Samenvatting: Cariologie

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Cariologie

• 1 Leerpad A- Cariologie

• 1.1 Inleiding

  Dit is een preview. Er zijn 23 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Approximale vlakken waar je sneller cariës krijgt. Noem 3 kermerken die ontwikkeling cariës beïnvloeden?

  1. Breedte en locatie op approximale contactpunt
     
  2. Curvatuur: kromming van approximale vlakken
  3. Margino-segmentale groeven

• Wat is een andere woord voor glazuurvorming en waardoor wordt het gevormd en welke fases?

  Amelogenesis→ stopt bij eruptie element.
  - gevormd door ameloblasten
  
  

  1. Secretoire fase: secretie proteïnen + partiële vervanging door mineraal →waardoor uiteindelijke element is gevormd
  2. Secretorische fase: deel proteïnen vervangen door mineraal
  3. Maturatie fase: grootste deel van proteïnen is vervangen door mineraal (in paar jaar)  
     

• Wat is de kleinste entiteit(kleinste eenheid die zelfstandig kan functioneren of bestaan) van calciumfosfaat?

  Ca5(PO4)3(OH) of hydroxyapatiet (HAP)

• 1.2 Speeksel

  Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoeveel speeksel produceert een mens in rust en gestimuleerd per dag?

  - Rust= 500ml/dag (65% submandibula)
  → 0,3ml/min overdag ; 0,1ml/min ‘s nachts
  - Gestimuleerd= 4-5 ml/min (50% parotis, 35% submandibula)
  → Samengevat: 0,7 à 1,5L/dag

• Wat is de functie van de anorganische deel van het speeksel en waar bestaat het uit?

  • Calcium
    
  • Bicarbonaat
  • Anorganische fosfaat

  
  
  →Neutralisatie van zuren door buffering
  →Concentratie afhankelijk van speekselvloed (meer speeksel, meer
  elektrolyten behalve anorg. fosfaat

• Welke 2 buffers zijn er in speeksel?

  1. Bicarbonaatbuffer (werkzaam pH 6, 90% buffercapaciteit)
     
  2. Fosfaatbuffer (werkzaam pH 6-7,5)

• Wat is amylase (organisch)?

  Enzym dat belangrijk is voor de vertering van koolhydraten.
  - 10-20% van alle eiwitten in speeksel. Deze eiwitten komen voornamelijk uit de glandula parotis, de grootste speekselklier die sereus vocht (met veel amylase) afscheidt

• Wat doet mucinen in het speeksel (organisch)?

  • 7-25% van alle eiwitten
  • Belangrijkste slijmstof-> smeerwerking

• Wat is de functie van fosforprotëine en glycoproteïne in speeksel (organisch)?

  - Eiwitten zonder enzymwerking
  - Spelen grote rol bij hechting en precipitatie aan oppervlakken
  Vb: Calciumfosfaatprecipitatie wordt geremd → Overmatig tandsteen voorkomen

• Wat is de functie van immunoglobulinen  in speeksel (organisch)?

  - Voor 85% secretoir IgA
  = Aggregeren van een aantal bacteriesoorten