Farmacotherapie bij kinderen
15 belangrijke vragen over Farmacotherapie bij kinderen
Infectie/sepsis bij pasgeborenen:
- - Verwekkers: S. agalactiae (‘groep B streptococcen’), E.coli
- - Behandeling: penicilline-derivaat (amoxicilline / clavulaanzuur) + aminoglycoside (gentamicine)
- - WKZ:
- o Bij groep B streptococcen: overstap benzylpenicilline
- o Bij E. coli: eventueel overstap cefotaxim i.v.
- o Gentamicine na 3 dagen stop
Absorptie bij pasgeborenen na orale toediening.
Wordt beïnvloed door veranderingen in:
- - Resorberend oppervlak in darm vanaf geboorte groot
- - Zuurgraad maag. De zuursecretie moet nog op gang komen. Baby’s hogere pH in maag tov volwassenen. Komt ook omdat ze alleen melk krijgen. Bijv. benzylpenicilline is een zwak zuur (graag binding aan met basische oplossing), het wordt bij prematuren vrij snel opgenomen. Vanaf 2wk-2jr al een stuk minder opgenomen. Je zult bij pasgeborenen dan minder hoog moeten doseren.
- - Darmflora
- - Doorbloeding darm
- - Voedsel
Hoe is de rectale absorptie?
o Niet elk geneesmiddel
o Nauwelijks first-pass effect. Komt vrij snel vrij
o Onvolledige en wisselende absorptie (bij koorts met wisselende temperatuur)
o Verlies via faeces
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hos is de intramusculaire absorptie?
- o Weinig spiermassa
- o Wisselende bloedflow naar spieren
- o Onvoorspelbare farmacokinetiek
- o Het is heel pijnlijk voor kleintjes
Hoe verandert de biologische beschikbaarheid?
- - Verhoogd door o.a. zuurgraad, maagontlediging (bij ouder kind), geneesmiddel in oplossing, efflux transporter en CYP enzymen lager, voedsel
- - Verlaagd door o.a. zuurgraad, maagontlediging, irst-pass effct (Bij zuigelingen), voedsel
- - In het algemeen geldt: bij neonaten geen orale toediening geneesmiddelen!
Distributie
Verschillen m.b.t. distributie:
Twee belangrijke parameters:
- Plasma eiwit binding
Hoe is de plasmaeiwit binding anders?
Er zijn geneesmiddelen die zich aan eiwit binden (albumine) en zich zo verspreiden. Alleen vrij geneesmiddel kan effectief zijn. Bij baby’s minder albumine. Als je geneesmiddel hebt dat graag aan albumine bindt moet je lager doseren want anders heb je een te hoge vrije fractie tov volwassenen
- - Meeste geneesmiddelen bij kinderen t.o.v.volwassenen: een lagere plasma – eiwitbinding. Twee verklaringen:
- o lage concentratie van bindingseiwitten
- o eiwitten hebben i.h.a. lagere bindingsaffiniteit bij neonaten
- - Bekende en relevante eiwitbindingsinteractie: sulfonamiden bij pasgeborene veroorzaakt hyperbilirubinemie met verhoogde kans op kernicterus (door verdringen van bilirubine uit eiwitbinding)
Is de distrubitie verhoogd of verlaagd samenvattend?
Samenvattend: distributie vd hydrofiele stoffen vergroot à daardoor meer doseren.
Farmacodynamische fase:
Concentratie farmacon in algemene circulatie à concentratie farmacon bij receptor à farmaconreceptor interactie à effect.
Farmacodynamische verschillen:
- - Andere receptor gevoeligheid
- - Bekende afwijkende farmacodynamiek
- o Opiaten: hoger risico op ademhalingsdepressie
- o Benzo’s: paradoxale reactie o.a. agressie
- o Ciclosporine: verlaagde behoefte als immunosuppressie (onderontwikkeld immuunsysteem)
- o Antipsychotica: verhoogde gevoeligheid bijwerkingen door verhoogde dichtheid van cerebrale D2-receptoren
- o Klassieke antihistaminica: meer centraal dempend effect (sufheid)
Overwegingen van toedingsvormen & toepassingen:
- - Kindvriendelijke toedieningswijze
- - Betrouwbare (reproduceerbare) toediening (bijv. uitgezakte suspensie, als je niet goed opschudt verschillende dosering)
- - Zo laag mogelijke doseringsfrequentie
- - Minimaal impact op lifestyle
- - Afwezigheid van toxische hulpstoffen (benzylalcohol, propyleenglycol, cave: ketogeen dieet)
- - Stabiele en eenvoudige bereiding
- - Kosten
Target volume orale vloeistof voor kinderen:
- - Volgend emaximale volumina per gift
- o <5 jaar: maximaal 5 ml
- o >5 jaar: maximaal 10 ml
- - Voor neonaten is 5 ml per dosis vaak nog te veel en wordt gestreefd naar een volume <1 ml & let op mengen met (Borst)voeding). Je wilt niet dat ze een afkeer krijgen tegen hun primaire voeding.
Toediening i.v. medicatie:
- - Toegang moeilijker dan bij volwassenen
- - Perifeer vs centraal
- - Eigenschappen intraveneuze oplossing:
- o Osmolaliteit
- o pH
- o inherente chemische samenstelling
- o afmeetnauwkeurigheid
Navel vene katheter: moet je binnen dag na geboorte aanbrengen. Kan toch paar dagen tot week blijven zitten. Toch mooie centrale toegang, zonder dat je andere lijn moet aanprikken.
Toxiciteit hulpstoffen:
m.b.t. toxische effecten door hulpstoffen meer risico voor kinderen:
- hulpstoffen zijn vaak nodig voor dranken en injectievloeistoffen en niet voor capsules; bij voorkeur vloeibare preparaten bij kinderen.
Toxisch als ze gaan stapelen. Maar zijn vaak wel nodig.
Daarom bijhouden hoeveel hulpstoffen ze binnenkrijgen.
Aanpak:
- Kies voor verwante werkzame stof, zonder aanwezigheid van potentieel toxische hulpstoffen
- Accepteer risico van toxiciteit van hulpstoffen
- Kies een geneesmiddel uit een geheel andere groep
Injectievloeistof oraal toedienen :
- Vloeistof die je iv toedient mag je niet altijd oraal toedienen. Bijv. omperazol mag je wel iv geven. Maar als je het zo geeft, geeft het schade aan slokdarm (gootsteenontstopper).
- Iv heeft geen conserveringsmiddel dus blijft niet zo lang goed als het geopend is.
- - verwarring rondom dosis (i.v. of p.o.?)
- - na openen ampul: geneesmiddel voldoende lang chemisch stabiel?
- - hulpstoffen, zoals complexvormers, anti-oxidantia, cosolventes en organische oplosmiddelen (bijv. propyleenglycol, benzylalcohol, alcohol, acetem)
- - pH injectievloeistof?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden