Samenvatting: Cognitive Neuroscience | 9780393922288 | Michael S Gazzaniga, et al
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Cognitive Neuroscience | 9780393922288 | Michael S. Gazzaniga; Richard B. Ivry; George Ronald Mangun
-
2 Structuur en functie van het zenuwstelsel
-
2.2 Neuronale communicatie
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is doorlaatbaarheid van een membraan?
De mate waarin een bepaald ion een membraan kan doorkuisen door een bepaald ionkanaal. -
Wat is een selectief permeabel kanaal?
Er zijn meer open/passieve kanalen voor een bepaald ion dan een ander. (Bijvoorbeeld meer Kalium dan Natrium.) -
Hoe werkt een actieve transporter (bijvoorbeeld natrium-kaliumpomp)?
De natrium-kaliumpomp gebruikt adenosine trifosfaat (ATP) om zich te openen en te sluiten. De pomp is een eiwit dat met ATP energie kan vrijmaken en met deze energie kan een natrium ion uit de cel en een kalium ion erin. Met 1 ATP-molecuul worden 3 natrium ionen naar buiten gepompt en 2 kalium ionen naar binnen gepompt. -
Hoe ontstaat het elektrochemisch equilibrium bij de natrium-kaliumpomp?
Tijden rust van het membraan (rustpotentiaal) zijn er meer kalium ionen binnen het neuron en meer natrium ionen buiten het neuron. Het neuron wil een gelijke verdeling. Het membraan is voor kalium beter doorlaatbaar, dus er gaan kalium ionen naar buiten, waardoor de buitenkant positiever geladen wordt. Het verschil in lading is een elektrische gradiënt. De binnenkant van het neuron probeert als gevolg meer kalium binnen te houden, waardoor er uiteindelijk een balans ontstaat: het elektrische gradiënt is gelijk aan de concentratie gradiënt. -
2.3 Het actiepotentiaal
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Leg uit hoe een actiepotentiaal kan ontstaan als het neuron depolariseert.
Een actiepotentiaal is een snelle depolarisatie en repolarisatie van het membraan op een specifieke plek. De depolarisatie moet een bepaalde drempel halen voor een actiepotentiaal ontstaat. De sterkte veranderd niet, namelijk: het alles-of-niets-principe. -
Waarom kan er na repolarisatie tijdelijk geen actiepotentiaal ontwikkeld worden?
Door de uitstroom van kalium ionen repolariseert het neuron onder het rustpotentiaal: hyperpolarisatie -> herstelperiode (refractoire periode). Doordat er nu relatief meet stroom nodig om de drempel te halen, is het moeilijker om een actiepotentiaal te creëren. Aan het begin van een herstelperioden heb je de absolute herstelperiode: het is onmogelijk om een actiepotentiaal te creëren, tijdes de relatieve herstelperiode is dit wel mogelijk, mits een grotere depolariserende stroom. -
2.4 Synaptische transmissie
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.4
Laat hier meer flashcards zien -
Leg de stappen van een chemische transmissie uit.
1. Een actiepotentiaal moet de uiteinden van de axon bereiken.
2. De uiteinden worden gedepolariseerd -> Ca 2+ ionen stromen binnen.
3. Blaasjes met NTS smelten samen met het membraan en worden in synaptische spleet vrijgegeven.
4. De NTS bindt zich aan een receptor op het postsynaptische membraan.
5. Dit kan leiden tot een exhiberend of een inhiberend potentiaal. -
Op welke drie manieren kan je NTS categoriseren?
1. aminozuren (GABA)
2. biochemische zuren (dopamine)
3. neuropeptiden -
Hoe wordt het niveau van NTS geregeld in het synaptische spleet?
Door autoreceptoren. -
2.6 Overzicht van de structuur van het zenuwstelsel
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.6
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de functie van het autonome zenuwstelsel en waaronder kan dit verdeeld worden?
Het is betrokken bij het controleren van onvrijwillige acties van gladde spieren, het hart en verschillende klieren.
Het bestaat uit:
1. Het sympatische deel: gebruikt de NTS adrenaline.
2. Het parasympatische deel: gebruikt acetylcholine.
De 2 systemen hebben meestal antagonistische functies.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Cognitive Neuroscience
-
Structuur en functie van het zenuwstelsel - Tour door de hersenen
-
Methoden van de cognitieve wetenschap - Oorzaken van neurologische stoornissen
-
Methoden van de cognitieve wetenschap - Neuroimaging
-
Sensatie & perceptie - Vroege perceptuele verwerking
-
Sensatie & perceptie - Reukperceptie
-
Sensatie & perceptie - Visie
-
Objectherkenning - Twee corticale paden voor visuele perceptie
-
Objectherkenning - Computationele problemen bij objectherkenning
-
Objectherkenning - Subtypes van agnosie
-
Objectherkenning - Twee systemen voor objectherkenning
-
Aandacht - Neurale mechanismen bij aandacht en selectieve perceptie
-
Actie - Anatomie en controle van motorische structuren
-
Actie - Plannen en uitvoeren van beweging
-
Actie - De brein-machine interface
-
Geheugen - Amnesie
-
Geheugen - Geheugen en onze hersenen
-
Geheugen - Cellulaire basis van leren en geheugen
-
Emotie - Interacties tussen emotie en andere cognitieve processen