De hoofdregel(s) omtrent bewijslastverdeling - Bevrijdend verweer

19 belangrijke vragen over De hoofdregel(s) omtrent bewijslastverdeling - Bevrijdend verweer

Wat is beslist in NNEK/Mourik over aangevoerd bevrijdend feit?

            Wanneer verweerder het door eiser gestelde op zich niet betwist, maar daaraan een hem bevrijdend feit toevoegt, draagt verweerder stelplicht en bewijslast (en bewijsrisico) voor dat bevrijdende feit. 

Situatie: leverancier vordert betaling van de koopprijs, verweerder weerspreekt noch de overeenkomst noch de levering, maar stelt dat hij de verbintenis is nagekomen en die daardoor is komen te vervallen. Moet eiser de niet-betaling bewijzen of verweerder de betaling? 

            Aangezien de overeenkomst en levering vaststaan, brengt dit verschuldigdheid van de koopprijs met zich mee (op basis van de gestelde feiten kan de rechter de vordering toewijzen op grond van 3:296) en zal gedaagde moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan (het al dan niet hebben ontvangen van facturen is niet van belang, de betalingsverplichting jegens de crediteur vloeit voort uit de overeenkomst tussen partijen, niet uit de ontvangst van de facturen). 

Borg beroept zich op dwaling bij het aangaan van een overeenkomst van borgtocht met de schuldeiser. De borg die zich op dwaling beroept moet bij betwisting door de wederpartij belast worden met het bewijs de feiten die dwaling opleveren. De borg zei dat hem een juiste voorstelling van zaken omtrent de financiele positie van de hoofdschuldenaar ontbrak omdat hijer niet van op de hoogte was dat… De schuldeiser betwist dit gemotiveerd. Wie dient hier wat te bewijzen?

            De borg wordt belast met het bewijs van zijn stellingen. 

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

In het geval de aansprakelijk gestelde partij een beroep doet op het ontbreken van een element van aansprakelijkheid, dat er bijv. geen sprake is van verzuim in de zin van 6:74 lid 2 of geen schuld in de zin van 6:162 BW of wanneer verweerder een beroep doet op een opschortende voorwaarde, op wie rust dan de bewijslast?

            Verweerder betwist de door eiser gestelde feiten en daarom rust op eiser de bewijslast gelet op 150. 

Wat als geen sprake is van betwisting van de door de eiser aan zijn vordering ten grondslag gelegde feiten?

            Gedaagde beroept zich dan op een bevrijdend verweer. Bijv. betaling waardoor de verbintenis waarop de eis was gebaseerd teniet is gegaan. Of kwijtschelding, verrekening of een beroep op verjaring. Bijv. overmacht waardoor de onrechtmatige daad of wanprestatie niet aan gedaagde kan worden toegerekend of een rechtvaardigingsgrond waardoor de onrechtmatigheid van het gedrag van gedaagde is weggenomen. 

Wie moet stellen/bewijzen bij een geschil over de inhoud van de overeenkomst?

            De verkoper moet de inhoud van de overeenkomst stellen/bewijzen. 

Eiser vordert nakoming (betaling koopprijs), gedaagde doet een beroep op wanprestatie en wil schadevergoeding of ontbinding. Wie moet wat bewijzen? 

            Gedaagde doet een beroep op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde feiten: schadevergoeding of ontbinding en voert dus een bevrijdend verweer. Op hem rust stelplicht en bewijslast dat eiser tekort is geschoten in zijn prestatie (ondeugdelijk, te laat etc.). De stelplicht en bewijslast voor de verweerder en de beoordeling hiervan door de rechter wordt vereenvoudigd door de regel dat de zaak geschikt moet zijn voor normaal gebruik 7:17. 

A stelt met B een exclusieve distributieovereenkomst te hebben gesloten. B heeft dit gemotiveerd betwist en ter bevrijding van haar aansprakelijk subsidiair aangegeven dat die overeenkomst was geëindigd. Wie moet wat bewijzen?

            A heeft de bewijslast van zijn stelling dat sprake was een exclusieve bewijsovereenkomst. Slaagt A erin dat te bewijzen, dan heeft B de bewijslast van haar stelling dat die overeenkomst inmiddels beëindigd was. 

Waarom is het 'eigen schuld'-verweer 6:101 een bevrijdend verweer?

            De aangesprokene erkent c.q. weerspreekt niet de aansprakelijkheid; stelplicht en bewijslast van de feitelijke grondslag van een eigen schuldverweer rusten op de aangesprokene.

Waarom zijn  beroep op verjaring 3:322, een vaststellingsovereenkomst 7:900, gezag van gewijsde 236 Rv bevrijdende verweren?

            Gedaagde voert deze weren aan waardoor het vorderingsrecht van eiser niet meer kan worden uitgeoefend. Bij een beroep op verjaring zal eiser hiertegenover stuiting 3:316 of 3:317 lid 1 -mededeling- kunnen aanvoeren. Dan rust de bewijslast op degene die zich op de gevolgen daarvan beroept.

Een vaststellingsovereenkomst beoogt een oplossing te bieden voor een ontstaan betalingsgeschil door daarvoor een betalingsregeling te treffen, veelal alle ten tijde van het sluiten van die overeenkomst verschuldigde bedragen omvat. 

Waarom is Redelijkheid en billijkheid 6:248 lid 2 een bevrijdend verweer?

            Degene die zich op bijzondere omstandigheden (in die zin dat red&bill tot een andere conclusie zou nopen, dan op het eerste gezicht uit het overeengekomene, de wet of de gewoonte voortvloeit. Wanneer matiging van een bedongen boete wordt verzocht aangezien het naar maatstaven van red&bill onaanvaardbaar zou zijn de contractuele boete te vorderen zullen feiten en omstandigheden moeten worden gesteld die nopen tot matiging.) beroept draagt de stelplicht en bewijslast. Tot het moment dat hieraan is voldaan, kan zijn wederpartij zich beroepen op de in beginsel tussen partijen geldende regel. 

Waarom is toestemming een bevrijdend verweer?

            Het ligt op de weg van diegene die dat zegt te stellen en te bewijzen dat hij handelde met toestemming van … Als diegene niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, komt bewijslevering m.b.t. de beweerde toestemming niet aan de orde. 

Onderscheid 'nee, want' of 'ja, maar'-verweer is niet altijd makkelijk te maken.
Arrest NNEK/Mourik:
NNEK voert als verweer tegen de vordering aan dat ze wel heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens Mourik. Heeft NNEK stelplicht en bewijslast? 

Dit brengt niet mee dat NNEK de feiten moet bewijzen die zij aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd. NNEK heeft zich hier niet beroepen op een bevrijdend verweer, maar de feiten en omstandigheden betwist/bestreden.

De verzekerde moet bewijzen dat aan de voorwaarden voor dekking is voldaan. VVAA betwist dit gemotiveerd. Wat voor verweer is dit?

            Nee, want-verweer, aangezien VVAA geen andere feiten aanvoert die leiden tot een ander rechtsgevolg. 

Een oud-bestuurder is uit onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk gesteld voor een niet-betaalde loonvordering. De oud-bestuurder zegt dat geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Wat voor verweer is dit?

            Geen bevrijdend verweer –in de zin dat de oud-bestuurder de door eiser aan zijn vordering ten grondslag gelegde arbeidsovereenkomst niet ou hebben bestreden- maar een feitelijke onderbouwing van zijn betwisting van de stelling dat een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. 

De man zegt dat de vrouw de spullen zonder recht of titel onder zich heeft. De vrouw zegt dat de goederen haar zijn geschonken. Wie moet wat bewijzen?

            De man draagt de bewijslast van zijn gestelde feit. De vrouw heeft in haar betwisting een rechtvaardiging gegeven voor het feit dat zij de goederen onder heeft (namelijk schenking), maar dit brengt niet mee dat de vrouw het feit moet bewijzen. Dit hangt samen met het feit dat de vrouw profiteert van een aantal wettelijke vermoedens: 3:109 het vermoeden de zaak voor zichzelf te houden, 3:107 vermoeden van bezit, 3:119 lid 1 vermoeden van rechthebbende. Dat betekent dat de man moet stellen en zonodig bewijzen dat de vrouw niet rechthebbende is. 

De gevolmachtigde heeft voor een volmachtgever gelden ontvangen. De volmachtgever ontkent dat deze gelden aan hem zijn afgedragen. Op wie rust de bewijslast?

            Op de gevolmachtigde dat deze afdracht is geschied. In het verlengde hiervan: nu de gevolmachtigde de stelling dat hij commissie heeft betaald heeft aangevoerd als grondslag van zijn vereweer dat hij van zijn verplichting tot betaling is bevrijd, rustte de bewijslast van de betaling van de commissie op de gevolmachtigde. 

Verkoper heeft prestatie verricht. Koper meent dat die niet aan de overeenkomst beantwoordt. Wie moet wat stellen/bewijzen?

            6:89 en 7:23 lid 1 strekken mede ertoe de verkoper in zoverre te beschermen dat deze erop moet kunnen rekenen dat de koper die meent dat de verrichte prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt, zulks met spoed aan de verkoper meedeelt. Op de koper rustte dan ook de verplichting te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat en op welke wijze hij tijdig en op een voor de verkoper kenbare wijze heeft geklaagd over de onderhavige tekortkoming. 

Arrest Ploum/Smeets: Ploum zegt dat Smeets niet tijdig heeft geklaagd. . Smeets stelt wel tijdig te hebben geklaagd. Wie moet hier bewijzen?

Ploum: Dit beroep op rechtsverwerking is een bevrijdend verweer. Smeets: Dit is een gemotiveerde betwisting.
Volgens de bewijsregels zou Ploum moeten bewijzen dat Smeets niet tijdig heeft geklaagd. De HR oordeelt anders. HR heeft later beslist: de verkoper kan het gebrek aan voortvarendheid van de onderzoeksplicht en de klachtplicht door de koper niet aan hem tegenwerpen indien de verkoper er geen nadeel door lijdt.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo