Samenvatting: Chemie Overal (6Vwo)
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Chemie Overal (6VWO)
-
16 Chemie van het leven
-
16.1 Koolhydraten
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 16.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke functie hebben koolhydraten naast gebruikt worden als brandstof?
Sommige koolhydraten gevenstevigheid aan decelwanden van planten. Deze koolhydraten worden niet afgebroken in je maag of darmen en zijn dusonverteerbaar . Andere koolhydraten zijn welverteerbaar en zijn daardoor belangrijk als voedingsstof. -
Welke algemene formule kan voor een koolhydraat gebruikt worden?
Opmicroniveau is eenkoolhydraat eenkoolstofverbinding met de algemene formule CnH2mOm . Vroeger werd de algemene formule Cn(H2O)m gebruikt, maar deze notatie wekt ten onrechte de indruk dat koolhydraten bestaan uit koolstofatomen verbonden met watermoleculen, en ze wordt daarom niet meer gebruikt. -
Wat is het verschil tussen een hexose en een pentose?
Glucose is een hexose, een molecuul met zes C‑atomen. Een monosacharide waarvan de moleculen vijf C‑atomen hebben heet een pentose. Een voorbeeld van een pentose is D‑2‑deoxyribose (zie Binas tabel 67F1). -
Waardoor kunnen polysachariden zowel vertakt als onvertakt zijn?
Omdat in de monosachariden meerdere OH‑groepen voorkomen waaraan polycondensatie kan optreden, kunnen polysachariden zowel vertakt als onvertakt zijn. -
Hoe kan het lichaam polysachariden als energiebron gebruiken?
Om polysachariden zoals zetmeel als energiebron te gebruiken moet je lichaam deze macromoleculen eerst omzetten in monosachariden. Onder invloed van het enzym amylase in je speeksel wordt de hydrolyse van zetmeel in je mond gestart. In je maag wordt dit proces voortgezet onder invloed van het zure maagsap. In je dunne darm wordt het hydrolyseproces voltooid. Het volledige proces kan als volgt versimpeld worden weergegeven:
HO−(C6H10O5)n−H + n−1 H2O → n C6H12O6 -
16.2 Vetten
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 16.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn twee functies van vetten en oliën?
In het lichaam hebben ze onder andere de functie van (reserve)‑brandstof. Verder dienen ze als bouwstof voor het vormen van celmembranen. -
Waarom worden oliën en vetten triglyceriden of lipiden genoemd?
Omdat de meeste oliën en vetten tri‑esters van glycerol zijn, worden ze ook triglyceriden genoemd. In de biologie worden ze ook wel lipiden genoemd. -
Hoe krijgt het lichaam vetzuren binnen? (2)
Vetten en oliën worden tijdens de spijsverteringgehydrolyseerd . Onder invloed van een enzym ontstaan hierbij weer ‘vrije’vetzuren englycerol . De meestevetzuren kunnen in je lichaam doorhydrolyse van olie en vet worden gemaakt. Dezevetzuren kun je dus zelf aanmaken. Sommige moet je binnenkrijgen via voeding, dit zijn de essentiëlevetzuren . -
Wat is het verschil op macroniveau tussen een olie en een vet?
Een olie en een vet verschillen op macroniveau in de fase: een vet is bij kamertemperatuur een vaste stof, terwijl een olie bij kamertemperatuur vloeibaar is. -
Waardoor zijn oliën bij kamertemperatuur vloeibaar?
In een olie komen triglyceridemoleculen met onverzadigde vetzuren voor. Deze waaieren enigszins uit, door de ‘knik’ bij elke cis‑C=C‑binding. Door de onregelmatigere vorm van de triglyceridemoleculen wordt de afstand tussen de moleculen groter. Hierdoor is de vanderwaalsbinding zwakker dan bij verzadigde vetten. Een olie heeft daardoor een iets lager smeltpunt en is dus vloeibaar bij kamertemperatuur.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden