Samenvatting: College 2: Rechtspersoonlijkheid En Organen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van College 2: Rechtspersoonlijkheid en organen
-
1 Kenmerken van een rechtspersoon
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het gevolg van het afgescheiden vermogen van een rechtspersoon?
Doordat er sprake is van afgescheiden vermogen is er sprake van een beperking van de aansprakelijkheid, artikel 2:64 en 2:175 BW. Eventuele aansprakelijkheid van een bestuurder kan nog wel via de weg van artikel 2:9 BW mogelijk zijn, maar in beginsel is er dus sprake van beperkte aansprakelijkheid. -
Waarom is vertegenwoordiging van een rechtspersoon vereist?
Een rechtspersoon kan niet zelfstandig handelen, zij is slechts een vondst van het recht en daarom kan zij ook niet zelfstandig handelen. -
Wie kunnen een rechtspersoon vertegenwoordigen?
Bestuurders, statutair gerechtigden (artikel 2:130 lid 4 en 2:240 lid 4 BW) of mensen met een volmacht kunnen de rechtspersoon vertegenwoordigen. -
Waarom wordt een rechtspersoon ingeschreven in het handelsregister?
Het is geen constitutief vereiste voor oprichting van de rechtspersoon, maar het is nodig in verband met de rechtszekerheid. Het is van belang dat men in het handelsverkeer weet wie er rechtspersoonlijkheid bezit. -
2 Rechtspersoonlijkheid
-
Welke drie theorieën ten aanzien van de rechtspersoonlijkheid zijn er?
1. De fictietheorie. 2. De contractstheorie. 3. De institutionele opvatting. -
Waarom zijn deze categorieën van belang?
Dat is van belang omdat zij de achterliggende gedachte vormen van de rechtspersoonlijkheid. -
Welke theorie is momenteel de heersende theorie?
De heersende theorie is die van de institutionele opvatting, maar er vindt steeds meer een verschuiving plaats naar de contractstheorie. -
3 De fictietheorie
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Welke twee ficties zijn er te onderscheiden?
1. De rechtspersoon wordt door de staat gecreëerd, de staat bepaalt wanneer er sprake is van een rechtspersoon. 2. De rechtspersoon kan los functioneren van natuurlijke personen, als er bij Philips vandaag namelijk de bestuurders op zouden stappen, dan is dit nog niet het einde van Philips. De rechtspersoon houdt niet op te bestaan wanneer de natuurlijke personen verdwijnen. -
4 De contractstheorie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat staat er centraal bij de contractstheorie?
Bij de contractstheorie gaat het om wilsovereenstemming tussen leden van een groep die vrijwillig willen samenwerken, er is sprake van contractsvrijheid en de inspanning die die groep levert leidt dan tot de rechtspersoonlijkheid.Er wordt meer gekeken naar de groep van personen die samenwerken. Het gaat om 'creatieve energie van individuen'. -
5 De institutionele opvatting
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
Laat hier meer flashcards zien -
Wie is voorstander geweest van de institutionele opvatting?
Van der Grinten.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden