Chirurgie - Bovenste GE chirurgie & upper GI

53 belangrijke vragen over Chirurgie - Bovenste GE chirurgie & upper GI


Risico factoren verschillende carcinomen maag?

Adeno: roken, reflux, obesitas, radiotherapie
PVC: roken, alcohol, radiotherapie, achalasie, hoofdhalstumoren


TNM classificatie bij de maag?

Klinische en pathologische stadiëring. P is belangrijkste. Prognostische tool. T4 is ingroei in de arteriën met bloedbraken. N3 is meer dan 6 klieren.


Hoe afstandmetastasen diagnosticeren bij maagkanker?

Diagnostische laparoscopie
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart


Wat zijn de benigne aandoeningen van de slokdarm?

Reflux -> Nissen of Toupet fundoplicatie
Oesofagitis
Ulcus oesophagi
Boerhaave syndroom
Barret oesophagus. PPI behandelen

Wat zijn erg belangrijke structuren bij oesophaguspathologie?

Lymfebanen en klieren!


Vrouw van 58 op spreekuur ivm verdenking tumor oesophagus.

  1. Welke klachten verwacht je?
  2. Welke aanvullend onderzoek zet je in? Waarom dat AO?
  3. welke 2 soorten tumoren kan het om gaan?

1. klachten:
  • Passagestoornis (dysfagie)
  • Gewichtsverlies
  • Verminderde eetlust (anorexie)
  • Ernstig braken
  • Bloedbraken (haematemesis) of zwarte ontlasting (melaena)
  • Anemie
  • Refluxklachten
  • Algehele malaise
  • Pijn

2. AO:
  • slikfoto met contrast
  • gastroscopie: bevestigen diagnose met biopt en bepalen tumorlocatie dmv Siewert
  • endoscopische ultrasonografie: Diepte tumorinfiltratie = T-stadium en lymfeklierstatus = N stadium
  • CT-scan: TNM-classificatie onderscheid T3 en T4
  • PET-scan: afstandmetastasen = M stadium


3. plaveiselcel- of adenocarcinoom.

Anatomie
Bekeken vanaf de bovenste tandenrij bij een geopende mond: op welk afstand in cm volgen de volgende structuren elkaar op?
  1. cervicale oesophagus
  2. bovenste thoracicus oesophagus
  3. middelste thoracicus oesophagus
  4. lage thoracicus en abdominale oesophagus

  1. 15-18cm
  2. 18-24cm
  3. 24-32cm
  4. 32-40cm

Wat is de chirurgische relevantie van lymfebanen en klieren?


  1. Oncologie. Blijft punt van discussie (denk aan melanoom!)
  2. Complicerende factor tijdens chirurgie

Wat zijn risicofactoren voor een oesophagus adenocarcinoom?

RORR:
  1. Refluxklachten
  2. Obesitas
  3. Roken
  4. Radiotherapie thorax

Wat zijn risicofactoren voor een oesophagus plaveiselcelcarcinoom?


RARAH:
- Roken
- Alcohol
- Radiotherapie thorax
- Achalasie
- Hoofd-hals tumoren


Patiënt ivm dysfagie doorgestuurd.
Gastroscopie: adenocarcinoom op 26cm. FU ter stadiering volgt.

Nu op SEH: geen passage voedsel!
1. Wat te doen?

Na stent geen klachten meer.
Follow up: T2N3M0.
2. Resectabel bij die TNM?
3. Adjuvante therapie?
4. Welke behandeling volgt daarop?

  1. Bij slikklachten kan tijdelijk een maagsonde, PEG-sonde of stent geplaatst worden.
  2. Resectabel bij TNM tot: T0-2 N0-3 M0 + locatie tumor. Dus ja net aan resectabel!
  3. Eerst neo-adjuvante chemoradiatie volgens CROSS-schema.
  4. chirurgie volgt op de neo-adjuvante chemoradiatie: oesophagusresectie en buismaagreconstructie.

Hoe ziet de N stadiering eruit bij oesophaguspathologie?


N = metastasen:
  • Nx = niet beoordeelbaar
  • N0 = geen.
  • N1 = 1-2 regionale klieren.
  • N2 = 3-6 regionale klieren.
  • N3 = >6 regionale klieren.

Hoe ziet de T stadiering eruit bij oesophagus pathologie?

T = tumorinfiltratie diepte
  • T0 = geen
  • T1 = intramucosaal & submucosaal
  • T2 = tot in muscularis propria
  • T3 = tot in perioesophagaal vet/weefsel
  • T4 = doorgroei tot in de aorta  

Wat zijn de lagen van buiten naar binnen gezien van de oesophagus naar de aorta?

  1. epitheel van oesophagus
  2. basement membrane
  3. lamina propria
  4. muscularis mucosa
  5. submucosa
  6. muscularis propria
  7. peri-oesofagaal vet
  8. aorta

Tot welke TNM classificatie is een oesophagustumor resectabel? Waar is de resectabiliteit ook van afhankelijk anders dan de TNM classificatie?

T0-2 N0-3 M0 + locatie tumor.

Hoe is de M classificatie van de TNM?
Wat wordt er mee geclassificeerd?
Hoe stel je de M vast?

M = metastasen op afstand
  • Mx = niet beoordeelbaar
  • M0 = geen afstandsmetastasen
  • M1 = wel
via PET-scan

Hoe bepaal je de locatie van een oesofaguscarcinoom?
Hoeveel typen zijn er van?

dit wordt gedaan adhv  het Siewert type:
  1. Type 1 = tussen de 1 en 5 cm boven anatomische maag-cardiagrens
  2. Type 2 = tussen 1cm boven tot -2 cm onder de cardiagrens
  3. Type 3 = tussen -2 en -5cm onder de cardiagrens

Welke chirurgische mogelijkheid is er aangewezen bij oesophaguscarcinomen?
Wat zijn de 2 mogelijke benaderingen?

Oesophagus resectie + buis-maagreconstructie.


Benaderingen:
- Transthoracaal.
- Transhiataal.*Optioneel voor beide manieren om dit robot assisted te doen.

Welke structuren zijn belangrijk voor het bepalen van welke benadering je kiest voor de oesophagus resectie?

lymfeklieren

Welk deel wordt er weggehaald van de maag bij het maken van een buismaag?

de binnenbocht en het onderste deel van de slokdarm waar de tumor zich in bevindt.

Wat wordt er gedaan bij een transhiatale benadering?
Waarom wordt de naad het liefst in de hals aangelegd en niet in het mediastinum?
Welk gevolg van het eerder genoemde risico brengt een naadaanleg bij het mediastinum met zich mee?

Er wordt een end-to-end anastomose gemaakt in de hals. hierbij wordt de buismaag via een klein sneetje in de hals omhoog getrokken.

Liever in de hals vanwege de kans op naadlekkage als het in het mediastinum wordt aangelegd. 

Gevolg: mogelijke lekkage in de thoraxholte waardoor er risico is op oa mediastinitis.

Hoe gaat een transthoracale oesophagusresectie in zijn werk?
Welke structuren zijn hierbij belangrijk om te identificeren?

de buik wordt in de mediaanlijn vanaf xyphoid tot net onder de navel opengelegd. ook wordt er een toegang in de midaxillair lijn verkregen thv de tepel.
De vena azygos die voor de oesphagus verloopt en de nervus vagus.

Wat zijn de mogelijke complicaties van beide oesofagus resectiebenaderingen?


• Pneumonie
• Naadlekkage
• Chylothorax

• Recurrens parese
• Wondinfectie
• Cardiale complicatie
• Nabloeding

Wat zijn 2 gevolgen van naadlekkage bij oesofagusresectie?


– Mediastinitis
– Thoraxempyeem

Wat is het gevolg van een beschadiging van de nervus recurrens?

recurrens parese --> heesheid

Wat is een voorbeeld van een cardiale complicatie bij een oesofagus resectie?

ritmestoornis

Hoe ontstaat chylothorax bij oesofagusresectie?
Onderscheid naadlekkage/chylothorax?


Resultaat van doornemen lymfevaten: ductus thoracicus beschadiging.

Naadlekkage is het gevolg van een slechte doorbloeding van de buismaag.
Chylothorax is een abnormale toestand waarbij er lymfevloeistof (Grieks chylos) uit het lymfesysteem in de pleurale ruimte lekt door een beschadiging van de ductus thoracicus.

Wat kan het gevolg zijn van een slechte doorbloeding van de buismaag?
Welk gevolg kan dit hebben?
Hoe ontstaat dat gevolg?

Naadlekkage waardoor thoraxempyeem en mediastinitis.
Mediastinitis ontstaat door maagzuur op het hart. Dit kan zich ook presenteren als atriumfibrilleren de novo.

Wat is de behandeling van een chylothorax?

  • MCT-dieet zodat chylus niet/minder geproduceerd wordt, de lekkage stopt en het defect de tijd krijgt dicht te gaan.
  • Coiling
  • Ligatie: er wordt slagroom aan de pt gegeven om het defect te vinden.

Welke 2 structuren zijn at risk bij oesofagus resectie?

de aorta en de ductus thoracicus


Man van 68 jaar op spreekuur ivm dysfagie, misselijkheid, mealena en bloedbraken. Gastroscopie: oesophagus gb.


Waar denken we nu meteen aan?

Maagcarcinoom.

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van een maagcarcinoom?


MALTHOEGE:
• Mannelijk geslacht
• Alcohol
• Leeftijd > 55jr
• Tabak
• Helicobacter pylori infectie
• Obesitas
• Etniciteit

• Gerookt/gepekeld voedsel
• Erfelijkheid (E-cadherine genmatutatie)

Welke 3 typen maagcarcinomen zijn er mogelijk?


• Adenocarcinoom (95% van alle maag tumoren)
• Stromaceltumoren (GIST, leiomyosarcoom)
• Lymphoom (MALT)

Wat voor soort maagtumoren zijn GIST en leiomyosarcoom?

stromaceltumoren

Verbind de klachten bij een maagcarcinoom met de juiste percentages en zet ze op volgorde van meest voorkomend naar minst voorkomend:


  1. Melena
  2. Snel vol gevoel
  3. Dysfagie
  4. Buikpijn (epigastrio)
  5. Gewichtsverlies
  6. Misselijkheid

  • 62%
  • 52%
  • 34%
  • 26%
  • 20%
  • 8%


• Gewichtsverlies 62%
• Buikpijn (epigastrio) 52%
• Misselijkheid 34%
• Dysfagie 26%
• Melena 20%
• Snel vol gevoel 18%

Waarom is er vaak een delay in het vaststellen van een maagcarcinoom?

door de anatomie! en als gevolg van de vage klachten.

AO
Met welk AO wil je de volgende zaken bepalen?

  1. Biopsie
  2. TNM stadium
  3. TN stadium
  4. M stadium    


1. Endoscopie – Biopsie
2. CT scan thorax/abdomen – TNM stadium

3. EndoUltroSonografie (EUS) – TN stadium

4. (PET – scan) – M-stadium

Waarom wil je bij het AO van een maagcarcinoom een diagnostische laparoscopie PCI uitvoeren?

Om te beoordelen of er peritoneale afstandsmetastasen zijn die niet op de scan worden gezien.

Hoe ziet de T stadiering eruit bij een maagcarcinoom?

Tx = niet te beoordelen
T0 = geen ingroei
T1 = ingroei in mucosa
T2 = ingroei tot in submucosa
T3 = ingroei in maagspier
T4 = doorgroei tot buiten de maag

Chirurgisch kan er gekozen worden voor een distale of een totale maagresectie bij een maagcarcinoom. Welke groepen lymfeklieren worden daarbij weggehaald behorend bij de volgende D-klassen?
  • D1
  • D2
  • D3

  • D1: perigastrische lymfeklieren = direct langs de maag omlijning verlopend.
  • D2: langs de truncus coeliakus, a. splenica en aa. hepaticae = aan de achterzijde van de maag boven het duodenum en de pancreas liggend.
  • D3: para-aortale en retroperitoneale lymfeklieren = tussen duodenum en pancreas.

Hoe groot is verbetering van de overall survival die met peri-operatieve chemotherapie bereikt kan worden?

10%

Waar bestaat de chirurgische behandeling van een maagcarcinoom uit?

Een distale of een totale maagresectie en een lymfeklierdissectie.

Hoe heet de chirurgische reconstructie techniek van de maag? Wat houdt de reconstructie in?
Hoe kan deze procedure worden uitgevoerd?

Roux-en-Y. Hier wordt een oesophago-jejunostomie en een jejuno-jejunostomie gemaakt. De oesophago-jejunostomie is de verbinding waardoor het voedsel passeert. Daar wordt de jejuno-jejunostomie op aangesloten zodat via deze stomie de pancreas sappen het voedsel kunnen bereiken.
Een variatie is om een pouch te maken van het jejunum door het dubbelgeklapt aan de oesophagus vast te maken.

Dit kan open of laparoscopisch.

Welke vormen van hernia diafragmatica kent u?
Welke is de meest voorkomende?
Hoe vaak komt die voor?


I. Sliding hernia (95%) verplaatsing van GEJ gelijkmatig tot boven het diafragma.
II-IV. Paraoesofageale hernias:
  • II de gastro-oesofageale junction aan de maagbolle kant ligt thv diafragma door uitstulping van de grote curvature van de maag. de andere zijde ligt het er nog net onder.
  • III De GEJ is bdzds verplaatst naar boven het diafragma waarbij de grote curvature zijde meer erboven ligt dan de kleine curvature zijde.
  • IV De GEJ is bdzds verplaatst naar boven het diafragma EN een deel darm ligt ook boven het diafragma. 

Waarom wil je opereren bij hernia diafragmatica's?
Op welke manieren kan dat?
Wat is het risico op een recidief na laparoscopische correctie?
En op een reoperatie?

Opereren bij symptomatische hernia's en ter voorkoming van complicaties.
Dit wordt laparoscopisch gedaan dmv:
  • Nissen fundoplicatie waarbij de maagfundus 360 graden rond het onderste deel oesophagus wordt gelegd zodat het niet meer door het diafragma kan uitsteken. 
  • Toupet fundoplicatie waarbij de maagfundus posterieur partieel 270 graden rond wordt gelegd.



• Recidief 10.2% - 25.5%
• Reoperation 3.2%

Welke diagnostische testen kun je inzetten en bij GERD?
Leg uit wat ze meten.


24 uur pH-metrie:
- Distale probe 5 cm boven LES
- Meet:
  • aantal keren reflux pH <4,
  • duur,
  • percentage van tijd in liggende positie met reflux

- Uitgedrukt in deMeester score (> 14.7 pathologische reflux)
- correlatie-ratio wordt berekend tussen pH en klachten.

Impedantiemeting: meet niet zure reflux
- pH icm met impedantie is gevoeliger op reflux vast te stellen
- Gecombineerde pH/impedantiemeting maakt ook onderscheid tussen antegraad zuur tijdens slikken of retrograad zuur (reflux)

  1. Wat doet een oesofagale manometrie?
  2. Wat zijn de indicaties voor de test?
  3. Stel je vind een ineffectieve oesophagusperistaltiek welke behandeling is dan aangewezen? Waarom?


  1. meet functie oesophagus en LES.
  2. Excluderen achalasie + ineffectieve oesophagus peristaltiek.
  3. Bij ineffectieve oesophagusperistaltiek overweeg partiele fundoplicatie om kans op dysfagie te verkleinen.

  1. wat wil je vast stellen en beoordelen met een Oesofago-gastroduodenoscopie?
  2. hoe classificeer je dat vervolgens?
  3. Welke bevindingen zijn pathognomisch voor GERD?
  4. Wanneer kan de pH-impedantie test bij GERD worden overgeslagen?
  5. Wanneer is er wel een pH-impedantietest geindiceerd?

1. Vaststellen van oesophagitis en Beoordelen of er een hernia diafragmatica aanwezig is.
2. Via de LA classificatie (grade A tot D) van erosieve oesofagitis.
3. Peptische stricturen en oesophagitis LA gr. C en D zijn pathognomonisch voor GERD.
4. Wanneer GERD als is vastgesteld door zie antwoord 3.
5. Grote inter-observer variabiliteit voor grA en grB dus daarom aanvullend pH-impedantie meting.

Wat is de definitie van een ulcus duodeni en maagperforatie?


Definitie: Defect van slijmvlies van maag of duodenum.

Wat vindt je bij A+LO bij ulcus duodeni en maagperforatie?
Hoe is de behandeling?


Acuut ontstane buikpijn. N+V+. Geprikkelde buik bij presentatie.


Behandeling
  • Medicamenteus: PPI/ H. Pylori erradicatie
  • Bij perforatie: 1e keus behandeling: pyloro/omentumplastiek + medicamenteus

Wat is de mortaliteit van ulcus duodeni en maagperforatie?
Hoe vaak en wanneer treedt er een recidief op?


Mortaliteit 10-27%

Recidief: 5-10% refractair ulcus na 12 weken therapie.

  1. Wat is het Boerhaave syndroom?
  2. Wat is vaak de oorzaak?
  3. Hoe ontstaat het?

  1. Oesofagus ruptuur niet veroorzaakt door iatrogeen trauma.
  2. Wel vaak onderligend ulcus, divertikel, carcinoom, hiatus hernia.
  3. Perforatie ontstaat a.g.v. drukverhoging bij bijv. extreem braken.

  1. Wat is de voorkeurslocatie van het Boerhaave syndroom?
  2. Wat zijn de kenmerkende symptomen?
  3. Welk AO zet u in?
  4. Wat is uw beleid?

  1. Voorkeurslocatie: links posterolateraal in distale oesophagus (3 tot 6 cm boven het diafragma, longitudinaal).
  2. Symptomen: acute (scheurende pijn), hematemesis, gevolgd door septische shock en mgl pneumothorax en mediastinaal emfyseem.
  3. Aanvullend onderzoek: x thorax, slikfoto
  4. Beleid:
    - Resuscitatie, niks per os, antibiotica, proton pomp remmers, drainage van vochtcollecties.
    - Chirurgie

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo