Gdfghdjn

22 belangrijke vragen over Gdfghdjn

De SAR-clade werd recent voorgsteld als monofyletische groep op basis van genoom-data maar blijft enigszins omstreden. In deze supergroep is een extreme diversiteit aan zowel heterotrofe als autotrofe organismen te vinden, die in drie groepen onderverdeeld worden:

De Stramenopila, de Alveolata en de Rhizaria

Morfologie en DNA sequenties tonen dat de Stramenopila en Alveolata meer dan een miljard jaar geleden ontstonden, toen een heterotrofe, geflagelleerde voorouder van beide groepen door endocytose een eencellige vertegenwoordiger van de Rhodofyten (roodwieren) opnam.
Hoe wordt dit proces ook wel genoemd in de ontstaansgeschiedenis van organismen uit de SAR-clade?

Secundaire endosymbiose. Heterotrofe vertegenwoordigers van de Stramenopila en Alveolata zouden hun chloroplast weer verloren hebben. Er zijn echter gevallen bekend waarbij dergelijke secundair heterotrofe organismen door het opnieuw optreden van endosymbiose met vertegenwoordigers van verscheiden andere wiergroepen weer aan chloroplasten geraakt zouden zijn. Secundaire endosymbiose is dus het principe van het verkrijgen van chloroplasten/organellen door middel van opname (endocytose) van organismen (met chloroplasten (cyanobacteriën)) die al een primaire endosymbiose hebben ondergaan.

Wat zijn de vier belangrijkste groepen organismen uit de groep van de Stramenopila (SAR-clade v/d eukaryoten)?

- Oömycota (waterschimmels)
- Bacillariophyceae (diatomeeën / kiezelwieren)
- Chrysophyta (goudwieren)
- Phaeophyceae (bruinwieren)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

De Bacillariophyceae worden opgedeeld in twee ordes op basis van celvorm.
Welke twee ordes?
Hoe zijn deze twee ordes van elkaar te onderscheiden?

- Pennales en Centrales

- De pennales hebben een ornamentatie die symmetrisch is ten opzichte van de longitudinale as en de centrales hebben een onramentatie die meestal radiair geschikt is.
De cellen van de meeste pannales zijn langwerpig in bovenaanzicht (valvazijde) en bezitten soms ook een groeve (die ook wel rafe wordt genoemd). De cellen centrales zijn circulair tot elliptisch in bovenaanzicht (valvazijde). De valven vertonen nooit een groeve (rafe), zoals te zien is bij sommige pennales.

Geef vijf kenmerken van de Chrysophyta (goudwieren).

- Deze groep met ongeveer 1000 soorten omvat hoofdzakelijk zoetwaterorganismen.
- Vrijlevende flagellaten (meeste), kolonievormers en amoeboïde (beweeglijk, zonder flagel) vormen.
- De celwand is vaak heel dun, maar soms is de cel omgeven door een hulsje of lorica.
- Goudwieren hebben meestal twee flagellen die apicaal ingeplant staan.
- Alle goudwieren doen aan fotosynthese, maar sommige soorten zijn mixotroof, wat betekend dat ze ook opgeloste organische stoffen kunnen absorberen of voedseldeeltjes, waaronder levende cellen, kunnen opnemen door fagocytose.

Welke vier groepen schimmels behoren tot de 'echte schimmels en zwammen' (Fungi)?

- Chytridiomycota
- Zygomycota
- Basidiomycota
- Ascomycota

Tot welke groep binnen de supergroep der Unikonta behoren de slijmzwammen (slime molds)?
Zijn schimmels een poly- mono- of parafyletische groep?
Welke twee monofyletische groepen die behoren tot de slijmzwammen kunnen er van elkaar worden onderscheiden?

- Amoebozoa (in plaats van de Opisthokonta, waartoe onder andere de schimmels en de dieren horen).
- Schimmels zijn in hun geheel een polyfyletische groep die leden heeft in de verschillende supergroepen der Eukaryoten.
- Myxomycota (de 'echte' slijmzwammen) en Dictyosteliomycota (cellulaire slijmzwammen)

Schimmels en zwammen leven heterotroof en absorberen organische stoffen dankzij een saprotrofe, mutalistische of parasitaire (ze komen ook voor als predator (later meer uitleg)) levenswijze.
Wat is saprotrofie?
Schimmels die in symbiose (met bijvoorbeeld planten) leven onttrekken voedingsstoffen aan een plant (uit de cellen), maar geven daarvoor ook voedingsstoffen terug, of verlenen een andere belangrijke dienst voor de plant. Hoe wordt een schimmel in staat gesteld om voedingsstoffen te kunnen onttrekken uit planten?

Saprotrofie wil zeggen dat een plant, schimmel of bacterie rechtstreeks leeft van dood (of ontbindend) organisch materiaal. Dit laat zien dat Fungi een belangrijke rol in de natuur spelen als reducenten.

Uit de hyfen van de schimmel ontstaan hyfen die in staat zijn om een plantencel binnen te dringen en daar voedingsstoffen uit de cel te absorberen. Zo'n speciale hyfe heeft deze specifieke functie en wordt ook wel een arbuscule genoemd.

Vele soorten schimmels planten zich ongeslachtelijk voort door hyfenstukken of door sporen; de wijze waarop sporen gevormd worden is zeer uiteenlopend.
Bij welke groep van de Fungi komen sporen met flagellen voor?
Bij de geslachtelijke voorplanting zijn er 3 celtypes die met elkaar kunnen versmelten om een diploïde cel, die zich kan differentiëren, te creëren.:

- Chytridiomycota

- Bij geslachtelijke voortplanting versmelten ofwel de gameten, ofwel complete gametangiën (gametangiogamie), ofwel twee niet gedifferentieerde cellen (somatogamie). Later worden dan specifieke meiosporen gevormd die naargelang de groep een andere naam hebben gekregen, zygosporen, ascosporen of basidiosporen.

Welke schimmelgroepen behoren er tot de basale fungi?
Wat is er bijzonder aan de mycelia die worden gevormd door de basale Fungi?

- Tot de basale Fungi behoren de vertegenwoordigers van de vroegere Chytridiomycota en Zygomycota.

- Basale Fungi zijn ééncellig en vormen een veelkernig mycelium zonder dwarswanden (ook wel septa genoemd) (coenocytisch mycelium).

Geef van de volgende schimmelgroepen een kenmerk waaraan een organisme uit deze groep te herkennen is:
- Chytridiomycota
- Zygomycota
- Glomeromycota
- Ascomycota
- Basidiomycota

- Chytridiomycota: sporen bezitten flagellen en de schimmelgroep komt vrijwel alleen maar voor in vochtige mileus.
- Zygomycota: resistente zygosporangia in de seksuele fase van de levenscyclus.
- Glomeromycota (onderdeel van de zygomycota): Arbusculaire mycorrhizae (hyfen) die gevormd worden bij symbiose met planten.
- Ascomycota: de sporen, geproduceerd bij de seksuele fase (ascosporen) worden gesynthetiseerd in zakjes die ook wel asci genoemd worden. Er wordt een groot aantal a-seksuele sporen geproduceerd.
- Basidiomycota: er is sprake van een uitgesproken vruchtlichaam (basidiocarp) die vele basidia bevat, die seksuele sporen produceren (basidiosporen).

Hoe wordt een sporangium gevormd bij de Chytridiomycota (het gaat hier over de eencellig-voorkomende soorten)?

Naast soorten met coenocytische hyfen, komen ook soorten voor met een eencellige structuur omgeven door een celwand. De eencellige structuur kan zich tot een sporangium omvormen dat gevoed wordt door niet-gekernde rhizoïde uitgroeiingen.

Wat is het hoofdkenmerk van de Glomeromycota?

Glomeromycota, die een soortenarm taxon vormen met ongeveer 160 beschreven soorten, zijn een belangrijke groep gebleken die arbusculaire mycorrhiza (endomycorrhiza) vormen met zowat 90% van alle (land)planten.

Omdat ze ook terug te vinden zijn in fossiele restanten van de landplanten, gaat men er vanuit dat dit een zeer oude groep is die een belangrijke rol heeft gespeeld in de verovering van het land door de (land)planten.

Wat is het tegenovergestelde van een coenocytische hyfe?

Een hyfe met septa (wanden). Deze hyfen worden ook wel gesepteerde hyfen genoemd.

Onder de ascocarpen, die kunnen ontstaan binnen de groep der Ascomycota, is er sprake van 3 verschillende (uiterlijke) variaties. Beschrijf ze alle 3.

- Cleistothecium: een gesloten en vaak bolvormig vruchtlichaam waarin de asci zitten; de ascosporen komen pas vrij nadat het vruchtlichaam uiteengevallen is.
- Perithecium: een flesvormig vruchtlichaam dat gesloten is, maar bij rijpheid ontstaat er een smalle opening aan de top, waardoor de ascosporen vrijkomen.
- Apothecium: een open en ongeveer schotelvormig ascocarp.

Basidiomycota onderscheiden zich van alle andere Fungi door de vorming van seksuele basidiosporen die afgesnoerd worden van de sporenvormende basidia. Wat is een basidium?

Een basidium is een knotsvormig orgaan waarin, na een voorafgaande dikaryotische fase (ook voorkomend bij de ascomycota (vlak voor het ontstaan van de ascosporen)), karyogamie optreedt gevolgd door een meiose.

Nog ff uitzoek'n wat dikaryoot nou precies is.

Jessir

Bij welke typen Basidiomycota is het vruchtlichaam (bestaande uit dikaryoot tertiair mycelium) afwezig?

Een basidiocarp (of vruchtlichaam) komt voor bij de meeste Basidiomycota, maar is afwezig bij roest- en brandschimmels en bij basidiomycete gisten.

Waardoor wordt het hymenium bij Asco- en Basidiomycota gevormd?

Ascomycota: de hyfen waarop de asci worden aangelegd + de steriele hyfen (parfysen).

Basidiomycota: de hyfen waarop de basidiën worden aangelegd plus de steriele hyfen (parafysen).

Naast de geslachtelijke voortplantingscyclus van de Basidiocarpen, is er ook sprake van ongeslachtelijke voortplanting. Op welke drie manieren kan dit voorkomen?

- Knopvorming
- Fragmentatie van het mycelium (stukjes mycelium die zich ontwikkelen tot nieuwe mycelia)
- Productie van gespecialiseerde cellen, zoals conidia, arthrosporen of oïdia.

(Geslachtelijke voortplanting gebeurt, zoals hoger vermeld, door somatogamie van twee eenkernige compatibele hyfen. Spermatia en receptieve hyfen, dus echte geslachtsorganen treden enkel op bij de roestschimmels)

De Basidiomycota is een zeer complexe groep maar dankzij de moleculaire systematiek en ultrastructureel onderzoek van bijvoorbeeld de septa en de sporen, kon er recent een systeem voorgesteld worden met drie taxa, namelijk Agaricomycotina, Pucciniomycotina en Ustilaginomycotina.
Agaricomycotine bevat de meeste soorten binnen de Basidiomycota (deze soorten beschikken dan ook over de stereotypische vruchtlichamen).
Als men spreekt over deze vruchtlichamen kunnen er drie verschillende typen van vruchtlichaam worden onderscheiden:

- Hemiangiocarp: het hymenium wordt aangelegd aan de odnerzijde van de hoed en komt vrij na scheuring van een vlies bij de groei van het vruchtlichaam. Het zijn meestal zogenaamde "plaatjeszwammen". Tot deze groep behoren de meeste soorten die we met de term "paddenstoel" aanduiden.

- Angiocarp: het hymenium wordt binnenin het vruchtlichaam gevormd en blijft; de sporen komen op een specifieke wijze vrij.

- Gymnocarp: het hymenium is van bij de aanleg vrij op het vruchtlichaam aanwezig.

Wat is de voornaamste reden van genetische recombinatie bij de ciliaten (een groep organismen binnen de Alveolata (supergroep: SAR-clade))?

Ciliaten bezitten micro- en macronuclei. Tijdens de levenscyclus vermenigvuldigen de micronuclei zich door middel van meiose (2n --> n), waardoor er meerdere haploïde micronuclei ontstaan. Vervolgens kunnen deze micronuclei uitgewisseld worden tussen verschillende trilhaardiertjes door middel van conjugatie. Alsvolgt fuseren de micronuclei weer met elkaar, waardoor er een diploïde micronucleus ontstaat, die door middel van mitose vermenigvuldigt wordt. Vervolgens vermenigvuldigen de macronuclei (2n) zich ook, waarna er celdelingen plaatsvinden, waardoor er cellen ontstaan, waarbij ieder individu een genetisch gerecombineerde micronucleus bezit en een macronucleus (die geen rol speelde bij het proces van genetische recombinatie via conjugatie).

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo