Samenvatting: Client En Omgeving
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van client en omgeving
-
1 doelgroepen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Geef een definitie van welzijn en op welk gebied kunnen we een onderscheid aanbrengen in welzijn
Een toestand waarin iemand gelukkig is op voor hem/haar belangrijke gebieden. Te onderscheiden in- Cultureel welzijn
- Geestelijk-
- Lichamelijk-
- Materieel-
- Sociaal-
-
Noem een aantal doelgroepen en grove indelingen
Tienermoeders
Asielzoekers
Gehandicapten
Zwerfjongeren
Ouderen
Verslaafden
In te delen op basis van- welzijn
- behoeften/hulpvragen
- ontwikkeling
- beperkingen/mogelijkheden
-
Waar zitten de verschillen in ontwikkeling tussen ouder-schoolkind (9-12), pubers (12-16) en adolescenten (16-21) volwassene (21-65-ouder; onderverdeeld in 4 lft.gr)
- Cognitieve ontwikkeling
- Lichamelijke ontwikkeling
- Sociaal-affectieve ontwikkeling
-
In de pedagogiek en de ontwikkelingspsychologie hebben we te maken met menselijk gedrag en gedragsaspecten. Noem een aantal gedragsdeterminanten en stromingen in de ontwikkelingspsychologie
Gedragsdeterminanten
Organische factoren
Psychosociale factoren
Aanlegfactoren
Stromingen in de ontwikkelingspsychologie
Behaviorisme
Cognitivisme; Jean Piaget
Constructivisme -
Formeel-operationeel kunnen denken is het vermogen om abstract (buiten werkelijkheid) over ideeën en problemen na te denken. Welke vorm van denken gaat aan dit vermogen vooraf?
Het concreet-operationele denken. -
Wat wordt bedoeld met de zogenaamde derde leeftijd?
De periode na de pensionering is langer geworden en heeft een eigen betekenis gekregen -
Een motorische beperking is een aandoening aan het houdings- en bewegingsapparaat. Welke drie vormen zijn hiervan de belangrijkste?Geef van elke vorm een voorbeeld.
- Amputatie: bv. onderbeen afgezet, arm afgezet.
- Reumatische aandoeningen: bv. artrose (gewrichtsslijtage), reumatoïde artritis, osteoporose (botontkalking).
- Spierziektes: bv. ziekte van Duchenne. (tekort aan eiwit)
-
Welke neurologische aandoeningen ken je, geef de kenmerken hierbij.
Cerebrale parese; Patiënt is spastisch, heeft overstrekte benen en heeft moeite met het neerzetten van een koffiekopje
Cerebro Vasculair Accident; Patiënt vertoont chaotisch gedrag, heeft moeilijkheden met spreken en is halfzijdig verlamd
Dwarslaesie; Patiënt voelt geen pijn, heeft verlammingsverschijnselen en de lichaamstemperatuur is ontregeld
Epilepsie; Patiënt krijgt plotseling te veel prikkels van de hersenen, dit uit zich in een aanval en bewusteloosheid -
Noem twee aangeboren oorzaken die zowel tot een auditieve als een visuele beperking kunnen leiden
- Erfelijke factoren (aanlegfouten, fouten in de celdeling).
- Stoornissen tijdens de zwangerschap.
-
Welk orgaan uit ons lichaam is betrokken bij de volgende ziektes?Angina pectoris.Astma.COPD.Diabetes mellitus
- Angina pectoris: hart.
- Astma: longen.
- COPD: longen.
- Diabetes mellitus: alvleesklier
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden