Samenvatting: Bvj Thema 1 - 1+2 En 4+5

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 30 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van bvj thema 1 - 1+2 en 4+5

  • 1 bvj thema 1 - 1+2 en 4+5

    Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is biologie?1. wat zijn organismen? En waar wordt in de biologie studie naar gemaakt?2. wat vertonen alle organismen? En wat zijn dit? (7) 3. Wat is stofwisseling? En wat is ontwikkelen?4. Wat is de betekenis van dood?

    1. organismen (individu) zijn levende wezens. Tot de organismen worden onder andere planten, dieren en mensen gerekend. In de biologie wordt studie gemaakt van organismen. 

    2. Alle organismen vertonen levensverschijnselen. Dit zijn de levensverschijnselen:       1. ademen, 2. bewegen, 3. groeien, 4. voeden, 5. uitscheiden, 6. waarnemen, 7. voortplanten.
    3. onder stofwisseling verstaan we alle chemische (scheikundige) reacties in een organisme. Ontwikkelen is dat de lichaamsbouw en leefwijze van een organisme veranderen.

    4. dood is als een organisme geen levensverschijnselen meer vertoont.
  • Wat is biologie?1. wat is het verschil tussen dood en levenloos?2. Wat is een levensloop van een organisme (individu)? En waarmee eindigt deze?3. Wat is het levenscyclus van een organisme? En wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?     4. In de cellen van een individu worden voortdurend moleculen omgezet in andere moleculen. Welke stoffen spelen hierbij een belangrijke rol? Wat doen deze?

    1. Als iets dood of levenloos is vertoont het geen levensverschijnselen. Maar als iets door is heeft het daarvoor wel levensverschijnselen vertoont, en als iets levenloos is heeft het nooit geleefd. 

    2. de levensloop is gewoon het leven van een organisme. Deze eindigt met de dood van het individu.

    3. Het levenscyclus van een individu is de volledige opeenvolging van de fasen van groei en ontwikkeling tijdens de levensloop van een individu. organismen behoren tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen.

    4. Enzymen. Enzymen versnellen (katalyseren) de chemische reacties van stofwisselingsprocessen.
  • Cellen bekijken1. bij allerhande onderzoek spelen microscopen een belangrijke rol. Noem 2 dingen waarvoor we ze kunnen gebruiken.2. Wat maak je als eerst om cellen onder de microscoop te bekijken? En wat is dit?3. Wat zijn lichtmicroscopen?4. Wat moet er erg dun zijn bij lichtmicroscopen? En wat is dit?5. Wat is de functie van microscopen?

    1. voor bijvoorbeeld de bepaling van de waterkwaliteit bepaalt men met een microscoop welke soorten organismen in het water leven. Ook in laboratoria van ziekenhuizen gebruikt men microscopen om bijv. cellen en weefsels te onderzoeken.

    2. Een preparaat. Dit is iets dat met een doel (om het te bekijken) is klaargemaakt.

    3. Dit zijn microscopen waarbij het licht van onder door het preparaat valt. 
    4. het objectief. Dit is het lenzenstelsel van de microscoop.

    5. Het vergroten van het beeld dat je ziet.
  • Organisatieniveaus van de biologie1. organismen zijn georganiseerd in biologische eenheden.Wat is de kleinste biologische eenheid? En wat zijn dit? Noem een voorbeeld.2. Wat is DNA?3. Noem de 11 verschillende biologische eenheden.

    1. een molecuul. Moleculen zijn de bouwstenen van stoffen. Een belangrijk molecuul is DNA.
    2. Chromosomen bestaan voor een belangrijk deel uit DNA. DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme.

    3. 1. molecuul, 2. organel, 3. cel, 4. weefsel, 5. orgaan, 6. organenstelsel, 7. organisme, 8. populatie, 9. levensgemeenschap, 10. ecosysteem, 11. biosfeer.
  • Organisatieniveaus van de biologie1.   Alle organismen bestaan uit een of meer cellen. een cel kan op verschillende manieren zijn opgebouwd. Wat is een organel?2. wat zijn prokaryoten? En wat zijn eukaryoten? En hoe zijn de cellen van deze twee organismen opgebouwd?3. Wat is weefsel?

    1. een organel is een deel van een cel dat naar bouw en functie apart is te onderscheiden. veel organellen zijn omgeven door een membraan.

    2. prokaryoten zijn eencellige organismen waarvan de cel geen celkern bevat. doordat de prokaryote cel geen celkern bevat, ligt het DNA los in de cel. Eukaryoten zijn organismen waarvan de cel wel een celkern bevat. Het DNA van eukaryote cellen ligt in de celkern. Een eukaryote cel bevat ook andere organellen (naast de celkern). Eukaryoten zijn eencellig of meercellige organismen.

    3. Weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.
  • Organisatieniveaus van de biologie1. Wat is een orgaan? En waaruit is deze meestal opgebouwd?2. Wat is een organenstelsel?

    1. een orgaan is een deel van een organisme met een specifieke bouw en functie. Een orgaan is meestal opgebouwd uit meerdere weefsels.

    2. een organenstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Sommigen organismen, zoals planten en dieren, bestaan uit meerdere organenstelsels.
  • Organisatieniveaus van de biologie1. Organismen behoren tot een populatie. Wat is dit?2. Wat is een levensgemeenschap?3. Wat is een ecosysteem? En wat zijn biotische en abiotische factoren?4. Wat is de biosfeer? En wat is een andere naam voor de biosfeer?

    1. Onder populatie verstaan we een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten.

    2. Binnen een bepaald gebied leven populaties van verschillende soorten. Deze populaties vormen samen een levensgemeenschap.

    3. Een ecosysteem is een begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen abiotische en biotische factoren een eenheid vormen. Biotische factoren zijn de invloeden uit de levende natuur en abiotische factoren zijn invloeden uit de levenloze natuur.

    4. De biosfeer is het geheel aan ecosystemen op aarde. Ook wel het systeem aarde genoemd.
  • Ordening van de diversiteit van leven1. Waar heeft het proces van evolutie gedurende miljarden jaren toe geleid?2. Om al de verschillende soorten en vormen van organismen te kunnen bestuderen, en overzicht te houden, is een goed ordeningssysteem nodig. Waar houdt de taxonomie zich mee bezig? En de systematiek?3. Wat zijn de drie domeinen waar we de organisme in kunnen verdelen?4. Waarin kan elk domein nog in verder verdeeld worden?5. Welk criteria worden er bij de indeling in domeinen gehanteerd? (3)

    1. Tot een enorme diversiteit aan organismen, waarbij elk organisme als gevolg van dit evolutionaire proces is aangepast aan zijn leefmilieu.

    2. De taxonomie houdt zich bezig met de regels van dit ordeningssysteem, zoals de wijze waarop groepen organismen worden ingedeeld, de naamgeving enz. De systematiek houdt zich bezig met het indelen van de organismen volgens dit ordeningssysteem, waarbij men de evolutionaire verwantschappen zo goed mogelijk probeert aan te geven.

    3. bacterieën, archea en eukaryoten.
    4. in verschillende rijken.
    5. 1. het celtype, 2. het aantal cellen, 3. de voedingswijze.
  • Ordening van de diversiteit van leven1. Waarom worden archaea als een apart domein beschouwd?2. Wat zijn de kenmerken van archaea? (4)3. Wat zijn de kenmerken van Bacteriën? (4)4. Wat zijn de kenmerken van schimmels, planten, dieren en protisten (behoren onder het domein eukaryoten)? (4)

    1. Archaea leven meestal onder extreme omstandigheden waardoor hun biochemie zich dusdanig onderscheidt van andere vormen van leven.

    2. 1. prokaryoot (geen celkern)
        2. celwand
        3. eencellig
        4. heterotroof/ autotroof

    3. 1. prokaryoot (geen celkern), 2. celwand, 3. eencellig, 4. heterotroof/ autotroof.
    4. schimmels: 1. eukaryoot, 2. celwand, 3. meercellig, 4. heterotroof.
        planten: 1. eukaryoot, 2. celwand, 3. meercellig, 4. autotroof.
        dieren: 1. eukaryoot, 2. geen celwand, 3. meercellig, 4. heterotroof.
        protisten: 1. eukaryoot, 2. celwand/ geen celwand, 3. eencellig/meercellig, 4. heterotroof/ autotroof.
  • Natuurwetenschappelijk onderzoek1. Wat is een beschrijvend onderzoek? En hoe wordt dit ook wel genoemd (2)?2. wat is data?3. Bij een beschrijvend onderzoek wordt een manier van redeneren toegepast die inductie heet. Wat is dit?

    1. Beschrijvend onderzoek is onderzoek waarbij de onderzoeker een situatie beschrijft, aangeeft welke aspecten belangrijk zijn en de onderlinge relaties duidt. Ook wel ontdekkend onderzoek of beschrijvende wetenschap genoemd.

    2. verzamelde gegevens.

    3. vanuit veel specifieke gevallen (de verzamelde data) probeert men te komen tot een algemene regel (een conclusie)
LET OP!!! Er zijn slechts 30 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart