Uitgangspunt van bewijsrecht: Rv - lid 1 tweede volzin

16 belangrijke vragen over Uitgangspunt van bewijsrecht: Rv - lid 1 tweede volzin

Situatie: aanrijding 2 automobilisten op door verkeerslichten beveiligde kruising. Geen van beide partijen kan bewijzen wie op de met verkeerslichten beveiligde kruising door rood licht is gereden. Hoe moet men omgaan met de vraag of de ene automobilist aansprakelijk is tegenover de andere in dit geval?

Dit betreft vaste rechtspraak. Hier dient te worden uitgegaan van de veronderstelling dat de aansprakelijk gestelde automobilist door groen licht is gereden. Deze gedaagde is wel degelijk, naar volgt uit art. 5 WVW en 6:162 BW, aansprakelijk indien hij onmiddellijk vóór de aanrijding gevaarzettend heeft gehandeld en daardoor een situatie in het leven heeft geroepen waarin de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat handelen zo groot was dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.

Wat houdt de substantiërings- resp. bewijsaandraagplicht in en waar te vinden?

111 lid 3 Rv. Eiser moet de door verweerder naar voren gebrachte preprocessuele verweren in de dagvaarding vermelden, daarnaast ook de bewijsmiddelen en de getuigen waarmee hij zijn reactie op de preprocessuele verweren kan ondersteunen. De bewijsaandraagplicht betreft alleen betwiste gronden van de eis. 

Wanneer komt de bewijslastverdeling aan de orde in een procedure?

150 Rv. Pas nadat enerzijds voldoende is gesteld en anderzijds voldoende is betwist (149 lid 1). Bewijs moet men dus verdienen. 

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat houdt de bewijsaandraagplicht van verweerder in?

128 lid 5. Dat verweerder in de conclusie van antwoord de bewijsmiddelen vermeldt waarover hij kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, alsmede de getuigen die hij daartoe kan horen. 

Wanneer neemt een rechter iets als vaststaand aan?

Indien de verweerder de door eiser gestelde feiten niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, 149 lid 1 2e volzin. Bewijsaanbod kan dan worden gepasseerd. 

Wanneer is sprake van niet of onvoldoende betwisting van stellingen door de wederpartij?

  • achterwege blijven van verweer
  • niet voldoende motiveren van verweer
  • onvoldoende onderbouwen van een verweer 
  • als een partij zich refereert aan het oordeel van de rechter
  • erkentenis (154)
  • verstekverlening. 

'Gedaagde betwist al hetgeen eiser heeft gesteld, tenzij hieronder uitdrukkelijk erkend'. Is deze formule voldoende voor bescherming tegen vaststelling van bepaalde feiten door de rechter? 

Nee, een in algemene bewoordingen opgenomen ontkenning en betwisting van de stellingen van de wederpartij volstaat niet als betwisting. Indien bijv. niet gemotiveerd verweer wordt gevoerd tegen de gevorderde dwangsom, ligt deze voor toewijzing gereed. 

Beeldspraak: sporten van twee ladders?

Is de ene partij hoog op de ladder gekomen (wat betreft gespecificeerdheid en gedetailleerdheid), dan zal de wederpartij minstens even hoog moeten zien te komen. Anders wordt het risico gelopen dat de stellingen als onvoldoende gemotiveerd (nader) gesteld of betwist worden gepasseerd. Ook wanneer een betwisting geen reactie omvat van relevante stellingen van de wederpartij, kan dit ertoe leiden dat die stellingen onvoldoende zijn betwist. 

Moet de rechter in gaan op alle door procespartijen ter ondersteuning van hun standpunt aangevoerde stellingen?

Nee, niet wanneer het een min of meer terloopse stelling betreft. Hij hoeft slechts in te gaan op essentiële stellingen, stellingen die -indien juist- waarschijnlijk tot een andere beslissing zouden hebben geleid. 

Wat is een verzwaarde motiveringsplicht?

Wanneer gedaagde geacht wordt meer wetenschap (in de zin van deskundigheid) omtrent de gebeurtenis te bezitten dan eiser (bij voorbaat ingeval van beroepsaansprakelijkheid) rust op gedaagde deze plicht. (Zie boek nr. 19 straks). 

Kan een partij slechts volstaan met het verwijzen naar producties ter onderbuowing?

Nee, het ligt niet op de weg van de rechter om (de onderbouwing van) een standpunt af te leiden uit de betreffende producties. 

Aan de stelplicht/motiveringsplicht wordt niet zonder meer voldaan, indien partijen conclusies en akten nemen voorzien van producties. 

Hoe beoordeelt de rechter feiten, wanneer is iets een feit?

 

Als gestelde feiten tussen partijen als vaststaand kunnen worden aangemerkt. Daarbij is de uitleg van de partijstandpunten voorbehouden aan de feitenrechter. Het oordeel van de feitenrechter kan in cassatie niet op juistheid, doch slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. 

Bij discussie tussen partijen over feiten en indien de rechter naar aanleiding van die discussie tot vaststelling komt, zal hij in de overwegingen moeten motiveren waarom die feiten zijn komen vast te staan. Hier moet de rechter voorzichtig mee zijn! 

Wat als de (uitgewerkte) stellingen van partijen t.a.v. de feiten niet voor elkaar onder doen?

Dan staan de nodige rechtsfeiten nog niet voldoende vast. 

Op wie rust de bewijslast en wie draagt het bewijsrisico als de feiten waarvoor eiser stelplicht heeft door de wederpartij gemotiveerd worden betwist?

Als de hoofdregel van 150 van toepassing is, dan rust op eiser de bewijslast van die feiten en draagt eiser het bewijsrisico, wanneer hij dan bewijs niet kan leveren. Eiser zal in de regel worden toegelaten tot (nadere) bewijslevering. Hij zal daarvoor voldoende feiten moeten hebben gesteld en in beginsel ook een bewijsaanbod moeten hebben gedaan. 

Wie moet hier wat bewijzen? Indien eiser nakoming vordert van gedaagde op grond van een overeenkomst inhoudende abc en gedaagde verweert zich en stelt (gemotiveerd) dat een overeenkomst inhoudende xyz is overeengekomen.

Eiser zal de inhoud abc, gezien de gemotiveerde betwisting dienen te bewijzen. De bewijslast t.a.v. het bestaan van de werkelijke inhoud van de overeenkomst, behoort bij de eisende partij te worden gelegd. 

Mag de rechter acht slaan op nieuwe stellingen en feiten die in een laatste processtuk zijn aangevoerd en waarover de andere partij zich nog niet heeft kunnen uitlaten?

Nee, op grond van art. 19. Tot aan de pleidooien kunnen stukken bij akte in het geding worden gebracht. Beoordeeld zal moeten worden of partijen in de procedure voldoende gelegenheid hebben gehad een stelling van de wederpartij gemotiveerd te betwisten. 

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo