Rechtsstaat - De rechterlijke macht

6 belangrijke vragen over Rechtsstaat - De rechterlijke macht

Daarnaast zijn er nog andere rechterlijke colleges die met rechtspraak zijn belast: deze voldoen aan de daaraan in art. 6 EVRM gestelde eisen, maar zij behoren niet tot de in hoofdstuk 6 bedoelde rechterlijke macht:

de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

Met betrekking tot de Nederlandse rechterlijke macht geldt uiteraard dat haar positie mede wordt bepaald waardoor?

Door het verbod om wetgeving op het grondwettigheid te toetsen (een belangrijk arrest daarover is het Harmonistiewet-arrest: zie daarover nr. 127 -> ik: is in college 1 gementioned door Dijkstra); en tevens door de openheid die de Grondwet oplegt ten opzichte van internationaal recht (art. 90 in samenhang met art. 93 en 94), wat een zekere spanning oplevert.

De Nederlandse rechter is tevens een 'civil law' rechter. Wat wil dat zeggen?

Dat wil zeggen de algemene regelende rechtsvorming is aan de wetgever. die ook bij het aanpakken van vraagstukken het voortouw dient te nemen: de rechter als wetstoepasser.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wetgeving zoals BW en Awb verwijst op tal van plaatsen expliciet naar het recht als aanvulling op de wettelijke regeling, zodat wat?

Zodat de rechter de ontwikkeling van rechtsbeginselen ook als een wettelijke opdracht kan beschouwen. In enkele gevallen kan het zelfs zo zijn dat de toepassing van een algemeen beginsel de toepassing van de wet kan ter zijde schuiven (zie nader nr. 129).

In Nederlandse discussies en rechtspraak wordt de grens van wat de rechter mag vaak aangeduid met het onderscheid interpretatie (rechtsvinding) en rechtsvorming:

rechtsvorming is niet a priori verboden (anders zou de ontwikkeling van algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet hebben plaatsgevonden), maar zij is in een aantal gevallen niet gepast. De Hoge Raad acht de grenzen van haar rechtsvormende taak overschreden als de wetgever in die zin voor de voeten gelopen gaat worden dat de rechter de wetgever bepaalde keuzes gaat opleggen, terwijl de wetgever zelf al met de oplossing van de aan de orde zijnde materie bezig is.

De in art. 6 neergelegde en (jurisprudentieel) daaruit afgeleide rechten laten zich als evenzovele (minimum)eisen voor de organisatie van de rechterlijke macht en de rechtsbedeling vertalen. Aangenomen wordt dat art. 6 EVRM de volgende rechten behelst:

- recht op toegang tot een rechter (in strafzaken en privaatrechtelijke geschillen);

- recht op een eerlijk proces;

- equality of arms;

- recht op kennisname van alle stukken en op getuigenverklaringen en op weerlegging;

- recht op een berechtiging binnen redelijke termijn;

- recht op een onpartijdige en onafhankelijke rechter;

- recht op een rechter die het voorgelegde geschil bindend kan beslechten en niet gebonden is aan vaststellingen van feiten;

- recht op openbaarheid;

- alsmede recht (in strafzaken) op enkele specifieke in lid 2 en lid 3 genoemde waarborgen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo