Samenvatting: Chemie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Chemie
-
1 Atoombouw
-
1.1.1 Atoommodel van J. Dalton (1808)
-
Welke regels stelde Dalton op?
- Alle materie is samengesteld uit kleine ondeelbare deeltjes: de atomen.
- Elk element wordt gekarakteriseerd door de massa van het atoom; atomen van hetzelfde element hebben dezelfde massa en atomen van verschillende elementen hebben een verschillende massa.
- Bij het ontstaan van nieuwe stoffen verandert alleen de manier waarop atomen met elkaar verbonden zijn; de atomen zelf veranderen niet. -
1.1.2 Atoommodel van J.J. Thomson (1907)
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat ontdekte Thomson?
Thomson ontdekte dat bijverwarming van een stukmetaal elektronen vrij kwamen. Dit kon hij aantonen doordat hij eenelektrische stroom hadgemeten . -7 - Hiermeehaalde hij hetatoommodel vanDalton onderuit . Uit deontdekking van negatievelading , moestgeconcludeerd worden dat er ook positieveleiding in hetatoom moest zijn. Maar ook dit model bleek niet dewaarheid te zijn wat werd aangetoond doorRutherford .Thomson kreeg toch deNobelprijs voorNatuurkunde vanwege deontdekking vanelektronen . -
1.1.3 Atoommodel van E. Rutherford (1911)
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat waren de conclusies van Rutherford?
-atoom = kern metpositief geladen protonen en eenelektronenmantel met negatiefgeladen elektronen , die snel rond de kern bewegen
- evenveelelektronen alsprotonen
- aantalprotonen is afhankelijk van het element
- kern bepaalt bijna de volledigemassa van hetatoom en is ongeveer 100 000 keer kleiner dan hetatoom (ratoon ≈ 10^-10 m; rkern ≈ 10^-15 m) -
1.1.4 Atoommodel van N. Bohr (1913)
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat gebeurt er als een elektron terugvalt naar een lager energieniveau?
Als er een elektron terugvalt naar een lager energieniveau, zendt het atoom energie uit in de vorm van elektromagnetische straling, bijvoorbeeld in de vorm van licht. Dat heet emissie van stralingsenergie. -
Welke 2 zaken kon Bohr niet verklaren?
Waarom zenden de elektronen geen straling uit en waarom zijn slechts bepaalde schillen toegestaan. -
1.1.7 Atoommodel van Sommerfield (1915)
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.7
Laat hier meer flashcards zien -
Welke niveaus van kwantumgetallen zijn er?
- Hoofdkwantumgetal (n): bepaalt het hoofdenergieniveau dat overeenstemt met de elektronenschillen: n = 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
- Nevenkwantumgetal (l): bepaalt per elektronenschil een aantal subniveaus. Het aantal waarden van li is beperkt van 0 tot n-1. Elke li-waarde stemt overeen met een elektron en wordt aangeduid met een specifieke letter.
- Magnetisch kwantumgetal (m): splitst de nevenkwantumtoestanden verder op in magnetische deelniveaus.
- Spinkwantumgetal (s): splitst ek magnetisch deelniveau verder op volgens twee tegengestelde spinniveaus: +1/2 en -1/2. Dat zorgt voor:
• Eenzame elektronen met één spinniveau : parallel (↑)
• Elektronenparen met tegengestelde spinniveaus: antiparallel (↑↓) -
1.2 Periodiek systeem
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Uraan (nummer 92) is het zwaarste element dat in de natuur voorkomt. Hoe noemt men de elementen met een hoger nummer?
De elementen met een hoger nummer noemt men de transuranen. Alle transuranen worden kunstmatig bekomen. Ze zijn radioactief en vallen uiteen in lichtere, stabiele atoomsoorten. -
2 Chemische bindingen
-
2.1.4 Oplosbaarheid van zouten
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.4
Laat hier meer flashcards zien -
"Zouten zijn elektrolyten". Wat bedoelt men hiermee?
In vaste toestand zijn de ionen van een zout verbonden door een ionbinding. Bij het smelten van het zout komen de ionen vrij, zodat ze elektrische stroom kunnen geleiden. De ionen komen eveneens vrij bij het oplossen van het zout. Zouten zijn elektrolyten: samengestelde stoffen die in vloeibare of opgeloste toestand de elektrische stroom kunnen geleiden. -
De meeste zouten en hydroxiden zijn goed oplosbaar in water. Sommige zouten en hydroxiden lossen echter slecht op in water. Wat vormen deze dan?
Deze vormen een suspensie (= heterogeen mengsel van een vaste stof en een vloeistof). -
2.2.1 Binding tussen atomen
-
Welk rooster vormen covalente bindingen en welke krachten werken er tussen de moleculen?
Het regelmatige rangschikkingspatroon van dergelijke moleculen noemt men het moleculerooster; vele miljarden moleculen samen vormen moleculekristallen. De zwakke aantrekkingskrachten tussen de moleculen in een moleculerooster noemen we Vanderwaalskrachten.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden