Samenvatting: Chemie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Chemie
-
Hoofdstuk 1 Stoffen
Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 13/01/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer is er spraken van een chemische reactie. Geef een voorbeeld.
Bij een chemische reactie vindt er blijvende stofveranderingen plaats. Voorbeeld verbranden van suiker dit wordt karamel. -
Noem de 4 verschijningsvormen van stoffen en welke aanduiding hoort hierbij.
1. Vast (s=solid), 2. vloebaar (l=liquid), 3. Gas (g=gas) 4. opgelost in water (aq=aqua) -
Wanneer noem je een stof zuiver en waar herken je een zuivere stof aan.
Zuivere stoffen bestaan uit één soort moleculen. Je kunt een zuivere stof herkennen aan zijn smelt- of kookpunt. -
Wat versta je onder een smeltpunt en een kookpunt. Geef een voorbeeld.
Dat de stof op één punt kook of smelt. Bijvoorbeeld water smelt bij 0 graden en kookt bij 100 graden. -
Wanneer noem je een stof een mengsel en waar herken je mengsels aan.
Mengsels bestaan meerdere soorten moleculen. Je herkent mengsels aan hun smelt- en kooktraject. -
Wat versta je onder een smelt- en kooktraject. Geef een voorbeeld.
Bij een smelt- of kooktraject is er geen één punt maar start de stof met koken of smelten en tijdens dit proces veranderd de temperatuur. Bijvoorbeeld Alcohol start met koken op 80 graden en kookt door tot 100 graden. Dit noem je een traject. -
Er zijn 6 veronderstellingen over moleculen. Noem veronderstelling 2 en verklaar je antwoord.
Er zit ruimte tussen moleculen. Als je een stof oplost in water dan neemt het volume niet toe, dit geeft aan dat er ruimte tussen de moleculen zitten. -
Er zijn 6 veronderstellingen over moleculen. Noem veronderstelling 3 en verklaar je antwoord.
Moleculen bewegen. Als je in de hoek van de kamer spuit met een deospray, dan ruik je dit vrij snel door de hele ruimte. De stoffen van de spray diffunderen door de ruimte heen. -
Er zijn 6 veronderstellingen over moleculen. Noem veronderstelling 4 en leg dit uit.
Moleculen bewegen in verschillende fasen.
1. In een vaste stof trillen moleculen op één plaats.
2. In een vloeistof trillen de moleculen harder en bewegen ze door elkaar heen.
3. Bij een gas trillen de moleculen zo hard dat ze gaan vliegen. -
De vanderwaalskracht kent twee soorten aantrekkingskrachten. Noem deze 2 krachten en leg ze uit.
Cohesie: is de aantrekkingskracht tussen moleculen van dezelfde stof.
Adhesie: is de aantrekkingskracht tussen moleculen van verschillende stoffen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden