Samenvatting: Bvj Biologie Voor Jou Havo 5A | 9789402080698 | Carin van Haren, et al

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 64 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van BVJ Biologie Voor Jou Havo 5A | 9789402080698 | Carin van Haren, Sjon van de Sant, Elke de Schrevel

  • 8 Stofwisseling in de cel.

  • 8.1.2 Studievragen

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 8.1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is een verschil tussen assimilatie en dissimilatie?

    Er zijn enkele belangrijke verschillen tussen de twee processen:

    1. Definitie:
    • Assimilatie: Het opbouwen van complexe stoffen uit eenvoudigere moleculen.
    • Dissimilatie: Het afbreken van complexe stoffen tot eenvoudigere moleculen.

    2. Energie:
    • Assimilatie vereist energie (anabole processen).
    • Dissimilatie levert energie vrij (katabole processen).

    3. Voorbeeld:
    • Assimilatie: Fotosynthese bij planten.
    • Dissimilatie: Celademhaling bij organismen.
  • Vul de getallen in voor het assimilatie en dissimilatie process.

    1. Groter organisch molecuul
    2. Energie
    3. Kleiner molecuul
    4. Energie
    5. Dissimilatie'
    6. Assimilatie
  • Beschrijf de rol van autotrofe organismen in de koolstofcyclus volgens het diagram.

    • Autotrofe organismen gebruiken energie van de zon voor koolstofassimilatie.
    • Zij zetten CO₂ en water om in glucose en geven O₂ af.
    • Glucose wordt verder omgezet (voortgezette assimilatie) in koolhydraten, eiwitten en vetten.
    • Naast voortgezette assimilatie vindt er ook dissimilatie plaats waarbij energie vrijkomt.
  • Wat is de rol van heterotrofe organismen in het weergegeven proces?

    • Heterotrofe organismen nemen glucose op uit autotrofe organismen.
    • Ze voeden zich, verteren dit en doen aan voortgezette assimilatie.
    • Dit leidt tot de productie van CO₂, warmte en afvalstoffen.
    • Daarnaast worden koolhydraten, eiwitten en vetten gevormd.
  • Wat gebeurt er tijdens de omzetting van ATP naar ADP in het lichaam?

    • ATP (adenosinetrifosfaat) wordt omgezet naar ADP (adenosinedifosfaat) en een fosfaatgroep (P).
    • Dit proces geeft energie vrij.
    • Vrijgekomen energie wordt gebruikt voor:
    • - Beweging
    • - Assimilatie
    • - Actief transport
    • - Andere processen
  • Hoe wordt ATP effectief gegenereerd in cellulaire processen?

    • ATP wordt gevormd uit ADP en een fosfaatgroep met behulp van energie.
    • Energieleveranciers zoals licht of dissimilatie zijn nodig.
    • Dit proces zorgt voor de opslag van energie in ATP.
  • 8.2.2 Studievragen

    Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 8.2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn enzymen en wat is hun functie in de stofwisseling?

    Eiwitten die chemische omzettingen katalyseren en processen versnellen. Kernpunten:
    1. Cel bevat duizenden verschillende enzymen.
    2. Enzymen worden zelf niet verbruikt.
    3. Elk enzym is specifiek voor één bepaald substraat.
    4. Noodzakelijk voor effectieve stofwisselingsprocessen.
  • Hoe werkt de binding tussen enzymen en substraten?

    De interactie tussen enzym en substraat verloopt als volgt:
    1. Substraat bindt aan enzym.
    2. Activatiecentrum: waar binding plaatsvindt.
    3. Vorming van enzym-substraatcomplex.
    4. Reactie vindt plaats: bindingen verbroken en gevormd.
    5. Reactieproducten laten enzym los.
  • Wat is de uniekheid van enzymmoleculen?

    Enzymmoleculen hebben een specifieke constructie die zorgt voor:
    1. Unieke ruimtelijke vorm met knikken en lussen.
    2. Slechts één type substraat past in het enzym.
    3. Specifiteit per enzym voor een specifiek substraat.
    4. Mogelijkheid om meerdere reacties te faciliteren.
  • Wat kunnen enzymen, zoals urease, op grote schaal doen?

    Enzymen zijn zeer effectief en kunnen:
    1. Een klein aantal enzymen genoeg zijn voor veel substraatomzetting.
    2. Voorbeeld: urease zet tienduizend ureummoleculen om per seconde.
    3. Langdurige activiteit zonder consumptie van enzym.
    4. De enzymactiviteit optimaal houden bij kamertemperatuur.
LET OP!!! Er zijn slechts 64 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart