Samenvatting: Circulatie 2

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Circulatie 2

  • Werkgroep 1

    Dit is een preview. Er zijn 48 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 08/06/2016
    Laat hier meer flashcards zien

  • Waar eindigt de stollingscascade mee?

    Vorming van trombine, dit kan het oplosbare plasma eiwit fibrinogeen omzetten in het onoplosbare fibrine.
  • Wat is de rol van calcium en phospholipiden (PL)?

    PL in celmembraan van bloedplaatje = assemblageplaats voor stollingsfactoren.
    Calcium ionen binden de geassembleerde peptiden aan elkaar.
  • Welke stollingsfactoren zijn cofactoren van de stolling?

    F5 voor F10, F8 voor F9.
    Ze versnellen de reactie en maken de verbinding tussen hoofdbestanddelen.
    F10a -> F11 -> versnelt activatie F9.
  • Wat zijn de activiteiten van trombine?

    - zorgt voor hydrolyse van fibrinogeen naar fibrine.
    - activeert F13 als er calcium ionen zijn, dit stabiliseert fibrine door crosslinking van fibrinemoleculen.
    - activeert F11 (versnelt activatie F9), 5, 8. Deze versnellen de stolling.
    - na activatie zorgt het voor het afremmen van de stolling (door het remmen van cofactoren)
  • Wat is het eindproduct van de activatie van stollingsfactoren?

    Fibrine. Dit wordt omgezet door trombine vanuit fibrinogeen bij de stollingscascade.
  • Hoe kan je een D-dimeer bepaling gebruiken voor diagnostiek?

    - D-dimeer in bloed: betekent dat er fibrine vorming is (geweest): er was een stolsel.
    - GEEN D-dimeer in bloed: geen stolsel dus: er is dus geen trombose.
  • Wat is de herkomst van bloedplaatjes?

    Ze komen uit megakaryocyten. Deze valt uit elkaar in ongeveer 20 bloedplaatjes.
  • Wat is de vorm van bloedplaatjes?

    - Geen celkern
    - Ringvormig kanaal met pakketjes erin (bevatten granules: alpha en beta, voor aggregatie en activatie van bloedplaatjes = agonisten)
  • Hoe werkt aspirine (acetylsalicylzuur)?

    Irreversibele acetylering van het cyclo-oxygenase, waardoor ereen vermindering van de synthese van tromboxaan A2, een verlenging van de bloedingstijd en een vermindering van de plaatjesaggregatie ontstaat.
  • Waar grijpen aspirine, Clopidogrel en Ibuprofen op aan?

    De activatie. De stoffen komen wel vrij maar er is geen verdere activatie (andere bloedplaatjes komen niet).

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart