Samenvatting: Burgerlijk Recht I
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Burgerlijk Recht I
-
HC7
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 30/09/2019
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt het verbod op interversie in?
Eenmaal houder = altijd houder, tenzij tegenspraak van diens recht of verandering met instemming van degene voor wie wordt gehouden.Zie 3:111 -
Wat wordt beschouwd als de makkelijkste vorm van overdracht van bezit?
Dat is de feitelijke overgave oftewel de bezitsoverdracht, 3:114 -
Uit onderstaande situatie blijkt dat ook het recht van eigendom niet altijd overdraagbaar is:- A is eigenaar van de grond- B wordt eigenaar van het huis op de grond van A.
- Lastig, want het huis wordt verticaal nagetrokken door de grond.
- er moet opstalrecht gevestigd worden om VT te doorbreken.
- A moet dan opstalrecht geven en B wordt dan opstalgerechtigd.
- B heeft dan 2 registergoederen:
- recht van opstal;
- eigendom van het huis.
- in deze casus is het eigendomsrecht niet afzonderlijk overdraagbaar want een afhankelijk recht want afhankelijk van het opstalrecht. Als het opstalrecht eindigt, herleeft direct de verticale natrekking.
- Lastig, want het huis wordt verticaal nagetrokken door de grond.
-
HC8
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 02/10/2019
Laat hier meer flashcards zien -
Gelden de eisen van overdracht 3:84 voor alle goederen?
Ja, geldt voor alle goederen. Alleen bij de levering vindt differentiatie plaats afhankelijk van het type goed. -
In welke wetsartikelen staan de vereisten voor de levering van de diverse soorten goederen beschreven?
- 3:89: levering onroerende zaken.
- 3:90: levering roerende zaken, niet-registergoederen.
- 3:94: levering van vorderingen (=cessie)
-
Wat is er vereist voor levering van roerende zaken, niet-registergoederen conform 3:90?
Primair gaat het om bezitsverschaffing (3:90(1)). Dit gebeurt meestal door feitelijke overgave van de roerende zaak, 3:114: je overhandigt bv de sleutels.
Ook kan levering plaatsvinden zonder feitelijke handeling: 3:115. -
HC9
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/10/2019
Laat hier meer flashcards zien -
Hoeveel partijen zijn minimaal nodig voor overdracht van een vordering?
Minimaal 3 partijen:- schuldeiser
- schuldenaar
- koper van de vordering die de schuldenaar heeft op de schuldeiser.
-
Hoe vindt de vestiging van beperkte rechten plaats?
- Voor erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, vruchtgebruik:
- 3:98 jo. 3:83 jo. 3:84 jo. 3:89
- verder dus geen extra of afwijkende bepalingen.
- pand: 3:236
- hypotheek: 3:260
- Voor pand en hypotheek:
- Voor erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal, vruchtgebruik:
-
WG5
Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 08/10/2019
Laat hier meer flashcards zien -
Blijft een pandrecht op een voorraad rusten op een goed uit die voorraad als het verkocht wordt?
Ja! Het goed is dus bezwaard met een pandrecht en wordt ook bezwaard overgedragen. De vervreemder kan immers niet meer overdragen (namelijk een goed met een pandrecht) dan hij heeft; dit laatste conform het nemo-plus-beginsel.
dat het pandrecht op het goed blijft rusten is het zaaksgevolg. -
Wanneer is een verpand goed in de handen van de pandhouder? Bij stil of vuistpand?
Bij een stil pandrecht bevindt het goed zich in handen van de pandgever.
Bij een vuistpand is het goed juist wel in handen van de pandhouder (of een derde): zie 3:236 (1)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden