Samenvatting: Bouwstenen Van Management En Organisatie | ssdf
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Bouwstenen van Management en Organisatie | ssdf
-
2 management, organisatie en besluitvorming
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
2.1.1 betekenissen van het woord management
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Het begrip management kent 3 betekenissen;
- een bepaalde groep functionarissen in een organisatie, top- ,midden,- uitvoerend of eerstelijnsmanagement; zij sturen in een organisatie het handelen van andere mensen;
- de activiteiten van managers, goed resultaat = excellent management, slecht resultaat = mismanagement;
- die van een vakgebied, verwijst naar alle kennis en kunde die in de loop van tijd is ontstaan en vastgelegd is in boeken, wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen (Fayol, 1908 en Taylor, 1913).
-
2.2.1 Betekenissen van het woord organisatie
-
Drie betekenissen van het woord organisatie:
- de eenheid waarin mensen, middelen en methoden samen zijn om vooraf bepaalde resultaten te bereiken.
- de inrichting, hoe is de structuur en waar liggen de vestigingen?
- de activiteit van het organiseren, bijv. het organiseren van een evenement.
- de eenheid waarin mensen, middelen en methoden samen zijn om vooraf bepaalde resultaten te bereiken.
-
2.3.1 beschrijvende en voorschrijvende theorie
-
Theorieën over M&O zijn van verschillende invalshoeken te bezien:
- Descriptief (beschrijvend): geeft weer hoe de werkelijkheid volgens de ontdekker eruitziet; de elementen van de werkelijkheid en de verbanden ertussen worden beschreven, maar niet de relatie met succes (bijvoorbeeld Mintzberg).- Prescriptief of normatief (voorschrijvend): geeft ook aan hoe de werkelijkheid te verbeteren is (bijvoorbeeld Kotter). -
2.3.2 universele en situatieafhankelijke theorie
-
De theorieën verschillen ook in reikwijdte van geldigheid:
- Universeel: geeft aan hoe de werkelijkheid er altijd uit moet zien met soms aanwezigen voor de praktijk die overal tot succes zouden moeten leiden.- Contingentiebenadering (situatieafhankelijk): houdt rekening met de situatie waarin deze wordt toegepast, hangt af van de aard van de situatie in een onderneming, bedrijfstak of land (Woodward, 1958). -
2.3.3 Praktijk en onderzoek
-
Fayol en Taylor schreven op basis van eigen ervaringen. Hedendaagse theorieën zijn vaak gebaseerd op onderzoeken in organisaties. Rosenzweig (2007) heeft aangetoond dat veel claims die voortkomen uit onderzoek met argwaan bekeken moeten worden. Er zijn enkele vragen om na te gaan of een theorie redelijk onderbouwd is:
1. De achtergrond van de onderzoeker (academicus of praktijkmens);2. Wat zijn de feiten waarop het onderzoek berust;3. Hoe zijn de feiten verzameld en geanalyseerd;4. Hoe groot was de steekproef en hoe was die samengesteld. -
2.4 Wat is besluitvorming?
-
Probleem: een feitelijke of verwachte afwijking van de afgesproken normEen probleem kan zich voordoen op elk van de 3 managementgebieden:
1. Strategie2. Operatie3. Structuur -
3 cepita selecta 1
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
In de Bedrijfstakcultuur noemt Horringa verschillen klimaten- ............................ telkens weer met nieuwe collecties moeten komen à kleding , horloge ed.- ............................. inkoopklimaat is dominant, zoals bij een handelsonderneming.- ............................. ingewikkelde diensten, zoals een elektriciteitcentrale.- ................. dienstverlenende organisaties.
De verschillen die ontstaan in de kritieke activiteiten van de organisaties, d.w.z. de kritieke activiteit is de activiteit die de organisatie goed moet uitvoeren om succesvol te zijn.
- Modeklimaat=> telkens weer met nieuwe collecties moeten komen à kleding , horloge ed.
- Inkoperklimaat=> inkoopklimaat is dominant, zoals bij een handelsonderneming.
- Ingenieursklimaat=> ingewikkelde diensten, zoals een elektriciteitcentrale.
- Serviceklimaat => dienstverlenende organisaties.
-
Sanders en Neuijen; Defenitie van een bedrijfsculturen beschrijft hij als gemeenschappelijke verstandhouding tussen de leden van het bedrijf =. ui1 .................................à Brengen tot uitdrukking wat de organisatie goed of slecht vindt, mooi of lelijk.2 ....................Gewoonten en gebruiken die extra betekenis geven aan gebeurtenissen => horloge bij jubilea3 ...........................à Personen (echt of onecht) die de leden van de organisatie bewonderen of verafschuwen.4 ........................, woorden of handelingen die tot uitdrukking brengen wat de organisatie wil bereiken =>bv logo
1 Waarden en grondbeginselenà Brengen tot uitdrukking wat de organisatie goed of slecht vindt, mooi of lelijk.
2 Rituelenà Gewoonten en gebruiken die extra betekenis geven aan gebeurtenissen => horloge bij jubilea
3 Helden / antiheldenà Personen (echt of onecht) die de leden van de organisatie bewonderen of verafschuwen.
4 Symbolenà Voorwerpen, woorden of handelingen die tot uitdrukking brengen wat de organisatie wil bereiken =>bv logo
-
Trompenaar & Hamden-Turner beschrijven het verschil in dimensies, of een land hoog of laag scoort. 5 dilemma’s
- Beheersen wij de omgeving of beheerst de omgeving ons?
- Wat is belangrijker, relaties of regels?
- Is falen de verantwoordelijkheid van een team of een individu?
- Hoeveel identificeren wij ons met onze fouten?
- Ontlenen wij onze status aan prestatie of aan positie? -
5 Spreidingsstrategie: waar concurreren?
-
Met een spreidingsstrategie probeert de organisatie die activiteiten te verrichten die het meeste kans op succes bieden. Dit heeft betrekking op:
Productspreiding Geografische spreiding Verticale integratie
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden