ST 2. - Ontwikkelende brein
23 belangrijke vragen over ST 2. - Ontwikkelende brein
Omschrijf de neurocognitieve technieken voor kleuters en kinderen - Functional MRI
- Breinvolume stabiel vanaf 5 jaar, witte en grijze stof varieert tot volwassenheid
- Hemodynamische reactie stabiel vanaf 7 jaar
- Voor kinderen moeilijk om stil te liggen
Omschrijf kort het proces wat het nieuwgevormde embryo ondergaat - prenatale ontwikkeling
Omschrijf hoe het zenuwstelsel ontstaat - prenatale ontwikkeling
- Dichter bij de holte van de neurale buis bevinden zich proliferatieve zones waar neuronen en gliacellen worden aangemaakt door de deling van neuroblasten (stamcellen voor neuronen) en glioblasten. De productie van neuronen en gliacellen gebeurt door celdeling.
- Het foetale brein maakt in bepaalde perioden in de vroege ontwikkeling wel 250.000 neuronen per minuut aan
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Op welke twee manieren migreren de nieuwgevormde neuronen naar de definitieve plaats in het brein? - prenatale ontwikkeling
1. Passief: oudere cellen worden naar de oppervlakte (buitenkant) geduwd, structuren zoals de hippocampus worden op deze manier gevormd
2. Actief: radiale gliacellen fungeren als klimtouwen. Dit zijn helpende cellen die neuronen begeleiden van de neurale buis naar hun eindbestemming. De neocortex wordt bijvoorbeeld op deze manier gevormd.
Wat is de verhouding van de hersenen bij de geboorte? - postnatale ontwikkeling
Omschrijf functionele ontwikkeling van de hersenplasticiteit - functionele ontwikkeling
- Studies tonen aan dat er een hoge mate van structurele en functionele plasticiteit is in het vroeg ontwikkelende brein. Dat wil overigens niet zeggen dat alle neuronen volledig uitwisbaar zijn.
- Dit soort reorganisaties in de hersenen lijken slechts een zeer beperkt tijdsbestek mogelijk. Hierbij zijn twee onderwerpen van belang: de rol van kritische en/of gevoelige perioden voor functionele hersenontwikkeling.
Omschrijf het proces van filial/kinderlijke inprenting met betrekking tot onderzoek van Lorenz en wat suggereert dit proces?- functionele ontwikkeling
- Het proces suggereert dat er een kritieke periode is voor inprenting
Wat is een kritieke periode en wat zijn de twee bepalende kenmerken? - functionele ontwikkeling
1. Leren vindt alleen plaats tijdens een bepaald tijdsbestek
2. Het geleerde is moeilijk af te leren door latere ervaringen
Wat bleek uit later onderzoek omtrent de kritieke periode? - functionele ontwikkeling
Wat werd er aangegeven in latere studies met betrekking tot de gedachten van Lenneburg en licht toe waaruit dit blijkt - functionele ontwikkeling
- Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar het aanleren van een tweede taal, dat lijkt te wijzen op een gevoelige periode voor het aanleren van grammatica in termen van neurale effectiviteit. Naar schatting loopt de gevoelige periode voor het aanleren van een tweede taal tot de leeftijd van 17,4. Daarna neemt het leervermogen van de syntaxis af.
Omschrijf de visie van de empiristen en nativisten betreft de mate waarin kennis of vermogens zijn aangeboren - functionele ontwikkeling
- De nativisten geloven dat enige vormen van kennis zijn aangeboren
Omschrijf wat prepared learning is aan de hand van een voorbeeld - functionele ontwikkeling
Omschrijf hoe de logica met betrekking tot nature en nurture wordt gehanteerd in tweelingstudies
Omschrijf hoe tweelingstudies de logica van nature en nurture hanteren aan de hand van soorten tweelingen
- MZ-tweeling (monozygotisch)
- DZ-tweeling (dizygotisch).
MZ-tweelingen zijn genetisch identiek, DZ-tweelingen delen maar 50% van hun genen, net als broers en zussen die geen tweelingen zijn. Als beide dezelfde familieomgeving delen, kan worden aangenomen dat elk verschil tussen tweelingen aan genetische invloeden toegeschreven kan worden.
Wat zijn de twee genoemde kanttekeningen bij tweeling- en adoptieonderzoek?
2. De vraag of adoptiegezinnen of gezinnen die hun kinderen afstaan wel representatief zijn voor de algemene bevolking.
Omschrijf het proces van de samensmelting van de eicel en zaadcel - genetische verschillen
- Dit mechanisme voorkomt dat het aantal chromosomen elke generatie verdubbeld, en zorgt voor de genetische variatie door het voortbrengen van verschillende combinaties van een eindige verzameling allelen.
- Dit proces kan verkeerd lopen als DNA-segmenten worden verwijderd of gedupliceerd.
Omschrijf het begrip 'erfelijkheid' (heritability) - erfelijkheidsschattingen
Erfelijkheid is een statistische maat die niets zegt over bepaalde genen of hun functie. Om dat te doen moeten relevante gegevens uit de cognitieve neurowetenschappen gekoppeld worden aan individuele verschillen in de genetische code zelf (variaties in de DNA-sequentie). Genetische verschillen kunnen op twee manieren worden benaderd, omschrijf deze manieren.
2. Fenotype gestuurd
- Genome-wide association study (GWAS):
Rutter en collega's geven een overzicht van interactiemechanismen tussen genen en omgeving. Welke drie interactiemechanismen worden er omschreven?
2. Gen-omgevingscorrelatie (rGE)
3. Gen-X-omgevingsinteracties (G x E)
Wat is epigenetica? - interacties tussen nature en nurture
- Hoewel DNA normaliter vastligt, kan de timing en de mate van functioneren van genen in het DNA worden beïnvloed door de omgeving. Erfelijkheid varieert overeenkomstig omgevingsomstandigheden. De hoeveelheid variatie in een populatie als gevolg van genetische factoren hangt dus af van de omgevingscontext.
Wat zijn gen-omgevingscorrelaties (rGE). Geef een voorbeeld - interacties tussen nature en nurture
- Voorbeeld
Gene-environment correlations betreft een verband tussen genetische en omgevingsverschillen. Meer specifiek verwijst het naar de invloed die genen kunnen hebben op de blootsteling van individuen aan verschillende omgevingen. Afhankelijk van onze genen, zoeken wij bepaalde omgevingen op. Zo is er bijvoorbeeld een samenhang aangetoond tussen individuen met een langere versie van het D4-dopaminereceptor-gen en het persoonlijkheidskenmerk novely seeking. Dat kenmerk zorgt ervoor dat deze individuen waarschijnlijk in andere omgevingen terechtkomen die weer invloed kunnen hebben op hun ontwikkeling.
Wat betekent een gevoelige periode in termen van leren?
Wat houdt het empirisme in de filosofie in?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden