Kostenindelingen en kostprijs
8 belangrijke vragen over Kostenindelingen en kostprijs
Vraag 1: Wat zijn constante kosten?
A. Kosten die rechtstreeks aan een product kunnen worden toegerekend.
B. Kosten van diensten en derden.
C. Kosten die binnen een gegeven productiecapaciteit niet op verandering reageren van productieomvang.
D. Extra kosten die gemaakt zijn voor extra producten.
A. Kosten die rechtstreeks aan een product kunnen worden toegerekend.
B. Kosten van diensten en derden.
C. Kosten die binnen een gegeven productiecapaciteit niet op verandering reageren van productieomvang.
D. Extra kosten die gemaakt zijn voor extra producten.
Vraag 3: Wat is geen knelpunt op een lange termijn?
A. Infrastructuur
B. Vergunningen
C. Veranderde transportmiddelen
D. Geschoolde arbeid
A. Infrastructuur
B. Vergunningen
C. Veranderde transportmiddelen
D. Geschoolde arbeid
Vraag 4: Welk nut hebben de differentiële kosten?
A. De kosten per eenheid stelt de laagste prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
B. De kosten per eenheid stelt de hoogste prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
C. De kosten per eenheid stelt de gemiddelde prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
Vraag 4: Welk nut hebben de differentiële kosten?
A. De kosten per eenheid stelt de laagste prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
B. De kosten per eenheid stelt de hoogste prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
C. De kosten per eenheid stelt de gemiddelde prijs voor waartegen een onderneming een extra product kan aanbieden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Vraag 5: Voor welke kosten is het handiger om ze over verschillende producten te verdelen?
A. Variabele kosten
B. Indirecte kosten
C. Constante kosten
D. Directe kosten
A. Variabele kosten
B. Indirecte kosten
C. Constante kosten
D. Directe kosten
Vraag 7: Waar zorgt de vaste verrekenprijs voor?
A. Een schatting van de verkoopprijs.
B. Een schatting van de inkoopprijs.
A. Een schatting van de verkoopprijs.
B. Een schatting van de inkoopprijs.
Vraag 8: De producten waar een onderneming eigenaar van is, heet de?
A. Bezittingsvoorraad
B. Economische voorraad
C. Eigenaars voorraad
D. Technische voorraad
Vraag 8: De producten waar een onderneming eigenaar van is, heet de?
A. Bezittingsvoorraad
B. Economische voorraad
C. Eigenaars voorraad
D. Technische voorraad
Vraag 9: Wat is geen beloningssysteem?
A. Prestatieloon
B. Stukloon
C. Tijdloon
D. Premieloon
A. Prestatieloon
B. Stukloon
C. Tijdloon
D. Premieloon
Vraag 10: Welke kosten worden hoger naarmate de gebruiksduur van productiemiddelen langer wordt?
A. Afschrijvingskosten
B. Variabele kosten
C. Directe kosten
D. Complementaire kosten
A. Afschrijvingskosten
B. Variabele kosten
C. Directe kosten
D. Complementaire kosten
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden