Bindingen en reactie van moleculaire stoffen en zouten
38 belangrijke vragen over Bindingen en reactie van moleculaire stoffen en zouten
Wat gebeurt er bij een covalente binding tussen een gemeenschappelijke elektronen paar.
Chloor is een apolaire stof leg dit uit.
Waterstofchloride is een polaire stof leg dit uit.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Natriumchloride is een ionaire stof leg dit uit.
Sommige stoffen lossen beter op in water andere juist beter in olie. De werking van veel geneesmiddelen berust op dit onderscheid. Leg dit onderscheid uit.
Het insecticide middel DDT(dichlorodifenyltrichloroethaan) dood vogels. Leg uit wat dit met apolair en polair te maken heeft.
Polaire stoffen zijn stoffen waarvan de moleculen dipolen zijn. Of een molecuul een dipool is hangt af van twee dingen. Noem deze twee dingen.
Is de volgende stelling juist en leg dit uit.
Een molecuul met een polaire binding heeft altijd dipolen.
Wat betekent intramoluculaire krachten.
Wat betekent vanderwaalskracht. Wat voor verbinding is deze kracht. Wat doet het gewicht van de moleculen met deze aantrekkingskracht?
Wat betekent een dipoolinteractie? Wat kun je zeggen over deze aantrekkingskracht.
Waarom hebben stoffen die uit dipolen bestaan een hoger smelt- en kookpunt dan vergelijkbare stoffen die niet uit dipolen bestaan.
Aceton en butaan hebben beide een massa van 58. Hoe kan het dat aceton bij kamertemperatuur een vloeistof is en butaan een gas?
De sterkste intermoleculaire binding is de waterstofbrug. Leg dit uit.
Wat kun je zeggen van de stoffen die een waterstofbruggen kunnen vormen?
Bij het tekenen van moleculen met een waterstofbrug geef je de waterstofbinding aan met een....... en hoe geef je dan een covalente binding aan?
Wat is de molecuulformule van Aceton.
Wat is opvallend aan stearaationen?
Het stearaation kan de functie van emulgator vervullen. Legt dit uit.
Verklaar waarom methaan (CH4) en koolstofdioxide (Co) geen polaire stoffen zijn en ammoniak (NH3) en water (HO) wel.
Verklaar waarom Alcohol (CH3CH2OH en ammoniak (NH3) wel goed in water oplossen en benzine (C8H18) niet.
De kookpunten van methaan (CH4) en water (H2O) zijn achtereenvolgens -160 graden en 100 graden. De moleculen van methaan en water zijn ongeveer even zwaar. Geef een verklaring waarom water een veel hoger kookpunt heeft dan methaan.
Tussen de stoffen ethanol +alcohol (CH3-CH2-OH) en water (H2O) kunnen waterstofbruggen gebouwd worden. Verklaar waarom je aan de H-atomen die verbonden zijn aan het C-atoom geen waterstofbrug kunt vormen.
Vet is te verwijderen door zeep of een detergent te gebruiken. Het vet verdeeld zich dan in kleine druppeltjes die op het water zweven. Er ontstaat een troebel mengsel van twee vloeistoffen. Hoe noem je zo'n mengsel.
In wat voor soort binding komt het molecuul natriumchloride voor als ze in vaste toestand verkeren. Noem zowel de intra- als de intermoleculaire binding.
In wat voor soort binding komt water (H2O) voor als water in vaste toestand verkeert. Noem zowel de intra- als de intermoleculaire binding
Bariumfloride (BaF2) heeft dezelfde binding als natriumchloride. Klopt dit?
Wat is de intra- en intermolecilaire binding van CO2.
Wat is de intra- en intermoleculaire binding van waterstofchloride (HCl)
Geef de formule van het zout calciumoxide en geef de triaviale naam.
Geef de formule van het zout natriumthiosulfaat en geeft aan waar dit voor gebruikt kan worden.
Geef de formule van de zout Lood(II)sulfaat en waar wordt dit in gebruikt.
Geef de formule van het zout kaliumnitraat en geef de triviale naam.
Wat zijn ionaire stoffen.
Waar bestaan enkelvoudige ionen uit. Noem een paar voorbeelden.
Samengestelde ionen bestaan uit. Noem een voorbeeld van een positief - en negatief samengesteld ion.
Waar moet je rekening mee houden bij de naamgeving van zouten.
IJzer(III)chloride (FeCL3) is opgebouwd uit Fe3+ en Cl-.
Je voegt in een oplossing strontiumchloride(SrCl2) en natriumsulfaat (NaSO4) bij elkaar. Er ontstaat een neerslag geef de reactievergelijk van de neerslagvorming.
Strontiumchloride, natriumchloride en natriumsulfaat zijn oplosbaar dus moet strontiumsulfaat onoplosbaar zijn.
reactievergelijking: Sr2 (aq)+ + SO4- (aq) >>>> SrSO4 (S)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden