Samenvatting: College 2
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van College 2
-
1 Bepalen fiscale jaarwinst
-
1.1 Inleiding
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Op welke wijze wordt volgens art. 3.22 t/m art. 3.24 Wet IB de winst bepaald als de tonnageregeling kan worden gebruikt (scheepsvaart)?
De winst uit scheepsvaartondernemingen kan worden bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee de winst wordt behaald. -
1.2 Basisprincipes fiscale winstbepaling
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt het principe 'realiteitszin' in?
Baten en lasten dienen te worden toegerekend aan de jaren waarop ze betrekking hebben. Bij een verkooptransactie dient te winst uiterlijk te worden genomen ten tijde van levering. Ontvangsten en uitgaven die betrekking hebben op meerdere jaren dienen fiscaal te worden toegerekend aan de jaren waarop ze betrekking hebben. -
Wat is het uitgangspunt bij de zogeheten 'foutenleer' en wanneer wordt er gecorrigeerd?
Alle fouten op de balans die ertoe kunnen leiden dat een gedeelte van de totale winst buiten belastingheffing blijft, ten alle tijden door de inspecteur kunnen worden hersteld. Er wordt gecorrigeerd in het jaar waarin de fout is gemaakt. -
Hoe moet de correctie volgens de foutenleer plaatsvinden als de fout niet meer kan worden hersteld in het jaar waarin de fout is gemaakt.
De fout wordt hersteld in het laatste jaar waarvan de aanslag nog niet definitief is. Als door tariefswijzigingen de belastingplichtige wordt benadeeld, kan de inspecteur het belastingtarief matigen. -
1.3 Waardering van Activa
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Bedrijfsmiddelen: Welk uitgangspunt geldt bij de waardering van bedrijfsmiddelen ?
In principe wordt het bedrijfsmiddel gewaarweerd op kostprijs minus de cumulatieve afschrijvingen. Indien de bedrijfswaarde lager is dan deze waarde mag het bedrijfsmiddel ook op lagere bedrijfswaarde worden gewaardeerd. -
Bedrijfsmiddelen: Welke drie bedrijfseconomische afschrijvingssystemen zijn er?
1) De lineaire methode;
2) De degrressieve methode (SYD-method: Afshcijvingen in begin hoog, daarna lager);
3) Afschrijving naar rato van gebruik (mate van te verwachten gebruik). -
Bedrijfsmiddelen: IN art. 3.30a lid 3 wordt de afschrijving beperkt tot bodemwaarde. Wat wordt verstaan onder de bodemwaarde van gebouwen, in de zin van art. 3.30a
- De WOZ-waarde voor gebouwen die direct of indirect voor meer dan 70% aan een ander dan de ondernemer zelf ter beschikking kan worden gesteld;
- 50% van de WOZ-waarde voor gebouwen die in eigen gebruik bij de ondernemer zijn. -
Bedrijfsmiddelen: Met welke formule kan de extra afschrijving a.g.v. een abnormale gebeurtenis (bijv. schade) worden berekend?
(boekwaarde-restwaarde)/(werkelijke waarde-restwaarde) * waardervermindering -
Voorraden: Welke drie voorraadwaarderingstelsels kent de fiscale wetgeving:
- Kostprijs of lagere marktwaarde;
- Fifo/Lifo-systeem;
-IJzeren voorraadstelsel. -
Voorraad - Kostprijs of lagere marktwaarde: Hoe dient de voorraad te worden gewaardeerd als de marktwaarde lager is dan de kostprijs?
Uit oogpunt van het toepassen van goed koopmansgebruik is het juist om de voorraad op lagere marktwaarde te waarderen (voorzichtigheidsbeginsel).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden