Samenvatting: Bp Deel 3 (Fungi En Protisten)

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 56 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van BP deel 3 (fungi en protisten)

  • 34 gdfghdjn

    Dit is een preview. Er zijn 46 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 34
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn protisten?Vormen de protisten een para-, mono- of polyfyletische groep?

    Protisten is de informele naam voor een groep van voornamelijk eencellige eukaryoten (met soms rechtstreekse meercellige verwanten).

    Protisten zijn een polyfyletische groep, en geen rijk.
  • Wat zijn wieren?Vormen de wieren een para-, mono- of polyfyletische groep?

    De wieren (= algen) zijn alle fotosynthetiserende eukaryote organismen die geen (land)plant zijn.

    Het is dus een onnatuurlijke groep (polyfyletisch). De term “wier” is een beschrijvende verzamelnaam.
  • Het domein van de eukaryoten bevat verschillende supergroepen. Welke supergroepen maken er deel uit van het domein der eukaryoten?Hoe kan men zien door te kijken naar de verschillende supergroepen dat de protisten een polyfyletische groep vormen?

    - Excavata
    - "SAR" clade
    - Archaeplastida (waaronder de wieren en landplanten)
    - Unikonta (waaronder de dieren en schimmels)

    Doordat er in iedere supergroep protisten aanwezig zijn. Dit duid aan dat protisten op verschillende manieren vanaf verschillende voorouders convergent zijn geëvolueerd met homoplasieën als gevolg.
  • Wat zijn de vier belangrijkste groepen van wieren (bruin-, rood- en groenwieren)? Geef de Latijnse naam.

    - Rhodofyten (roodwieren)
    - Phaeophyceae (bruinwieren)
    - Chlorofyten + Charofyten (groenwieren)
  • Wieren vertonen een grote morfologische diversiteit, gaande van kleine eencellige exemplaren tot de grote, wel meer dan 50 m lange kelpwieren; echte bladeren, stengels en wortels, zoals we die kennen bij landplanten (cormusplanten), komen nooit voor. Waarvan spreekt men bij meercellige wieren als het woord cormus niet de mond genomen mag worden?

    Van een thallus
  • Welke vier typen chlorofyl zijn er, wat is hun functie en bij welke groepen van organismen komen ze voor?

    Type a:
    - Alle planten en wieren
    - Absorbeert licht in blauwe en rode deel v/h spectrum
    - Enigszins als hemoglobine met Mg i.p.v. Fe

    Type b:
    - Alle landplanten en groenwieren
    - Overdracht van energie

    Type c,d:
    - Sommige groepen protisten/wieren (onder andere ook bij roodwieren)
  • Welke groepen organismen vormen samen de monofyletische groep Viridiplantae? Geef vier belangrijke kenmerken van alle organismen die tot de Viridiplantae behoren.

    Chlorofyten en Charofyten (groenwieren) vormen samen met alle landplanten (embryofyten) de monofyletische groep: de Viridiplantae.

    - De pigmentsamenstelling, nl. Chlorofyl a en b, caroteen en enkele xanthofylsoorten
    - Het assimilatieproduct is zetmeel (dat in plastiden wordt opgeslagen), naast bepaalde hoeveelheden lipiden
    - De celwand bestaat voornamelijk uit cellulose
    - De geflagelleerde reproductieve cellen van groenwieren en de spermacellen van hogere planten zijn in microscopische details erg gelijkend
  • Groenwieren (+- 8500 soorten) komen vooral voor in zoet water of op vochtige plaatsen en kennen een enorme morfologische variatie. Er zijn zowel ééncellige als meercellige (draadvormige of bladachtige) soorten bekend. Vele soorten vormen aggregaten of kolonies.Wat zijn aggregaten of kolonies? Beschrijf.

    - Bij aggregaten gebeurt er een postgenitale vergroeiing van aanvankelijk losse cellen.
    - Bij kolonies ontstaan de cellen congenitaal en zijn er plasmodesmata aanwezig tussen de cellen. Een kolonie gedraagt zich dan ook vaak als een fysiologische eenheid.
    - Een aggregaat of een kolonie, waarvan het aantal cellen erfelijk bepaald is, noemt men ook een coenobium.
  • Geef 6 kenmerken van de chlorofyten (groep organismen die behoren tot de groenwieren).

    - 4300 soorten (samen met charophyta 8500 soorten)
    - Vooral in zoet water/vochtige plaatsen
    - Een enorme morfologische variatie. Zowel ééncellig als meercellig (draadvormig of bladvormig) bekend.
    - Isokonte zoösporen
    - De chloroplasten zijn groen door de aanwezigheid van chlorofyl a en b. (vaak zijn er hulppigmenten, zoals xanthofyl, luteïne, zeaxanthine, enz.)
    - Bij de seksuele voortplanting versmelten twee gameten die sterk gelijken op de zoösporen. Bij sommige soorten komt isogamie voor, bij andere anisogamie.
  • Er zijn vier vormen van sporen (bijvoorbeeld gebaseerd op beweeglijkheid). Beschrijf ze alle vier.

    - Mitosporen: ontstaan als gevolg van mitotische delingen.
    - Meiosporen: ontstaan als gevolg van meiotische delingen.
    - Zoösporen: sporen die beweeglijkheid met behulp van flagellen tot hun beschikking hebben (beweeglijk).
    - Aplonosporen: sporen die geen beweeglijkheid tot hun beschikking hebben (onbeweeglijk).
LET OP!!! Er zijn slechts 56 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Bp Deel 3 (Fungi En Protisten)