Tntm nieuw
20 belangrijke vragen over Tntm nieuw
4. Tijdens een consult wordt een cariësrisicoanalyse gemaakt bij een patiënt. Wat wordt onderzocht?
a. Hier wordt gevraagd naar het naleven van het basisadvies van het ivoren kruis
b. Hier wordt een cariësassessment uitgevoerd
c. Hier worden meerdere cariësassessment beoordeeld
5. Wanneer is in onderstaande situaties centraal voldoende geïnfecteerd dentine geëxcaveerd tijdens het prepareren van een cariëslaesie?
a. Indien centraal de laesie vrijwel dezelfde kleur heeft als de omliggende dentine
b. Indien de behandelaar centraal op een laag stevig dentine sluit, nadat de zachte dentine verwijderd is.
c. In geval van diepe laesies moet mimimaal 3-5 mm geïnfecteerd dentine achterblijven om pulpa expositie te voorkomen
6. Welke bewering is juist?
a. Dentine conditioner heeft een zuurstofgeinhibeerde laag nadat polymerisatie reactie is begonnen?
b. Het adhesief heeft een zuurstof geïnhibeerde laag nadat de polymerisatie reactie begonnen
c. De primer heeft een zuurstofgeëxhibeerde laag nadat de polymerisatie reactie is begonnen
De zuurstof-geïnhibeerde laag is een niet gepolymeriseerde laag aan het oppervlak van het composiet met een dikte van 10-50µm.
De oppervlaktelaag van de bonding hardt niet uit, ook niet na het belichten. Deze laag noemt men de door zuurstof geïnhibeerde laag
->B
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
11. Gaat calcium hydroaxyapatiet in oplossing in speeksel/plaque bij een neurale pH (pH7)?
a. Het evenwicht is stabiel, het caliciumhydroxapatiet dat oplost (demineraliseert) slaat snel weer neer (remineraliseert)
b. Dat is vrijwel niet meerbaar, want in speeksel met pH7 is Ca2+ oververzadigd
c. Calciumhydroxapatiet zal altijd oplossen, want speeksel in onderverzadigd
Tanden bestaan uit hydroxyapatiet, een calciumfosfaatmineraal dat demineraliseert wanneer de omgevings-pH lager wordt dan circa 5.5 (geen fluoride) of 5.0 (dagelijks fluoride). Bij herstel van de omgevings-pH kunnen opgelost calcium en fosfaat weer neerslaan op overgebleven minerale kristallen (= remineralisatie). Bij genoeg tijd kan de opgelopen demineralisatie schade worden opgeheven.
13. Wat is de Ekstrand score bij het element in de afbeelding na 5 seconde droogblazen?
a. Ekstrand score 4
b. Ekstrand score 5
c. Ekstrand score 3
A
Goed lezen of het ekstrand is of ICDAS ekstrand loopt tot 4, ICDAS tot 6
14. Naar welke histologische laag wijst de blauwe pijl op de afbeelding?
a. Tertair dentine
b. Skierotische dentine
c. Atubulair dentine
B
Vorming van tertiair dentine: Bij het stadium van witte vleklaesie worden al mineralen afzetten op pulpawand t.p.v. tubuli. Dit kan regelmatig zijn van structuur en gevormd door odontoblasten: reactief, of onregelmatig in opbouw en gevormd door odontoblasten getransformeerde cellen: reparatief dentine. Reparatief vaak bij snel voortschrijdende laesies.
blz 18
16. Streptococcus sanguinis behoort tot de ‘gezonde’ streptokokken en streptococcus mutans tot de cariëspathogenen. Welke uitspraak is juist?
a. Bij pH 5 produceert Streptococcus mutans meer zuur dan bij pH 7
b. Bij pH 7 groeit Streptococcus sanguinis langzamer dan Streptococcus mutans
c. Bij pH 7 produceert Streptococcus mutans meer zuur dan Streptococcus sanguinis
C
PH 5 EN 7 Cariogene streptokokken produceren meer zuur dan de
gezonde.
S. gordonii (geel) en S. sanguinis (groen) = gezonde streptokokken
17. Hoe kan de kans op microlekkage worden verminderd?
a. Glasionmeercement als tussenlaag gebruiken
b. Een flowable composiet als tussenlaag gebruiken
c. Composiet in laagjes niet dikker dan 1mm aanbrengen
blz 185
- n Het gebruik van condenseerbare composieten leidt NIET tot vermindering van de
microlekkage of betere contactpunt in vergelijking met een gewone spuitbare
composiet.
n De combinatie met een flowable composiet levert tegenstrijdige
onderzoeksresultaten op en heeft nauwelijks aantoonbare gunstige invloed op
het verminderen van microlekkage
n Tot slot maakt het gebruik van een flowable composiet als tussenlaag de taak van
de restauratie gecompliceerder en de kans op fouten groter.
18. Welke uitspraak is juist over wortelcariës
Kies het juiste antwoord uit de volgende mogelijkheden:
a. Wortelcariës ontwikkelt zich even snel als krooncariës
b. In de maxilla wordt wortelcariës meestal palatinaal en approximaal aangetroffen
c. Alleen paro-patiënten zijn gevoelig voor wortelcariës door de aanwezigheid van diepe pockets
In de onderkaak werd wortelcariës meestal buccaal aangetroffen en in de bovenkaak dikwijls palatinaal en approximaal.
19. Welke criterium behoort bij het beoordelen van cariës op een bite-wing?
a. Klasse 1, radioopaciteit dentine
b. Klasse 1, radioopaciteit in het glazuur
c. Klasse 2, radiolucentie in het glazuur
- Bij radiolucentie kan het gaan om actieve cariës
c
22. Het hybride type composiet dat op acte wordt gebruikt in de molaarstreek is de AP-X van kuraray. Een van de redenen hiervoor is dat dit composiet.
a. Een betere hechtsterkte heeft
b. Vulstofpartikels bevat die weinig abrasief zijn
c. Een betere hechtsterkte heeft
B
Clearfil AP-X van Kuraray voor zwaar belaste restauraties in het posterior gebied. Positieve eigenschappen:
• een hoog vulstofgehalte (70 vol%) met vulstofparti- kels die weinig abrasief zijn;
• een hoge breukweerstand;
• niet-stugge consistentie die de adaptatie aan de caviteitswand en tussenlagen onderling vergemakkelijkt;
• snelle en effectieve polymerisatie onder invloed van licht.
23. Bepaalde cariogene bacteriën kunnen uit sucrose intracellulaire en extracellulaire polysachariden produceren. Welke van deze polysachariden versterken de hechting van de bacteriën?
Kies het juiste antwoord uit de volgende mogelijkheden
a. Intracellulaire polysachariden?
b. Extracellulaire polysachariden
c. Zowel intracellulaire als extracellulaire polysachariden?
>
- EPS: glucanen en fructanen → belangrijk voor hechting
- IPS: suiker opslag → verlengt periode van zuur productie
26. De krimpkracht in composiet …
a. Verdwijnt als composiet uitgehard door de poymerisatieractie
b. Wordt groter indien een restauratie uit meer laagjes is opgebouwd
c. Zal als de vulling helemaal uitgehard is, niet meer veranderen
33. Wat is volgens onderzoek de beste procedure om dentine aan composiet te hechten? Door gebruik te maken van …
a. De overmaat zelfetsende primer 5 seconde uit penselen met een schone microbrush
b. De goede aansluitende eigenschappen van AP-X composiet (van Kuraray)
c. De odontoblasten tubuli en een zelfetsende primer
34. Tijdens het gebruik van Kuraray SE Primer ontstaat contaminatie door puntbloeding onderin de box tijdens het maken van een disto-occusae restauratie.
Vraag: wat is vervolgens de juiste procedure alvorens de standaardprocedure adhesief te vervolgen?
Schoonspoelen en drogen en opnieuw aanbrengen van het adhesief is voldoende
36. Casus: een patiënt heeft een pakje ragers gekocht en neemt deze mee naar een consult. Wat is de interventie door de mondhygiënist volgens de fasen van gedragsverandering?
a. Samen voor concreet plan maken
b. Voor- en nadelen voor het gedrag doornemen
c. Complimenteren en aanmoedigen
preparatie
voor en nadelen is contemplatie
- pt is bewust van probleem en vraagt war nodig is
39. Gegeven: een van de redenen die behandelaren aangeven om geen fissuurlak toe te passen is de angst om cariës in te sluiten, zodat het proces zich ongemerkt kan uitbreiden. vraag: wat blijkt uit onderzoek over deze ‘angst’?
a. Deze angst is terecht, over een carieuze fissuur moet geen fissurlak worden aangebracht
b. Deze angst is niet terecht, over carieuze fissuur kan een fissuurlak worden aangebracht
c. Deze angst kan tot reële proporties worden teruggebracht, indien regelmatig bitwings gemaakt worden.
-> het verzegeld van initieel caries blijkt verdere progressie van een laesie tegen te gaan.
1. Zie bovenstaande afbeelding. Hoe beschrijf je in het onderzoek de waarneming aan de 26 occlusaal
1. Casus: een patiënt heeft een nieuwe elektrische tandenborstel gekocht en neemt deze mee naar een consult. De patiënt heeft besloten om zijn gedrag te veranderen. In welke fase van gedragsverandering bevindt deze patiënt zich?
1. Student 1: bij gezonde personen zorgt de buffercapaciteit van het speeksel ervoor dat de pH tijdens een eetmoment boven de kritieke grens voor demineralisatie blijft.
Student 2: bij personen met een geringe speekselvloed daalt de pH tijdens een eetmoment naar een lager minimum dan bij personen met een normale speekselvloed.
Wie heeft gelijk?
Kies het juiste antwoord uit de volgende mogelijkheden:
a. Student 1
b. Student 2
c. Geen van beide studenten
- - Buffercapaciteit speeksel is niet voldoende om pH boven kritische
grens te houden bij suikerconsumptie (in een ideale situatie zou
speeksel die zuren neutraliseren)
A
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden