Samenvatting: College 2
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van college 2
-
2 Slide 2
Dit is een preview. Er zijn 25 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat doe je als je patiënten hebt met verschillende aandoeningen? (somatisch en psychiatrisch)
Zijn MPU's voor gemaakt: tussenafdelingen
bv Geriatrie -
Welke redenen zijn er om te decentraliseren?
Laag niveau (uitvoerenden) hebben de kennis, bij complex werk (professionals) dus daar meer verantwoordelijkheid. Plus je overziet het anders niet
Organisatie kan snel reageren op omstandigheden ter plekke
De motiverende werking van decentralisatie -
Welke redenen zijn er om te centraliseren?
Sneller kunnen beslissen
(gebeurt vaak in crisissituaties) -
Wat is horizontale decentralisatie?
De mate waarin niet-managers besluitvormingsprocessen beheersen.
(Van managers naar niet managers, bijv. naar technostructuur) -
Wat is selectieve decentralisatie?
Bevoegdheid tot nemen van verschillende soorten beslissingen berust op verschillende plaatsen in de organisatie.
(beslissingen over financiën bijv door strategische top, marketing in ondersteunende eenheden door chefs op eerste lijn etc.)
-Brokje macht (besluitvormingsbevoegdheid), zet je op verschillende delen in organisatie (stukje technostructuur, stukje uitvoerende kern etc.) -
Wat is parallelle decentralisatie?
Bevoegdheid tot nemen van veel verschillende soorten beslissingen worden naar dezelfde plaats gedelegeerd.
Bijv. Divisiemanagers in het middenkader nemen alle beslissingen over financiën, marketing en productie.
-Brokje macht (besluitvormingsbevoegdheid), gaat naar dezelfde laag in de organisatie (strat. top naar middenkader, middenkader naar uitvoerende kern / staf) -
Wat kan je zeggen over coördinatie en horizontale decentralisatie?
Meest gecentraliseerd als er veel direct toezicht is.
Meest gedecentraliseerd als er veel wederzijdse aanpassing is.
(direct toezicht - st v werkproces - st v output - st v vaardigheden - wederzijdse aanpassing) -
Welke tendensen zijn er betreffende de leeftijd en omvang van een organisatie?
Hoe ouder de organisatie, hoe sterker geformaliseerd het gedrag
(komt door ervaring)
Hoe groter de organisatie, hoe sterker het gedrag geformaliseerd wordt
(neiging meer te standaardiseren)
Hoe groter organisatie, hoe gespecialiseerder de taken, hoe gedifferentieerder de eenheden en hoe meer ontwikkeld de bestuurlijke component
(je hebt niet in de hand dus gaat structureren - je wilt controle houden) -
Welke instrumenten kan de uitvoerende kern gebruiken om input in output om te zetten? (technisch systeem)
Stukproductie: ad hoc
Massaproductie: de techniek standaardiseert het werk van mensen
Procesproductie: automatisch -
Wat kan je zeggen over stabiele en dynamische omgevingen?
Is de omgeving voorspelbaar of onvoorspelbaar?
Hoe dynamischer de omgeving, hoe organischer de structuur.
Je kan pas standaardiseren als de werkomgeving stabiel is.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden