Ecologie en duurzaamheid - Mens en milieu - Anders

24 belangrijke vragen over Ecologie en duurzaamheid - Mens en milieu - Anders

78. Te veel stoffen uit het milieu halen is een vorm van .....a.... Afvalstoffen aan het milieu toevoegen is een vorm van ....b....

a. uitputting
b. vervuiling

80. Waardoor zijn de milieuproblemen de laatste tweehonderd jaar sterk toegenomen?

door de enorme bevolkingsgroei

81. Wat zijn chemische gewasbeschermingsmiddelen?

Dit zijn gifstoffen om voedingsgewassen te beschermen tegen
  • vraat door insecten en
  • tegen ziekteverwekkers.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

82.  Leg uit hoe giftige stoffen via planten in voedselketens terechtkomen.

Een plant neemt de giftige stoffen op via de wortels en
slaat ze op.
Als de plant door dieren wordt gegeten,
komen de giftige stoffen in de voedselketen terecht.

84. Wat zijn voorbeelden van monocultuur?

[ ] A een akker waarop afwisselend aardappelen en tarwe worden verbouwd
[ ] B een akker waarop al jaren mais wordt verbouwd
[ ] C een appelboomgaard
[ ] D een weiland waarin al tien jaar alleen Engels raaigras groeit
[ ] E een weiland waarin gras en verschillende bloemen groeien c

B, C, D

86. In afbeelding 10 zie je een schematische weergave van het broeikaseffect.

Beschrijf wat er gebeurt bij pijl 1, 2 en 3.

Pijl 1: Zonnestraling komt de dampkring binnen.
Pijl 2: Warmtestraling van de aarde ontsnapt uit de dampkring.
Pijl 3: Broeikasgassen houden een deel van de warmtestraling van de aarde vast (of: kaatsen een deel van de warmtestraling terug).

88. Leg uit dat er zonder het broeikaseffect misschien geen leven zou zijn op aarde.

Door het broeikaseffect is de gemiddelde temperatuur op aarde geen −18 °C, maar 15 °C.
Bij gemiddeld −18 °C zou het op veel plekken te koud zijn om te leven

90. Als de gemiddelde temperatuur op aarde verder stijgt, zal de hoeveelheid waterdamp in de dampkring toenemen door extra verdamping uit oceanen.
Neemt hierdoor het broeikaseffect toe of af? Leg je antwoord uit.

Het broeikaseffect neemt hierdoor toe.
Waterdamp is een broeikasgas

91.  Leg uit dat het gebruik van fossiele brandstoffen leidt tot een versterkt broeikaseffect.

  • Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaat koolstofdioxide. K
  • Koolstofdioxide is een broeikasgas.
  • Dit koolstofdioxide is miljoenen jaren geleden opgenomen uit de atmosfeer en komt nu in relatief korte tijd vrij.

92. Waarom denken onderzoekers dat de toename van industrie heeft geleid tot het versterkte broeikaseffect?

Door de toename van industrie kwam er meer koolstofdioxide in de lucht (door de verbranding van fossiele brandstoffen).

Deze toename van de concentratie koolstofdioxide in de lucht ging samen met een temperatuurstijging 

93. Ontbossing is het kappen van bomen om akkers, woningen of industriegebieden aan te leggen. Draagt ontbossing bij aan een versterkt broeikaseffect? Leg je antwoord uit.

Ja,
want als er minder bomen zijn,
wordt er minder koolstofdioxide uit de lucht opgenomen voor de fotosynthese.
Hierdoor stijgt de concentratie koolstofdioxide in de dampkring.

94. Bij de verbranding van biobrandstoffen ontstaat koolstofdioxide.
Toch draagt dit koolstofdioxide niet bij aan de opwarming van de aarde. Leg uit hoe dat kan.

Dit koolstofdioxide is door planten tijdens hun groei uit de lucht opgenomen.
Dat is heel recent gebeurd.
Daardoor stijgt de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht niet (planten nemen evenveel koolstofdioxide op als
er vrijkomt bij de verbranding van hun biomassa).

95. Je ziet steeds meer elektrische auto’s  Deze auto’s rijden op elektriciteit, die wordt opgewekt in aardgascentrales, steenkoolcentrales of met wind- en zonne-energie.

Leg uit dat elektrisch rijden de uitputting van fossiele grondstoffen en de luchtvervuiling kan verminderen.

Tijdens het rijden worden geen fossiele brandstoffen (benzine, diesel, gas) verbrand,
waardoor minder fossiele brandstoffen nodig zijn.
Tijdens het rijden komen geen giftige uitlaatgassen vrij, waardoor de lucht niet wordt vervuild.

96.  Leg uit dat ook elektrische auto’s zorgen voor uitputting.

Om een nieuwe auto te maken, zijn veel grondstoffen nodig, bijvoorbeeld grondstoffen voor metaal, glas en kunststof.

De elektriciteit wordt (deels) opgewekt in aardgascentrales en steenkoolcentrales. Daarin worden fossiele brandstoffen verbrand.

97. Leg uit dat ook elektrische auto’s zorgen voor vervuiling.

Nieuwe auto’s worden gemaakt in fabrieken.

Daarbij komen afvalstoffen en vervuilende stoffen vrij (stikstof, fijnstof).

Van de fabriek naar de klant vindt transport plaats van de nieuwe auto’s. Dat gebeurt bijvoorbeeld door schepen, vliegtuigen en vrachtwagens die fossiele brandstoffen gebruiken.

Ook een elektrische auto komt uiteindelijk op de sloop terecht. Niet alle afvalstoffen kunnen worden hergebruikt.

Ook goed: bij het delven van grondstoffen vindt vaak vervuiling plaats, bij het maken van accu’s komen veel vervuilende stoffen vrij

98. Dragen elektrische auto’s bij aan het versterkte broeikaseffect? Leg je antwoord uit.

Ja,
want elektrische energie wordt vaak opgewekt in aardgas- en steenkoolcentrales.
Daarbij komt koolstofdioxide vrij.

Ook bij de productie van auto’s komt koolstofdioxide vrij.

99.  Zet de manieren van transport:  Begin met de manier die het minst schadelijk is voor het milieu.

  • met de bus
  • met een benzineauto
  • met het vliegtuig
  • op de fiets
  • te voet    

3 met de bus
4 met een benzineauto
5 met het vliegtuig
2 op de fiets
1 te voet

102. Leg uit waarom de concentratie nanoplastics in roofdieren en mensen hoger is dan in planten of insecten.

Nanoplastics worden in het lichaam niet afgebroken.

Doordat nanoplastics via de voedselketen worden doorgegeven, is de concentratie nanoplastics aan het eind van de voedselketen (waar roofdieren en mensen zich bevinden) door accumulatie hoger dan bij planten of insecten

103. Waarin verschilt de opname van nanoplastics in de voedselketen met de opname van herbiciden in de voedselketen?

Herbiciden komen de voedselketen binnen via planten.

Nanoplastics kunnen in elke schakel de voedselketen binnenkomen, omdat ze ook kunnen worden ingeademd 

104. In hoge concentraties in het menselijk lichaam zijn nanoplastics schadelijk.

Op dit moment zijn de concentraties in mensen over het algemeen nog laag. Leg uit dat nanoplastics in de toekomst een gezondheidsrisico vormen, als de vervuiling van het milieu met plastic niet afneemt.

Nanoplastics worden in het lichaam niet afgebroken.

Als er meer nanoplastics in de omgeving terechtkomen, komen er ook meer in het lichaam. Daardoor kunnen in de toekomst de concentraties zo hoog worden, dat ze wel gezondheidsschade aanrichten.

106. Een evolutiebioloog denkt dat de grotere kuikens meer overlevingskansen hebben dan de kleine.

De bioloog denkt dat dit ertoe zal leiden dat kanoetkuikens in de toekomst vroeger in het jaar uit hun ei zullen kruipen.

Beschrijf het evolutionaire proces dat ertoe kan leiden dat kanoetkuikens vroeger in het jaar uit hun ei zullen kruipen.

Een kanoetkuiken dat vroeger uit het ei komt dan andere kuikens, kan meer insecten eten en dus groter worden.
Grotere jonge kanoeten hebben later meer broedsucces doordat ze bijvoorbeeld sterker zijn en betere nestplaatsen kunnen bemachtigen.
Ook hebben ze meer kans om perioden van voedselschaarste te overleven.

De kanoeten die vroeger uit het ei komen, brengen meer jongen voort dan laatkomers.

Deze jongen zullen later ook weer eieren leggen die vroeg uitkomen

108. Naast stikstof stoot het verkeer ook fijnstof uit.

Ingeademde stofdeeltjes kunnen gezondheidsproblemen, zoals astma en bronchitis, veroorzaken.

Maar niet alle fijnstof die wordt ingeademd, bereikt de longen.

Leg uit waardoor niet alle ingeademde fijnstofdeeltjes in de longen terechtkomen.

Een deel van het ingeademde fijnstof wordt opgevangen door de slijmvliezen in de luchtwegen

109. De rechterlijke uitspraak over het terugdringen van de stikstofuitstoot heeft grote gevolgen voor de landbouw (vooral veeteelt) en de bouw.

Landbouwbedrijven krijgen bijvoorbeeld geen vergunning om uit te breiden en

bouwbedrijven liggen soms een tijd stil, met als gevolg dat mensen hun werk dreigen te verliezen.

Het besluit om de natuur te beschermen heeft dus direct gevolgen voor de economie.

Wat vind jij belangrijker: de natuur of de economie? Leg je antwoord uit.

Voorbeelden van goede antwoorden:

De natuur,
want een gezonde natuur leidt tot een gezonde maatschappij.
want mensen willen recreëren in een mooie natuur.
want een gezonde natuur is mooi om te zien.

De economie,
want mensen moeten geld verdienen om te kunnen leven

110. Door de stikstoftoename is de populatiegrootte van veel vlindersoorten sterk afgenomen.

Maar van de dagpauwoog, die zijn eitjes op de brandnetel legt, is de populatiegrootte juist toegenomen.

Leg uit waardoor de populatiegrootte van vlindersoorten zoals de dagpauwoog toeneemt en die van andere vlindersoorten juist afneemt.

Door de toename van stikstof zullen brandnetels toenemen.

De dagpauwoog gebruikt brandnetels als voedselbron voor de larven, waardoor de populatiegrootte toeneemt.

Maar andere plantensoorten nemen af door de toename van stikstof. Daardoor is er ook minder voedsel voor andere vlindersoorten die van deze planten leven, waardoor hun populatiegrootte afneemt

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo