Social Cognition - How we predict what other people are going to do (Frith & Frith)
16 belangrijke vragen over Social Cognition - How we predict what other people are going to do (Frith & Frith)
Op welke manieren kunnen we beschikken over kennis over iemand?
- als lid van een groep (stereotype)
- als een individu, door:
Welk hersenonderdeel is betrokken bij vooroordeel op grond van iemands ras?
Wat heeft dierenonderzoek aangetoond mbt de amygdala?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
In hoeverre is de amygdala betrokken bij sociale cognitie?
- angst agv rassenvooroordelen
- inschatten van onbetrouwbaarheid
Welke hersendelen zijn betrokken bij beoordelingen van betrouwbaarheid?
- amygdala (impliciet)
- anterior insula (impliciet)
- pSTS (bij expliciete beoordelingen)
Van welke hersenregio is kennis op grond van gender-stereotype afhankelijk?
Bij een experiment (Singer) moesten proefpersonen games (winst of verlies) spelen met onbekende 'mensen' (gezichten; playing modes). Het ging bij deze games om vertrouwen en reciprociteit.
Welke hersenregio's waren geactiveerd bij de proefpersonen toen zij na het spel de gezichten moesten observeren en gender-beoordelingen maken?
Welke hersenregio is actief bij het denken over de reputatie van een vriend of van jezelf?
Bij het zien van de start van een beweging blijken we te kunnen voorspellen hoe deze beweging zal eindigen.
Waar is deze voorspelling van afhankelijk en welk hersendeel is hierbij betrokken?
Waardoor kan sociale 'contagion' worden beïnvloed?
Spelen alleen automatische, bottum-up effecten een rol bij 'contagion' van gevoelens?
Welke hersendelen worden geactiveerd bij kijken vanuit spatiaal perspectief?
- 3e persoon perspectief (wat zou iemand anders zien): precuneus
- eigen perspectief, maar vanuit andere positie (wat zou ik zien): linker TPJ
Wat was het verschil bij het experiment waarbij iemand tegen een andere persoon speelde en tegen een computer?
Welke hersendelen waren actief bij het experiment (Walter), waarbij deelnemers komische strips kregen te zien, waarbij ze bedoelingen/voornemens toe moesten schrijven aan de fysieke omgeving of aan een andere persoon.
Bijvoorbeeld: een lamp verplaatsen om beter te kunnen lezen of iemand op een kaart de weg laten zien
- Toeschrijven aan de fysieke omgeving (private intention): ACC, pSTS
- Toeschrijven aan de andere persoon (communicative intention): aMPFC, pSTS
Waar begint communicatie tussen personen mee en welk hersendeel is hierbij actief?
Bij het dozen-optil-experiment konden deelnemers onderscheid maken tussen een beweging, waarbij de acteur echt verrast was door het gewicht, en een beweging die de acteur met opzet speelde om de deelnemer te misleiden.
Wat waren de verschillen in hersenactiviteit tussen beide situaties?
- pSTS reflecteerde de kinematics van de bewegingen, waarbij misleidende bewegingen een grotere activiteit lieten zien
- mPFC activiteit werd bepaald door het oordeel van de deelnemer, met grotere activiteit bij de misleiding itt het waarnemen van onbedoelde bewegingen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden