat vrouwen vaak niet worden gepromoot kan komen door stereotypen en discriminatie, echter is onderzoek hiernaar schaars en inconsistent.

Wat wordt bedoelt met eigenschappen bij individuele determinanten?

Gerelateerd aan carrièresucces zijn ambitie, masculiniteit, proactieve persoonlijkheid, extraversie, emotionele stabiliteit en zelfmonitoring. Vrouwen in bestuurlijke rollen hebben dezelfde ambities en waarden, maar andere persoonlijkheidseigenschappen dan mannen om zich naar de top te werken. Zogenaamde lagere vaardigheden, vermogens en motivaties van vrouwen zijn GEENI verklaringen voor hun langzamere carrièreprogressie

Wat wordt bedoelt met familiestatus bij individuele determinanten?

Er zijn tegenstrijdige resultaten. Alleenstaande managers hebben minder carrièresucces dan getrouwde managers. Het hebben van kinderen is niet gerelateerd aan promotieniveau, bestuursniveau en salaris. Er is gevonden dat het hebben van een gezin een negatieve impact heeft op de carrières van vrouwen en een positieve impact op die van mannen. Er werd later ook gevonden dat familiestatus niet van belang is voor carrièresucces

Wat is het doel van het artikel van Browne?

Dit artikel onderzoekt bewijs dat geëvolueerde geslachtsverschillen een groot deel van de beroepssegregatie kunnen verklaren.
Theorie van werkaanpassing werd lang aangenomen die stelt dat mensen succesvol zijn bij banen waarbij ze de vaardigheden en vermogens hebben om tevredenheid te bereiken. Een optimale match vereist correspondenties tussen:
  • Iemands vermogens en de beroepseisen.
  • Iemands waarden en interesses en de beroepsbeloningen.

Hoe scoren mannen en vrouwen op het RIASEC model?

Mannen scoren van het RIASEC-model hoger op Realistisch, Investigative en Enterprising, en vrouwen hoger op Artistiek en Sociaal. Bij Conventioneel zijn er gemiddelde geslachtsverschillen gevonden. Vrouwen zitten ook meer aan het ‘mensen’ einde en mannen meer aan het eind van ‘ideeën, data en dingen’. De geslachten verschillen ook in risicogedrag/avontuurlijke persoonsstijlen.

  • Relatie tussen beroepsvoorkeur en -verdeling: er zijn relatief weinig vrouwen in wetenschappelijke en arbeidersberoepen (blue-collar occupations).

Hoe zit het met vrouwen in de wetenschap en technologie?

  • De mindere representatie van vrouwen in wetenschappelijke velden is niet uniform, want er is veel verschil per sub-veld. Hoe ‘zachter’ het veld, hoe meer vrouwen. Zo zijn er weinig vrouwen in economie, maar juist heel veel in antropologie en sociologie.
  • De theorie van werkaanpassing (Browne) voorspelde dit, want de velden met weinig vrouwen hebben de laagste sociale dimensies en de velden met veel vrouwen juist hoge sociale dimensies. Vrouwen vermijden velden met wiskundige en ruimtelijke eisen. Een exclusieve focus op iemands cognitieve vermogens geeft geen accurate voorspellingen van beroepsinteresses, doorzettingsvermogen en succes.

Hoe zit het met vrouwen in arbeidersberoepen?

  • Er zijn weinig vrouwen in arbeidersberoepen, die overeenkomen met Realistisch van het RIASEC-model. Veel van de arbeidersberoepen vereisen ook mechanisch vermogen en interesse, en daar zijn geslachtsverschillen in gevonden zoals net is benoemd.
  • Fysieke kracht is ook belangrijk in dit soort beroepen, en vrouwen hebben dat veel minder dan mannen.
  • Er zijn ook minder vrouwen omdat vrouwen meer voorkeur hebben voor veilige en schone werkomgevingen, flexibele uren en sociaal contact. Die dingen zijn er vaak niet in arbeidersberoepen, en soms zijn ze zelfs gevaarlijk. Hoe meer vrouwen in een beroep, hoe minder gevaarlijke en onplezierige werkcondities.

Welke twee verklaringen geeft Browne over geslachtsverschillen?

Er zijn 2 verschillende verklaringen voor de (feitelijke) geslachtsverschillen:
  1. Puur sociaal: de observeerbare geslachtsverschillen komen door maatschappelijke conditionering waardoor het gedrag van mannen en vrouwen in voorbedachte richtingen is uitgehold. De menselijke geest is seksueel monomorf en de verschillen komen volledig door cultuur en absoluut niet door biologie.
  2. Sociaal en biologisch: de menselijke geest is dimorf door de evolutie. Zowel biologie als cultuur speelt een belangrijke rol.

  • Geslachtshormonen zijn bewijs voor biologische factoren. Vooral mannelijke androgenen leiden tot fysieke seksuele dimorfisme in grootte, sterkte, lichaamshaar, lichaamsvet en genitaliën.

Wat is de sociologische verklaring voor geslachtsverschillen?

De puur sociale kijk wordt verworpen om meerdere redenen:

  • je identificeert je eigen geslacht vaak waardoor je daarvoor kiest (speelgoed)
  • Geslachtsverschillen zijn universeel en kan cross-culturele patronen niet verklaren.
  • verschillen in kinderen zelf
--> het zijn vaak niet de sociale obstakels die verschillen verklaren maar meer de negatieve reacties op wetenschap.
Daarom kwamen Eagly & Wood met de biosociale benadering. Deze wordt in een ander kaartje uitgelicht. MAAR: deze theorie verklaart sommige fundamentele kwesties niet.

Wat is de conclusie van het artikel van Brown over de sociale en biosociale benadering wat betreft geslachtsverschillen?

Ons brein is seksueel dimorf. Geëvolueerde voorkeuren en gedragsmatige disposities, beïnvloed door sociale factoren, zorgen ervoor dat mannen en vrouwen andere carrières hebben. Vaak zijn er verschillen in mogelijkheden en interesses. Er moet rekening gehouden worden met sociale barrières, maar dat een vrouw een bepaalde baan niet kiest hoeft niet per se te komen door de mogelijke aanwezigheid van zo’n sociale barrière.

Waar gaat het artikel van Ellemers over?

Dit artikel kijkt hoe geslachtsstereotypen bijdragen aan de ontwikkeling en vereeuwiging van de geslachtsverschillen doordat mensen mannen en vrouwen anders behandelen.
Door iemands geslacht ontstaat vaak al een bepaald beeld van iemand zonder dat we informatie hebben over die persoon. Gendercategorisaties worden dus meteen gedetecteerd, zijn chronisch opvallend, relatief gefixeerd en makkelijk gepolariseerd.

Wat is de illusie van meritocratie?

Een motiverend mechanisme ==> We geloven nog steeds dat de geslachtsverschillen in sociale rollen een resultaat zijn van individuele verschillen in voorkeuren en vermogens of weerspiegelingen zijn van biologische verschillen. Deze illusie van meritocratie is zo sterk dat het ons weerhoudt om bewijs te zoeken dat de verschillen komen door geslachtsstereotypen. Dit maskeert de mogelijkheid dat leden van verschillende groepen niet gelijk behandeld worden en het ontmoedigt pogingen om die ongelijkheid op te lossen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo