Onderzoek Hart

19 belangrijke vragen over Onderzoek Hart

Een patiënt is bezweet en voelt koud en klam aan. BP 80/50 mmHg. Wat is er aan de hand?

Shock, bijvoorbeeld cardiogene shock

Hoe ver weg mag het collapspunt van de vena jugularis verwijderd zijn van de angulus sterni (verticaal), voordat we spreken van een verhoogde CVD?

2-4 cm. Zijn de venae jugulares tot aan de kaakhoek gevuld, dan is de CVD sowieso verhoogd en ligt het collapspunt ergens in het hoofd.

Wat is de juiste volgorde van de palpatie van het hart? Rangschik van eerst naar laatst: rechter ventrikelpulsaties, ictus, algemene pulsaties, overige pulsaties en halsvaten

1. Algemene pulsaties
2. Ictus
3. Rechter ventrikelpulsaties
4. Overige pulsaties (zoals thrills langs een stenotische klep)
5. Halsvaten
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Je patiënt ligt in de linkerzijligging. Je voelt in de 4e ICR een ictus groter dan een 50 eurocentmunt, buiten de midclaviculairlijn. Wat is je conclusie?

Je kunt nu geen conclusie trekken over de hartlokalisatie. De lokatie van de ictus mag alleen in rugligging worden gepalpeerd. Echter, de duur, het oppervlak, de intensiteit en de samenstelling worden in de linkerzijligging gemeten. Het hart is dus wellicht vergroot.

Voelen we de ictus tijdens de ventriculaire systole of diastole? En hoe lang horen we de ictus?

We voelen de ictus tijdens het eerste 1/3e deel van de ventriculaire systole. De ictus kan versterkt zijn of verlengd bij pathologie.

Je ausculteert op de 2e ICR rechts parasternaal en hoort een thrill. Waar wijst dit op?

Dit wijst op een aortaklepstenose. Thrills wijzen op een versnelde bloedstroom door een stenotische klep.

Wat is het verschil tussen de amplitude van de polsgolf en de upstroke, m.b.t. halsvaten?

De amplitude van de polsgolf is de intensiteit van de golf. De upstroke is de snelheid waarmee die golf opstijgt.

Op welke vijf factoren let je bij de palpatie van de halsvaten?

1. Polsfrequentie (tel 15-30 seconden)
2. Regelmaat
3. Amplitude van de polsgolf
4. Upstroke
5. Thrills

Je palpeert de a. radialis terwijl je het hart ausculteert. Je hoort plotseling een hartslag die niet gevolgd wordt door een a. radialis pulsatie. Hoe noem je dit fenomeen?

Dit is een ventriculaire extrasystole

Je meet een ventrikelfrequentie van 80 bpm en een a. radialis polsfrequentie van 50 bpm. Wat is de polsdeficit en waar kan dit door komen?

De polsdeficit is 30 bpm. Dit kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld atriumfibrilleren, waarbij de preload afneemt.

Wat is het verschil tussen een pulsus parvus en een pulsus celere?

Een pulsus parvus is een te zwakke pols, door bijvoorbeeld hartfalen, shock of een lokale vaatvernauwing. Een pulsus celere is een te sterke pols, bijvoorbeeld door een groot slagvolume of een stug vaatstelsel.

Hoe lang duurt de sternale capillaire refill maximaal?

2 seconden

Je bevindingen bij percussie zijn hypersonoriteit rechts en verdwenen ademgeruis rechts. Bij percussie van het hart zie je dat de demping lateraal van de midclaviculair lijn begint. Wat is hier aan de hand?

Pneumothorax rechts heeft het hart naar links toegeduwd.

Wat is de oorzaak van een derde harttoon? Is die altijd pathologisch?

Een derde harttoon is het gevolg van een snelle vulling van het ventrikel die het ventrikel doen trillen en komt dus vlak na S2. Deze toon hoor je, net als 4e harttonen, het luidst aan de apex als de LV snel gevuld wordt en het luidst in de 4e/5e ICR links parasternaal als de RV snel gevuld wordt.


Boven 35 jaar oud is een derde harttoon pathologisch, bijvoorbeeld door een toegenomen volumebelasting.

Wat is de oorzaak van een vierde harttoon? Is die altijd pathologisch?

De vierde harttoon komt door de atriale contractie die bloed tegen een verstijfde ventrikel aan slaat. Deze toon hoor je, net als 3e harttonen, het luidst aan de apex als de LV snel gevuld wordt en het luidst in de 4e/5e ICR links parasternaal als de RV snel gevuld wordt.


Een vierde harttoon wijst altijd op cardiale pathologie, bijv. hypertrofie of een stug ventrikel.

Op welke 7 aspecten letten we bij het beoordelen van een souffle?

1. Fase (systole en/of diastole)
2. Plaats van punctum maximum
3. Duur van de souffle (laatsystolisch, holodiastolisch)
4. Uitstraling (aortakleptenose --> a. carotis. Mitralisklepstenose --> rug/oksel)
5. Intensiteit (graad 1 t/m graad 6, graad 6 is hoorbaar met stethoscoop los van thorax)
6. Intensiteitsverandering (crescendo, decrescendo)
7. Karakter (muzikaal/blazend)

Dit fonocardiogram is genomen op de 2e ICR rechts parasternaal. Wat is je diagnose?

Dit is een crescendo-decrescendo souffle bij de ostium aortae --> aortaklepstenose

Dit fonocardiogram is genomen op de 4e ICR links midclaviculair. Wat is je diagnose?

Dit is een laat-diastolische souffle bij het ostium mitrale: mitralisklepstenose (atrial kick)

Dit fonocardiogram is genomen op de 2e ICR links parasternaal. Wat is je diagnose?

Dit is een holodiastolische souffle boven het ostium pulmonale: pulmonalisklepinsufficiëntie

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo