Anesthesiologie - Soorten Anesthesietechnieken

51 belangrijke vragen over Anesthesiologie - Soorten Anesthesietechnieken


Casus: rechten student (21 jaar) laat een biertje op zijn grote teen vallen en moet geopereerd worden.

Welke factoren kunnen bijdragen aan de keuze voor een vorm van anesthesie?

Leeftijd
Lichamelijke conditie
Soort ingreep
Duur ingreep
Allergien
Comorbiditeiten

Wat is de definitie van anesthesie? Geef een tweeledig antwoord.


Patiënt in een staat brengen waarbij patiënt comfortabel een
bepaalde operatie kan ondergaan.
Homeostase bewaken en garanderen tijdens ingreep.
*Anesthesie ≈ geen sensatie

Met behulp van welke 2 grote groepen medicamenten zorgen we ervoor dat iemand niet wekbaar is tijdens de operatie?
Bij welke vorm van anesthesie wordt dit gedaan?

Sedativa & Analgetica
Algehele anesthesie
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat houdt het inleiden in bij algehele anesthesie? Hoe breng je iemand dus onder anesthesie?


– Aansluiten bewakingsapparatuur
– IV toegang
– Pre-oxygeneren
– Toedienen medicatie
– Zekeren luchtweg: Afhankelijk van type instrument; met of zonder spierrelaxans
– Op indicatie extra bewaking, infuzen, urinecatheter etc
– Positioneren patiënt
– Start ingreep

Welke medicamenten geef je aan een patient ter inleiding van de algehele anesthesie?

Anestheticum + analgeticum + evt spierrelaxans, dubbel check!

Wat is de eerstvolgende stap na inductie?

Controleren van de vitale functies.

Welke vitale funties controleer je en hoe doe je dat?


A: Airway
– Tube beslaat?
– Capnogram?
– Bdz ademgeruis?

B: Breathing
– Word de patiënt beademd?
– Juiste instellingen beademingsapparatuur?


C: Circulation
– Bloeddruk en polsfrequentie adequaat?

– Urineproductie?

– Vochtbalans

– Infuus controleren (en infuus snelheid!)


D: Disability
– Lijkt de patiënt comfortabel?

E: Exposure
– Adequate temperatuur?
– Huidafwijkingen?
– Positionering

Hoe controleer je de disability bij de vitale functies bij algehele anesthesie? Waar let je op/kijk je naar?

Je checkt bij de D de comfortabiliteit van de patient dmv polsfrequentie, bloeddruk, zweten, pupil grootte & bewegingen.

Waar bestaat het onderhoud uit door de anesthesist na de start van de ingreep?


Waarborgen homeostase: ABCDE controleren en zo nodig aanpassen:
• Beademing

• Hemodynamiek: Bloeddruk, urineproductie, bloedverlies
• Temperatuurmanagement

Waarborgen adequate anesthesiediepte:
• Voorkomen ‘awareness’!!
• Reactie patiënt op prikkels operateur? Hemodynamiek, pupilgrootte, zweten etc.
• Slap genoeg?

Voorbereiden op uitleiding
• Start postoperatieve pijnstilling

Bewusteloosheid.
1. Wat zijn de meest gebruikte groep medicamenten die bewustzijnsdaling induceren?
2. Op welke receptor grijpen ze aan?
3. Hebben ze een antagonerende of agonerende werking?
4. Welk middel is een uitzondering? En op welke receptor werkt dat middel?


• Anesthetica grijpen aan op neurotransmissie niveau in het CZS via agonisme GABA-receptor. Gevolg: bewustzijnsdaling

• Uitzondering: esketamine --> NMDA receptor

Welke kortwerkende analgetica kun je bij een operatie onder algehele anesthesie gebruiken?


Kortwerkende opioiden:
– Sufentanil
– Fentanyl
– Remifentanil
– Alfentanil

Wat zijn de 3 i.v. additiva die als analgetica gegeven kunnen worden bij algehele anesthesie?


– Esketamine
– Lidocaine
– Clonidine

Welke 3 manieren van analgetica ken je bij algehele anesthesie?

1. Kortwerkende opioiden.
2. I.v. additiva.
3. Eventuele aanvulling met epidurale of regionale techniek.

Wat wordt vergemakkelijkt door neuromusculaire blokkade?

Plaatsen endotracheale tube wordt vergemakkelijkt door spierverslapping.

Leg het werkingsmechanisme van de neuromusculaire blokkade uit:
1. Welke receptor gaat het om?
2. Wat wordt bedoeld met depolariserend?
3. Wat wordt bedoeld met niet-depolariserend?


1. Mbv stoffen die competitief zijn met acetylcholine voor de acetylcholine receptor van skeletspieren.
2. Depolariserend: hecht aan receptor en zet ion-kanaal open.
3. Niet-depolariserend: hecht aan receptor en laat ion-kanaal
dicht.

Noem 3 middelen die een niet-depolariserende werking hebben in het kader van neuromusculaire blokkade.


• Rocuronium
• Atracurium
• Cisatracurium

Welke 2 contra indicaties voor algehele anesthesie heb je geleerd? Benoem per indicatie of dit een harde of relatieve contra-indicatie is. Leg ook per contra-indicatie wat de reden(en)/afweging(en) erachter is(zijn).


Relatieve C-I1: Als je een patient liever in wakkere staat hebt tijdens de ingreep. Dit doe je om 2 redenen, namelijk tbv monitoring en tbv de foetus.

Tbv monitoring bij:
• Transurethrale resectie prostaat (monitoren effect hyponatriëmie)
• Carotis endarteriëctomie
• ‘Wakkere’ resectie hersentumor

Tbv foetus
• Risico op respiratoire insufficiëntie bij geboorte door overdracht slaapmiddelen (toegediend aan moeder) via placenta

Relatieve C-I2: Bij belangrijke (cardiopulmonale) comorbiditeit. Hier is het belangrijk de volgende afwegingen te maken:
• Weegt belang ingreep op tegen peri-operatief risico?
• Valt de conditie van de patiënt te optimaliseren?

Hoe werken lokale anesthetica?
Welke receptor is erbij betrokken?


Blokkeren Na+-kanalen van zowel sensorische als motorische zenuwen, en daarmee impulsgeleiding.

Hoe dien je de middelen bij spinale anesthesie toe? Hoe vaak dien je de middelen toe?


Meestal eenmalige toediening (‘single shot’), maar continue toediening via spinale catheter ook mogelijk.

Als je de spinale anesthesie interlaminair toedient, tussen welke structuren spuit je het dan in?

Tussen het ligamentum flavum en de dura mater.

Welk structuren passeer je als je via de transforminale weg de spinale anesthesie toepast?

Je gaat achterlangs de dorsale wortel ganglion terwijl de vertebrale arterie zoveel mogelijk mijdt door aan de overzijde de naald in te brengen.

1. Welke naalden worden gebruikt om het middel bij spinale anesthesie in te spuiten?
2. Hoeveel Gauge zijn deze naalden? Hoeveel mm is dat?
3. Welke 2 naalden worden gebruikt ter preventie van lokaal trauma? Hoe voorkomen deze naalden trauma?


1. 1 korte introductie naald, 1 langere spinaal naald

2. 25-27 Gauge = 0,5-0,4mm

3. Niet-snijdende punt ter preventie lokaal trauma. Whitacre of Sprotte, zgn ‘pencil-point’ naalden.Je hebt ook de Quincke-naald maar die heeft wel een snijdende punt!

Welke middelen, noem er 3, zijn mogelijk bij spinale anesthesie?
Benoem er van 2 de juiste dosering en hoe lang de werkingsduur is.


Lokaal anesthetica: 2-4ml
1. Lidocaine 20 mg/ml (=2%), spinaal anesthesie tot +/- 1 uur

2. Bupivacaine 5mg/ml (=0,5%): Spinaal anesthesie tot 3 uur.

3. (Opioid)

Het middel bupivacaine is er in zowel de 'plain' als de 'heavy' variant. Leg uit wat dit inhoudt, wat het verschil is tussen de 2 en geef bij beide een voorbeeld indicatie van toediening.


‘Plain’: isobaar tov liquor: Heupvervanging.

‘Heavy’: hyperbaar tov liquor door toevoeging dextrose: Zadelblok bij oa implantatie brachytherapie prostaat.

Op basis van welke 4 pijlers bepaal je de hoogte van het spinale blok?


Niveau van punctie
Lengte patiënt
Volume van spinale ruimte en van het te geven middel
Soort middel en dosering: plain of heavy?

Bij welke 3 patientcategorien moet je rekening houden met een kleiner volume van de spinale ruimte?

Zwangeren, obesen en ouderen.

Wat is de belangrijkste factor bij het bepalen tussen een plain of een heavy middel bij spinale anesthesie?

Effect van positioneren patiënt na punctie.

Wat zijn de 3 indicaties bij spinaal anesthesie?
Geef bij elke indicatie 2 voorbeelden.


• Ingrepen onderste gedeelte abdomen
– Bijv liesbreuk, keizersnede

• Ingrepen bekken
– Bijv heupprothese, transurethrale resectie prostaat

• Ingrepen onderste extremiteit
– Bijv knieprothese, enkel chirurgie

Wat zijn 8 complicaties van spinale anesthesie?


• Hypotensie, vagale reactie
• Post dural puncture headache, PDPH
• Transient neurologic symptoms, TNS
• Falen blok, conversie naar algeheel
• Zenuwschade
• Neuraxiaal hematoom of abces
• Allergische reactie
• ‘Total spinal’

Wat zijn de 4 voorbereidende handeling bij spinaal anesthesie?


1. Controleren gegevens patiënt
– Juiste patiënt en ingreep?
– Allergie?
– Antistolling?
– Nuchter?

2. Klaarzetten (nood-) medicatie, desinfectie, naald/set
3. Aansluiten bewakingsapparatuur:Saturatie, bloeddruk, ecg.
4. Infuus prikken

Wat zijn de 3 belangrijke checks en stappen direct na het prikken van een spinaal? Wie zijn daarbij betrokken?


• Vervolgen hemodynamiek en blokhoogte
– Evt positie patiënt veranderen

• Afhankelijk van het gewenste effect patiënt positioneren

• Voor start OK controle blok door anesthesioloog en operateur

Hoe is de werking van epidurale analgesie? Welke receptor is daarbij betrokken? Op welk niveau is de werking?


Het verkrijgen van anesthesie dmv inbrengen lokaal anesthetica in epidurale ruimte.

Door blokkade van Na+-kanalen van centraal zenuwweefsel volledige anesthesie rondom de hoogte van niveau van de blokkade.

Hoe wordt het middel bij epidurale analgesie meestal ingebracht? Welke optie is echter ook mogelijk?


Meestal met inbrengen met inbrengen van catheter, maar ‘single shot’ ook mogelijk

In welke ruimte en tussen welke 2 hersenbladen wordt een epiduraal gezet?

In de epidurale ruimte tussen de arachnoidea mater spinalis en het periost.

Middelen epiduraal analgesie
Link de juiste cijfers aan de bijbehordende letters. Link vervolgens de symbolen aan de juiste cijfer-letter combinaties:

A. Lokaal anesthetica: bolus 5-10ml
B. Opioiden

1.  Morfine
2.  Bupivacaine
3.  Lidocaine
4.  Sufentanil

*. Als proefdosis of bolus
^. ‘Plain’; hyperbare variant epiduraal niet van meerwaarde

A3*
A3^
B1
B4

Wat zijn contra-indicaties voor epiduraal analgesie?


• Patiënt wil niet/ niet coöperatief

• Stollingsstoornissen

• Ernstige lokale of systemische infectie

• Allergie voor lokaal anesthetica

• Afwijkende anatomie wervelkolom (spina bifida, trauma)

Wat zijn 4 zaken wat een anesthesist checkt na het plaatsen van een epiduraal catheter?


1. Aspiratie: Bloed? --> catheter intravasaal?
Liquor? --> catheter intrathecaal?


2. Proefdosis (bijv 3 ml lidocaine 2%)
– Toch spinaal?  alsof spinaal geprikt: uitval benen
– (Toch intraveneus?  geen pijnstillend effect, evt tintelingen/oorsuizen, meestal bij grotere doseringen!)

3. Bolus en start pomp

4. Vervolgen blok

Van welke vorm van pijnstilling is het caudale blok een vorm van?

A. Spinale anesthesie
B. Spinale analgesie
C. Epidurale anesthesie
D. Epidurale analgesie
E. Regionale anesthesie     
F. Regionale analgesie

Antwoord D. Het caudale blok is caudale analgesie. en wordt gezet via de sacrale hiatus.

Welk antwoord is juist over regionale anesthesie?
A. Zowel als primair anesthesie als aanvullende analgesie 
B. Alleen secundaire anesthesie
C. Alleen als aanvullende anesthesie bij algehele anesthesie
D. Meestal single shot, maar catheter techniek ook mogelijk
E. Meestal catheter techniek, maar single shot ook mogelijk
F. Zowel single shot als catheter techniek worden beiden evenveel ingezet.

A & D

Middels welke techniek wordt regionale anesthesie uitgevoerd?

Echogeleid

Wat zijn de indicaties van regionale anesthesie als mono-anaesthesie?


1. Chirurgie aan extremiteit: Dupuytren, arthroscopie enkel, aanleggen dialyse shunt.
2. Oogchirurgie: topicaal of retrobulbair blok.

Wat zijn de indicaties van regionale analgesie?


Chirurgie aan extremiteit: Schouder
Chirurgie van romp: Mamma, liesbreuk, buikwand

Wat zijn 3 middelen die ingezet worden bij regionale anesthesie? En wanneer wordt welk middel bij voorkeur ingezet?


Lokaal anesthetica: 15-30ml bij perifere zenuwblokkades:
– Lidocaine 2%, Indien kortwerkend blok gewenst (enkele uren).
– Bupivacaine 0,5%, Werkingsduur: variabel, 8-24 uur, afhankelijk van dosis.
– Ropivacaine 0,375%: Werkingsduur: variabel, tot 24 uur.

Welke variant van bupivacaine is niet van meerwaarde bij regionale anesthesie?

Plain: hyperbare variant locoregionaal niet van meerwaarde.

Noem 3 voorbeelden van een plexus brachialis regionale block.


– Interscaleen --> schouder, onderdeel kaak tot aan duim tot middelvinger. Binnenzijde bovenarm en pink niet geblockt!!
– Supraclaviculair --> ‘spinaal van de arm’, gehele onderarm en buitenzijde bovenarm.
– Axillair --> distale gedeelte bovenarm en gehele onderarm op laterale gedeelte na.

Noem 3 voorbeelden van een plexus lumbosacralis regionale block.


– Femoraal --> anterolaterale deel bovenbeen en klein gedeelte onderbeen
– Ischiadicus --> achterzijde bovenbeen en bijna gehele onderbeen
– Poplitea --> distale deel n. ischiadicus, alleen effect onderbeen

Welke zenuw valt in 50-100% uit bij interscaleen/supraclaviculaire regionale anesthesie?

N. phrenicus bij interscaleen/supraclaviculair: 50-100%!


Wat zijn de 2 belangrijkste gevolgen bij een lokaal anestheticum intoxicatie door een intravasculaire bolus?Welke symptomen kunnen daarbij optreden?


– Hartritmestoornissen

– Epilepsie 


Symptomen toxiciteit:
– Periorale paresthesieen, metaal smaak, tinnitus, gedaald bewustzijn, convulsies, coma, cardiovasculaire collaps, respiratoire depressie  .

Link de juiste maximale dosering aan het juiste middel wanneer toegepast als regionale anesthesie.


A. Lidocaine
B. Bupivacaine
C. Levobupivacaine D. Ropivacaine  

1. 2.5mg/kg
2. 4mg/kg (7mg/kg met adrenaline 1:200.000)
3. 3 mg/kg
4. 2mg/kg

A2
B4
C1
D3

Hoe lang mag een epiduraal maximaal zitten blijven?

5 dagen max ivm infectie risico


Wanneer start je bij epiduraal met bloedverdunners?

24 uur na verwijdering epiduraal
1 uur na prikken epiduraal

ter overbrugging kan fraxiparine gegeven worden

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo