Samenvatting: Chemie Overal Final 3

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Chemie overal final 3

• 1 Rekenen met de dichtheid 1.1

  Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• 136. Het volume van 325 g suiker is 0,205 L. Hoeveel m3is dat?

  
  1 dm3 = 1L
  
  0.205L/1000 = 2.1 10 hoog -4 m3
  
  
  I

• 4 Verschillende soorten mengsels 1.4

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
  Laat hier meer flashcards zien

• 9. Hoe kun je mengsels onderverdelen

   Mengsels kun je onderverdelen in diverse soorten afhankelijk van
  • de fasen waarin de stoffen zich bevinden en 
  • of het een helder of een troebel mengsel is.

• 12.  Als je de vloeistoffen in een emulsie gemengd wilt houden, , wat moet je doen?

   Als je de vloeistoffen in een emulsie gemengd wilt houden, kun je gebruikmaken van een emulgator. 
  
  Dat is een hulpstof die ervoor zorgt dat de vloeistoffen goed gemengd blijven. 
  
  In mayonaise wordt bijvoorbeeld eigeel als emulgator gebruikt.

• 13.Suspensies en emulsies zijn mengsels waar je niet doorheen kunt kijken; ze zijn troebel.  Klopt dit?

  Ja

• 5 Verschil micro/macroniveau -2.1

  Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
  Laat hier meer flashcards zien

• 18.  Fasen van een stof - op macroniveau & microniveau. Leg uit wat is bedoelt?

  Er zijn drie fasen waarin een stof zich kan bevinden: vast,
  vloeibaar en gas.
  
  In welke fase een stof zich bevindt, kun je op macroniveau waarnemen.
  
  Maar om te verklaren
  

  • waardoor stoffen zich in verschillende fasen
  • op een verschillende manier gedragen (macroniveau),

  is het nodig om de fasen op microniveau te beschrijven.
  
  
  In figuur 2.3 zie je tekeningen van het microniveau van de verschillende fasen.

• 19. Leg uit wat is vaste stof op microniveau 

   In de vaste fase 
  • zitten de moleculen heel dicht op elkaar gestapeld. 
  • De moleculen trillen op hun plek, 
  • maar kunnen niet van hun plek weg bewegen. 
  
  Daarom verandert, op macroniveau, een vaste stof niet uit zichzelf van vorm.

• 20. Leg uit wat is vloeibare stof op microniveau

   • De moleculen zitten nog steeds tegen elkaar aan, 
  • maar ze kunnen nu vrij langs elkaar bewegen. 
  • Het is een rommeliger geheel dan bij een vaste stof. Daarom is, op macroniveau, een vloeistof zo makkelijk vervormbaar.

• 21. Leg ut wat is gas op microniveau.

   In de gasfase 
  • bewegen de moleculen op grote snelheid en afstand van elkaar.
  • Moleculen botsen zo nu en dan wel tegen elkaar aan,
  • maar blijven niet bij elkaar zoals in de vaste en vloeibare fase
  • Je hebt heel veel moleculen dicht bij elkaar nodig om een stof echt te kunnen zien;(de suikerkorrel- triljoenen). Daarom kun je gassen niet zien.

• 23.  Hoe kun zuivere stoffen en mengsels ook op microniveau beschrijven

  
  Een zuivere stof bevat één soort moleculen. 
  
  
  Een mengsel bestaat uit verschillende stoffen (macroniveau) en bevat dus verschillende soorten moleculen (microniveau). 
  
  Cola bevat 
  • watermoleculen, 
  • suikermoleculen 
  • fosforzuurmoleculen.

• 24.Sommige stoffen mengen goed met elkaar, .Als je de suikerkorrel in een glas water doet en kort roert,zul je een helder mengsel krijgen.Het lijkt daardoor weer zuiver water omdat de suiker nietmeer te zien is.Verklaar dit op microniveau

  • de suikermoleculen van de korrel
  • zich bij oplossen gelijkmatig verdelen tussen de watermoleculen. I
  Omdat de suikermoleculen allemaal los van elkaar zijn,
  kun je de stof suiker, als die opgelost in water is, niet meer zien.
  
  Het ontstane mengsel noem je dan een oplossing.