OWG Afwijkende liggingen & Tweelingen
41 belangrijke vragen over OWG Afwijkende liggingen & Tweelingen
Van waar tot waar gaat suboccititobregmatica? En welke ligging hoort hierbij?
(achterhoofdsligging met maximale flexie)
Van waar tot waar gaat subocctipitofrontalis? En welke ligging hoort hierbij?
(gewone achterhoofdligging)
Van waar tot waar gaat frontoocipitalis ? En welke ligging hoort hierbij?
(kruinligging)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Van waar tot waar gaat mentoocipitalis? En welke ligging hoort hierbij?
(voorhoofdsligging)
Van waar tot waar gaat submentobregmatica?
En welke ligging hoort hierbij?
(aangezichtsligging)
Wat is de volgorde van boven naar beneden van het bekken?
- Bekken ingang
- bekken wijde
- bekken engte
- bekken uitgang
Door welke 3 factoren komt een inwendige spildraai tot stand?
- De vorm van het baringskanaal: vanaf Hodge 3 buigt het baringskanaal 90 graden naar voren.
- De buigbaarheid van het hoofd ten opzichte van de romp: bij een flexieligging zal het hoofd indaling verder flecteren (en bij een deflexieligging verder deflecteren)
- De excentrische pool: door de weeën draait de excentrische pool bij passage van de bocht in het baringskanaal naar voren
Wat is een verscherpt mechanisme en wanneer treedt een achterhoofdsligging met een verscherpt mechanisme op?
- Het hoofd is maximaal geflecteerd en de kleine fontanel (diepste punt) staat in de bekkenas. Er is dan geen excentrische pool, waardoor spildraai soms later optreedt.
- Bij een discrepantie tussen hoofd en bekken
Hoe verloopt de spildraai bij een Aaa?
- Het achterhoofd spildraait 135 graden naar voren -> Aav
- Het achterhoofd spildraait 45 graden naar achter -> Aaa
Noem kenmerken Kaa (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt)
- Ligging - hoofdligging
- Voorliggend deel - deel van het hoofd dicht bij de grote fontanel ligt
- Houding - positie tussen flexie- en deflexie ligging
- Aanwijspunt - /
- Excentrische pool - /
- Distantia - frontooccipitalis (12) en bitemporale (8-8,5)
- Draaipunt - Glabella
Wat voel je bij een VT bij een kruinligging?
Bij volkomen ontsluiting zijn, afhankelijk van de indaling, soms ook de kleine fontanel en de oogkasranden te voelen.
Bij een Kaa en Aaa is er een grotere kans op perineumrupturen in vergelijking tot Aav omdat:
- Grotere distantia (frontooccipitalis 12 cm) i.p.v. (suboccipitofrontalis 10 cm) bij Aav
- Hoofd daalt tot aan glabella rechtdoor in, voordat er draaiing om de symfyse plaatsvindt
- Achterhoofd is breder dan voorhoofd
- Vorm van voorhoofd past minder goed om arcus pubis dan de nek.
Bij welke liggingen kunnen de ontsluitings- en uitdrijvingsduur verlengd zijn?
- Kruinligging
- Achterhoofdsligging achterhoofd achter
Noem kenmerken Vkv (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt)
- Ligging - hoofdligging
- Voorliggend deel - voorhoofd
- Houding - een (matige) deflexieligging
- Aanwijspunt - kin
- Excentrische pool - kin
- Distantia - mentooccipitalis (13,5-14cm)
- Draaipunt - fossae caninae (junkbeenderen)
Wat voel je bij een VT bij een voorhoofdsligging?
- De grote fontanel en de oogkasranden aan weerszijden van de bekkenas
- De neusrug, sutura frontalis, glabella en soms mond palpabel (kin is nooit te voelen)
*In tegenstelling tot de aangezichtsligging, waarbij de kin altijd en de grote fontanel nooit te voelen is.
Hoe verloopt de spildraai bij een voorhoofdsligging?
*Op H4 vindt de spildraai plaats. De kin(excentrische pool) draait naar voren met de fossae caninae onder de symfyse.
Waarom treedt er bij een voorhoofdsligging + aangezichtsligging deflexie op i.p.v. Flexie?
Zoals:
- congenitale afwijkingen van het kind (anencefalie, hals tumor)
- omstrengeling
- slappe buikwand (mult)
- discongurentie tussen hoofd en bekken.
Meestal word er ook geen oorzaak gevonden!
Noem kenmerken Aakv (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt)
- Ligging - hoofdligging
- Voorliggend deel - het aangezicht
- Houding - ligging met de meeste flexie
- Aanwijspunt - kin
- Excentrische pool - kin
- Distantia - submentobregmatica (9,5 cm)
- Draaipunt - larynx
Wat voel je bij een VT bij een aangezichtsligging?
- De oogkasranden en de kin met de mond aan weerszijden van de bekkenas zijn voelbaar
- het caput succedaneum ontstaat op het aangezicht, oogleden, neus en lippen kunnen sterk gezwollen zijn waardoor aangezichtsligging soms moeilijk vast te stellen is.
Hoe gaat de spildraai bij een aangezichtsligging?
- Treedt pas op ter hoogte van H4. De grootste afmeting van de hoofd is de bekkeningang gepasseerd als het aangezicht op de bekkenbodem ( H4) staat.
- De kin is de excentrische pool en bereikt bij het dieper komen als eerste de bocht van het baringskanaal.
*Als de kin naar achter draait, is een spontane geboorte niet mogelijk (het hoofd is maximaal gedeflecteerd en kan niet verder indalen)
Waarom is er bij een aangezichtsligging een grotere kans op perineumrupturen dan bij Aav?
- Het hoofd snijdt in en staat met de distantia submentobregmatica (9,5 cm)
- Het hoofd snijdt door flexie door met de distantia submentooccipitalis (11,5 cm)
Noem kenmerken Waaldw/Wvardw (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt)
- Ligging - Hoofdligging
- Voorliggend deel - het wandbeen
- Houding - flexieligging (achterhoofds- of kruinligging)
- Aanwijspunt - achterhoofd
- Excentrische pool - /
- Distantia - schedel is vaak sterk vervormd, de distantia die het bekken passeren is afhankelijk van de houding.
- Draaipunt - /
Wat voel je bij een VT bij een wandbeenligging?
- Bij voorste wandbeenligging ligt het oortje voor (onder de symfyse) en ligt de pijlnaad achter de bekkenas
- Bij achterste wandbeenligging ligt het oortje achter en ligt de pijlnaad voor de bekkenas (onder de symfyse)
Hoe verloopt een spildraai bij een wandbeenligging?
- Bij de voorste wandbeenligging: indien het achterste wandbeen over het promotorium heen kon schuiven, daalt het hoofd verder in en verloopt de partus als bij een Aav
- Bij een achterste wandbeenligging: vaak komt het hoofd niet voorbij H2 en zal een sectio moeten plaats vinden
Wat zijn de 2 vormen van een wandbeenligging? En welke is gunstiger?
- Voorste wandbeenligging, een versterkte asynclitismus anterior
(gevaar is overrekking aan voorzijde van OUS door uitstekende schouder -> verschijnselen dreigende uterusruptuur)
- Achterste wandbeenligging, een versterkte asynclitismus posterior
(gevaar is overrekking aan achterzijde van OUS door uitstekende schouder)
Hoe merk je het verschil tussen fysiologische asynclitismus en een wandbeenligging?
- Het onderscheid tussen fysiologische asynclitisme en een wandbeenligging is de mate van asynclitismus.
- Bij een wandbeenligging is er sprake van versterkte asynclitismus waarbij er een oortje voelbaar is.
Noem kenmerken Aav/occipitopubica of Aaa occipitosacralis (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt *pijlnaad*)
- Ligging - hoofdligging
- Voorliggend deel - het hoofd
- Houding - flexiehouding
- Aanwijspunt - achterhoofd
- Excentrische pool -
- Distantia - suboccipitofrontalis (10 cm) distantia diparietalis (9,5 cm)
- Draaipunt - /
-> Pijlnaad staat nagenoeg geheel in de voor achterwaartse afmeting (conjugata vera) voordat de grootste omvang van het hoofd de bekkeningang is gepasseerd.
Wat voel je bij een VT bij een hoge rechtstand?
- Een niet ingedaald hoofd
- de pijlnaad staat recht in de bekkenas op H1, waarbij de kleine fontanel voor of achter staat.
(C.b.b.b.i)
Hoe verloopt de spildraai bij een hoge rechtstand?
H3 =Door toename flexie daalt hoofd in zonder inwendige spildraai en passeert het het baringskanaal in voor-achterwaartse richting
Rotatie bestaat uit zigzaggende bewegingen. Hoofd maakt geen spildraai. De hele passage door het baringskanaal vindt plaats met de pijlnaad in voor-achterwaartse richting. (hoofd word in dezelfde stand geboren als waarmee het de bekkeningang is ingegaan.)
Hierna baring in Aav of Aaa
Noem kenmerken Aaldw/rdw (ligging, voorliggend deel, houding, aanwijspunt, excentrische pool, distantia, draaipunt,
*pijlnaad*)
- Ligging - hoofdligging
- Voorliggend deel - het hoofd
- Houding - flexieligging, sprake van verminderde flexie en beide fontanellen zijn voelbaar
- Aanwijspunt - achterhoofd
- Excentrische pool - diepste punt is gebied rond pijlnaad, tussen kleine en grote fontanel = geen excentrische pool.
- Distantia - tussen achterhoofdsligging en kruinligging (military attitude)
- Draaipunt -/
-> Pijlnaad staat op of nabij de bekkenbodem.
Wat voel je bij een VT bij een diepe dwarsstand?
- Pijlnaad (nagenoeg) dwars met het hoofd op de bekkenbodem;
- zowel de grote als de kleine fontanel is te voelen.
Hoe verloopt de spildraai bij een diepe dwarsstand?
Bij een bekkenvernauwing (bijv. Trechtervormig androïde bekken) kan er geen ruimte zijn om te spildraaien en zal het hoofd niet kunnen indalen.
Welke soort tweeling is hoogste en laagste risico en waarom?
- MCDA - hoogste risico op het tweelingtransfusiesyndroom + verstrengeling van de navelstrengen
(TTTS) treft identieke tweelingen die een placenta (monochorionisch) delen.
Het risico is hoger voor MCDA-tweelingen, maar het kan ook bij MCMA-tweelingen voorkomen.
Het wordt veroorzaakt door abnormaal aansluitende bloedvaten in de placenta van de tweeling.
Dit resulteert in een onevenwichtige bloedstroom van 1 tweeling (bekend als de donor) naar de andere (ontvanger), waardoor 1 baby een groter bloedvolume heeft dan de andere.)
- DCDA heeft veel lagere risico's voor hun gezondheid in uterus. Hoeft ook minder vaak op controle.
Wat zijn indicaties voor bevalling van een tweeling met een geplande sectio?
- Conjoined twins, behalve bij extreem immature partus
- Monoamniotische tweeling
- Bij een dwarsligging/stuitligging van de voorliggende tweeling is een geplande sectio geïndiceerd.
Wat houdt het locked-twin fenoneem in?
Er bestaan technisch verschillende opties om de bevalling van het tweede kind niet in hoofdligging uit te voeren:
- Vaginale stuitbevalling
- Stuitextractie (eventueel voorafgaande door interne versie bij dwarsligging)
- Externe versie (ECV) en vaginale bevalling in vertex
- Sectio voor het tweede kind
Wat voor soort bevalling (vaginaal, sectio, combi) kent het grootste risico bij tweelingen?
Wanneer word een interne versie en extractie uitgevoerd? Wat zijn voorwaarde?
- Deze procedure kan worden uitgevoerd op voorwaarde dat de cervix volledig verstreken en ontsloten is en dat het voorliggend deel niet ingedaald is. Adequate anesthesie (epiduraal, midazolan om algemene narcose) is noodzakelijk.
Wanneer wordt een partus van tweeling gepland?
Waarom word er na de geboorte van kind 1 oxytocine toegediend?
Na de geboorte van het eerste kind en echo controle van de ligging worden intraveneus oxytocine toegediend om intertwin-interval te beperkten tot minder dan 30 minuten.
Kun je bij een 3-ling vaginaal bevallen?
Er wordt ook vaak een sectio gedaan. Vaginaal kan dus wel maar heeft niet de voorkeur
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden