A New Spring

18 belangrijke vragen over A New Spring

Welke begeleidingsschema gebruikt men bij de ik-ander differentiatie en wat zijn de vier stappen hiervan?

Het schema bij dit plaatje van de ik-ander differentiatie.

  1. Tot beeld komen
  2. Nuanceren
  3. Tijdlijn
  4. Ik-ander differentiatie     

Welke begeleidingsschema gebruikt men bij de belemmerende overtuigingen en wat zijn de vier stappen hiervan?

Het schema bij dit plaatje hoort bij de belemmerende overtuigingen.

  1. Erkennen
  2. Herkennen
  3. Aanpassen
  4. Doen    

Wat is het eerste stap van brain blocks en waar zijn we op zoek naar met brain blocks?

Tot beeld komen is de eerste stap. Als Brain Blocks een reflectiemiddel is dan moeten we in ieder geval een beeld hebben om op te reflecteren.

We zijn dus op zoek naar de meest eenvoudige uitnodiging die we kunnen geven om tot een Brain Blocks beeld te komen. Dit is een beeld waarin de cliënt zijn ervaring representeert.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het meest eenvoudige uitnodiging om voor een Brain Blocks beeld te komen van een kind van 3.5 jaar?

De meest eenvoudige uitnodiging is gericht op de ervaring ‘leuk’. 

  • Dus op het moment dat het jongetje op de vraag: ‘Wat vind jij leuk om te doen?’  ‘voetballen’, antwoordt en op de volgende vraag:  ‘Als je mag voetballen, voelt dat meer als groen, geel, rood of blauw’? ‘groen’ aangeeft en daarna het groene blokje pakt hebben we een Brain Blocks beeld.

  • Het jongetje hoeft daarvoor het blokje niet eens op een hoofdje neer te leggen. Het groene blokje vertegenwoordigt voor hem de ervaring leuk.

Wat heb je vanuit ontwikkelingsperspectief nodig om tot beeld te komen en vanaf welke leeftijd zien we dit?

Je moet symbolisch kunnen denken. We gaan symbolisch denken, wanneer we taal gaan gebruiken. Een woord of een klank staat voor een persoon, een voorwerp, iets te eten of te drinken. Nu gebruiken we al taal vanaf het eerste levensjaar. 

Brain Blocks dan al inzetten lijkt ons te vroeg. Er is wel wat meer nodig, zoals voldoende ik-besef. Vanaf een leeftijd van 3,5 à 4 jaar zien we kinderen de blokjes ook gebruiken als autootjes, treintjes of vliegtuigen.

Wat zou een tweede uitnodiging kunnen zijn om tot beeld te komen op jonge ontwikkelingsperspectief een beeld te maken?

Een tweede uitnodiging zou een uitnodiging kunnen zijn op de ervaring ‘niet leuk’

‘Wat vind je niet leuk om te doen?’, ‘Opruimen’, zegt het jongetje. ‘Welke kleur hoort daarbij?’, ‘Rood’, zegt het jongetje. We hebben nu ‘leuk’ en ‘niet leuk’ in een Brain Blocks beeld vertegenwoordigd.

Hoe kunnen we op twee eenvoudige manieren uitnodiging kunnen geven tot nuanceren en variëren?

Hoe leuk is voetballen dan? Is het één leuk, twee leuk of drie leuk. Een ervaring kan dus meer op minder van groen zijn en ook meer of minder van rood.

Uiteraard willen we werken aan meer nuance en variatie. Kan een ervaring groen zijn met een beetje geel? Kan een ervaring rood zijn met een beetje geel? Kan een ervaring groen en rood tegelijk zijn? ‘Ja’, zegt het jongetje. ‘Als ik ga voetballen, dan is het groen. Maar als iemand tegen mijn been schopt, dan is het rood. Dan heb ik groen en rood!’.

Wat is de eerste stap met een client met een boosheid of agressieproblematiek in behandeling en hoe doen we dit?

We toetsen we als eerste op het vermogen om zichzelf te kunnen uiten. Hoe vaak zien we niet dat cliënten boos zijn, terwijl ze eigenlijk verdrietig, teleurgesteld of jaloers zijn.

Uiteraard hebben we aan 'de buitenkant' last van de boosheid. Vervolgens willen we deze boosheid af doen nemen door bijvoorbeeld thermometertjes te introduceren.  De behandeling is gericht op het voorkomen van boosheid.

Wat is er nog meer nodig om met boosheid of andere emoties om te gaan?

De cliënt moet zijn ervaring in tijd en ruimte kunnen plaatsen en moet oorzaak en gevolg binnen interactie voldoende doorzien.

Wanneer de cliënt het onterecht vindt dat hij nu al moet stoppen met gamen is het vanuit zijn (wellicht egocentrische perspectief) terecht dat hij boos wordt.

Wat is de derde element van de ik-ander differentiatie en wat is belangrijk in dit element?

Het derde element van de ik-ander differentiatie is tijdslijnen.

Door te werken met tijdslijnen nodigen we de cliënt uit zijn ervaring in tijd en ruimte te plaatsen. Hierdoor kan de cliënt gaan zien dat zijn ervaringen niet statisch zijn maar veranderlijk in de loop van de tijd.

Daarbij kan hij gaan zien dat deze ervaringen er niet zomaar zijn, maar ontstaan binnen de interactie die hij heeft met anderen en zijn omgeving.

Wat is een tijdslijn met voetballen?

Laten we een tijdslijn concreet maken:

  • ‘Ja groen, want voetballen vind ik leuk. En toen was het geel, want ik stond met 2-0 achter. En toen werd het rood, want jij had die overtreding gemaakt. En toen was het groen, want ik had de penalty gescoord. En nu is het twee groen, want ik heb gewonnen!’.

Wat is een voorbeeld van met twee hoofden werken in de ik-ander differentiatie?


Ter illustratie;


‘Kijk als ik scoor, dan heb ik groen. Trots. Dan zeg ik; Yes! Wat gebeurt er dan bij jou?’, ‘Nou dan krijg ik geel, dat is stom. Dan denk ik sukkel en steek ik mijn tong uit’. ‘O, ja… als jij je tong uitsteekt dan krijg ik geel. Irritatie. Dan zeg ik, doe even normaal. Wat gebeurt er dan bij jou?’. ‘Dan krijg ik rood… boos, want ik doe normaal. Het is gewoon stom…’, enzovoort.
Het is voor heel veel cliënten fijn om ondertiteling te krijgen.

Wat is er te zien in de ik-ander in balans en hoe noemen we deze structuur?

Binnen deze interactie structuur is te zien dat de momenten van gezamenlijk en onderscheidend bewegen in balans zijn, waardoor er een patroon ontstaat van wederzijdse beïnvloeding. In deze structuur is een voortdurende wisselwerking in de momenten van leiden en volgen, waarbij door wederzijdse beïnvloeding nieuwe bewegingen of inzichten ontstaan.

De 1tje.

Welke interactiestructuur heeft de doel ban brain blocks?

De ik-ander interactiestructuur is het doel van brain blocks. Het ziet er uit als de luie acht.

Vanuit een ontwikkelingsperspectief is dit een belangrijke interactiestructuur. Wanneer de cliënt deze beweging voldoende kan maken, dan kan hij langzaam oorzaak en gevolg binnen interactie gaan doorzien.

Kunnen kinderen met een ander-centraal appel maken op oorzaak en gevolg binnen een interactie?

Nee, eigenlijk niet. Ze hebben te weinig ‘eigenheid’ om tot hun eigen keuzes te komen.

Wat willen we bij cliënten, die overwegend een interactiestructuur laten zien waarbij structuren centraal staan?

We willen graag dat deze cliënten meer in staat zijn beelden te maken wat ze ervaren in plaats van wat ze denken te ervaren. Daarbij willen we graag dat ze meer met de ander mee kunnen bewegen om oorzaak en gevolg binnen de interactie beter te leren doorzien.

Welke interactiestructuur is prevalent met autisme en welke met somberheid

  • Cliënten met somberheid of depressie laten wellicht ook meer de derde structuur zien.

  • Cliënten met autisme, dwang/drang en/of neurotische problematiek laten wellicht meer de vierde interactiestructuur zien.

Welke interactiestructuur is zichtbaar met clienten die overcompenseren of in vermijding zitten?

  • cliënten die aan het overcompenseren zijn (2de interactiestructuur)
  • cliënten in de overgave of vermijding (3de interactiestructuur)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo