Samenvatting: Casussen Voor Verteer & Verweer Ii
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Casussen voor Verteer & verweer II
-
1 Sense and sensitivity
Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe kun je bacteriën classificeren?
Vorm
- Kokken (ronde vorm)
- Bacillen (staafvormig)
- Spirillen (spiraalvormig)
- Vibrionen (kommavormig)
Macroscopisch beeld
- Grampositief (dikke peptidoglycaanlaag)
- Gramnegatief (dunne peptidoglycaanlaag)
Voedingsbron
- Heterotroof (organische verbindingen als koolstofbron)
- Autotroof (ontlenen koolstof aan C1-verbindingen)
- Fototroof (verkrijgen energie uit licht)
- Chemotroof (verkrijgen energie uit chemische verbindingen)
Groeivorm
- Obligaat aeroob (hebben zuurstof nodig voor groei)
- Facultatief anaeroob (gebruiken zuurstof indien aanwezig)
- Obligaat anaeroob (kunnen niet groeien in aanwezigheid zuurstof)
- Micro-aerofiel (groei is optimaal bij lage zuurstofspanning)
Celwand
- Zuurvast (mycobacterie)
- Zonder celwand (mycoplasmata) -
Door welke bacteriën worden urineweginfecties voornamelijk veroorzaakt?
- E. coli (80%): gramnegatief
- Proteus: gramnegatief
- Klebsiella: gramnegatief
- Enterobacter: gramnegatief
Bijna alle bacteriën kunnen een urineweginfectie veroorzaken -
Door welke bacterie ontstaat een urineweginfectie in de meeste gevallen? En wat is kenmerkend voor die bacterie?
E. Coli
- Gramnegatieve staaf
- Meest voorkomende facultatief anaerobe bacterie in de dikke darm (nodig voor verteren van voedsel)
- Produceert vitamine K, wat nodig is om in de lever trombinogeen te maken en zodoende de bloedstolling te laten functioneren -
Wat zijn de meest voorkomende bacteriële veroorzakers van huidinfecties?
- Stafylococcus Aureus: grampositieve coccen. Scheidt toxines af. Meeste infecties gaan spontaan over, behalve bij diepe wonden wordt antibiotica gebruikt.
1/3e van de mens is altijd drager, 1/3e nooit en 1/3e af en toe (krentenbaard).
- Streptococcen (pyolenes): serogroep A. grampositieve coccen. Kun je verdelen in twee groepen: hemolytische groep (pyolenes) en de vergroenende groep.
Wondroos/vleesetende bacterie. -
Wie ontwikkelde in 1910 Salvarsan tegen syfylis?
Paul Ehrlich en Sahachiro Hata -
Wat is het werkingsmechanisme van B-lactam antibiotica?
- Penicilline: bindt aan PBP's met behulp van B-lactamring. Hierdoor kan het cross-linken van de peptidoglycaanlaag naar de buitenkant van de celwand niet plaatsvinden en wordt de samenstelling van de celwand geremd. Dit zorgt voor activatie van autolysinen die de celwand afbreken (bacteriocide).
- Glycopeptiden: vormen H-bruggen met D-Ala-D-Ala binding. Hierdoor kan de peptidoglycaanlaag niet meer worden gevormd.
- Cefalosporinen: worden vaak gebruikt wanneer er resistentie is voor andere antibiotica.
Werken alleen op groeiende cellen en geen effect op een al bestaande peptidoglycaanlaag. -
Wat is het werkingsmechanisme van aminoglycosiden? (streptomycine)
Binden aan 30s ribosomale subunit eiwitten. Deze binding is onomkeerbaar en zorgt voor:
- Productie van afwijkende eiwitten door verkeerd aflezen van mRNA
- Onderbreking van eiwitsynthese door premature uitscheiding van het ribosoom van mRNA -
Wat is het werkingsmechanisme van quinolonen?
Remmen nucleïnezuursynthese door:
- Remmen van bacteriële DNA topoisomerase type II (gyrase) of topoisomerase IV, die nodig zijn voor DNA replicatie, recombinatie en herstel.
- Zorgt ervoor dat DNA niet kan ontwinden
- Remmen RNA polymerase en reverse transcriptase -
Welke antibiotica zorgen voor afbraak van het cytoplasmamembraan?
Polymixine tegen gramnegatieve staven.
Sommige medicatie vormen kanalen door het cytoplasmamembraan en beschadigen zo de binnenkant:
- Amphotericine B bindt aan ergosterol in het membraan
- Azolen remmen ergosterol synthese
- Sommige antiparasiet medicijnen -
Wat zijn de 4 belangrijkste mechanismen voor het ontstaan van resistentie?
1. Verminderde permeabiliteit/doorlaatbaarheid (bv. mutatie in porine eiwiten waardoor er geen effectieve intracellulaire concentratie is van medicijn)
2. Inactivatie van medicijn door enzymen van bacterie (B-lactamasen)
3. Verandering van het doelgebied van het medicijn (bv. DNA gyrase, PBP's en grampositieve celwand)
4. Efflux van medicijnen de bacterie uit (tetracyclines, macroliden, multidrugresistentie)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden