Samenvatting: Cognitieve Controle

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Cognitieve controle

  • 1 Cognitieve controle

    Dit is een preview. Er zijn 169 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Intro: waar zat de tumor van W.R.?

    In de laterale PFC links en een groot deel van de frontale kwab rechts. 
  • Welke twee controle systemen hebben we? Waaruit bestaan ze en wat doen ze?

    1. Laterale PFC, en frontal pole: doelgerichtgedrag. Werkt samen met meer posterieure deel van  van de cortex voor WG dat taakrelevante info selecteert. Dit systeem werkt voor planning, consequenties simuleren, en initieren, inhiberen en shiften van gedrag. 
    2. Mediale frontale cortex: leiden en monitoren van gedrag. Werkt samen met PFC om de hoeveelheid cognitieve controle te moduleren die nodig is om het gedrag in lijn te houden met de doelen. 
  • De anatomie achter cognitieve controle: Uit welke vier grote componenten bestaat cognitieve controle?

    • Laterale PFC
    • Frontal pole
    • Mediale frontale cortex (MFC)
    • Orbitofrontale cortex (OFC) of venrtromediale zone
    Deze delen werken allemaal mee aan cognitieve controle. 
  • Netwerken onderliggend aan cognitieve controle: De PFC coordineert verwerking van veel delen in de CNS, met welke delen heeft het verbindingen?

    Met de motor, perceptuele en limbische delen van de hersenen.  Ook met bijna alle delen van temp en par kwab. Grootste input komt van thalamus, en dit verbindt de PFC met subcort struc zoals BG en cerebellum. Ook veel verbindingen met contralaterale hemifseer. 
  • Cogn controle beperkingen: Wat zijn de symptomen van patienten met frontaal schade?

    De patienten lijken in de eerste instantie normaal maar met specifieke testen kom je erachter dat ze perseveratie hebben (een repons volhouden ook al weten ze dat het niet goed is). Ze kunnen apatisch, afleidbaar en impulsief zijn. Ze weten wat ze fout doen enz maar ze kunnen het niet aanpassen en ze kunnen geen doelgerichtgedrag. Gedrag is stimulusgedreven. Ook utilization gedrag: extreme afhankelijkheid van prototype responsen voor het leiden van gedrag. Dus cognitieve controle doet het niet meer. Dit ook al zijn hun algemene intellectuele capaciteiten nog gewoon goed. 
  • Doelgerichtgedrag: Welke twee fundamentele typen acties worden onderscheiden en wat doet CC hiermee?

    • Doelgerichte acties: zijn gebaseerd op de beoordeling van een verwachte beloning of waarde, weten dat er een causale relatie is tussen de actie en de beloning. Meeste van onze acties zijn dit type.
    • Gewoonte: stimulus gedreven actie, actie door context. Dus associatieleren. Kan handig zijn maar ook onhandig zoals bij verslaving. 
    • CC: ook al hebben we een gewoonte voor iets kunnen we nog steeds flexibel reageren, CC geeft de interface waardoor doelen gedrag beinvloeden.  
  • CC heeft WG nodig: Wat kan WG en waarom is het nodig voor doelgerichtgedrag?

    Korte representatie van taakrelevante info en kan ook info manipuleren. WG geeft een interface tussen perceptie, LTG en actie, en dus maakt doelgerichtgedrag en beslissingen maken mogelijk. Cruciaal voor dieren die niet alleen stimulusgedreven gedrag gedrag hebben. Het proces hiervan heeft de integratie van perceptuele info en kennis van LTG nodig (voor bijv sociale regels volgen). 
  • PFC is nodig voor WG maar niet voor AG (Associatief geheugen): Welk belangrijk aspect van WG doet PFC en in welk type geheugen heeft het geen invloed en welke tests tonen dit aan?

    De PFC is een belangrijk interface voor perceptuele info en opgeslagen kennis, en dit is dus heel belangrijk voor WG. Dus PFC is nodig voor CC. Dit kun je zien in de delayed response task bij apen. De PFC doet niks met AG want de apen met laesies kunnen wel gewoon de associatie conditie. Bij menen komt bewijs hiervan van recency memory studies. Patienten kunnen wel de herkennings taak maar maar niet de recency task. Dus temporele structuur is weg bij frontale schade. Ook is dit te zien bij kinderen jonger dan 1 op de object permanentietaak
  • Fysiologische correlaties van WG: Fysiologische studies bij apen laten iets zien over de celactiviteit van de PFC bij de delayed respons taak, wat is dit?

    Dat de cellen van de PFC blijven actief in de Delayed response taak ook nadat de stimulus al weg is. Dit wordt ook bij mensen gezien. Deze studies laten ook zien dat WG de interactie nodig heeft vn PFC en andere hersendelen. 
  • Cellen in de LPFC kunnen gewoon een signaal geven dat representaties in de andere corticale gebieden ondersteunt, maar het kan ook zijn dat ze specifieke stimuluskenmerken encoderen, welke is het?

    Je hebt wat, waar en wat-waarcellen. De activiteit van de wat-cellen. blijft in de delayperiode. Cellen in de PFC hebben dus taakspecifieke selectiviteit. En de activiteit van de cellen is taakafhankelijk, het was afhankelijk van of de apen op de info moesten reageren was er wel gewoon activiteit tijdens delay maar als dat niet moest dan was de activiteit wisselvallig en niet in delay. 

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart