Samenvatting: College Week 2.1: Lwk

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van College week 2.1: LWK

• 2.1 Lumbale wervelkolom

  Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Waar ligt het lig. longitudinale anterius en wat is de functie?

  Het lig. longitudinale anterius ligt aan de ventrale zijde van de wervellichamen en remt de retroflexiebeweging.

• Waar ligt het lig. flavum en wat is de functie?

  Het lig. flavum is een breed ligament wat aan de binnenzijde van de wervelbogen is gelegen en door zijn elasticiteit mee kan bewegen om het ruggenmerg te beschermen tegen invloeden van buiten.

• Waar ligt het lig. supraspinale en wat is de functie?

  Het lig. supraspinale is gelegen aan de dorsale zijde en loopt over de proc. spinosi heen. Daarmee remt het ligament de anteflexie.

• Waar liggen de ligg. interspinalia en wat is de functie van deze ligamenten?

  De ligg. interspinalia lopen tussen de proc. spinosi op cervicaal en lumbaal niveau en zorgen op deze niveau's voor extra stabiliteit van de wervelkolom om de armen en benen te kunnen bewegen. Daarnaast beperken ze monosegmentaal de anteflexie.

• Waar ligt het lig. longitudinale posterius en wat is de functie?

  Het ligament ligt aan de dorsale zijde van de wervellichamen in het wervelkanaal en zorgt voor remming van de anteflexie. 

• Waar liggen de ligg. intertransversaria en wat is de functie van deze ligamenten?

  De ligg. intertransversaria liggen tussen de proc. transversi en hebben een stabiliserende functie tijdens lateroflexie.

• Wat gebeurd er in de wervelkolom tijdens de flexie- en extensiebeweging?

  Tijdens flexie en extensie schuiven de facetgewrichten in- en uit elkaar.
  

  • Bij een flexie zien we de facetgewrichten uit elkaar verschuiven, de beweging wordt geremd door kapsel en ligamenten. 
  • Bij een extensie zien we de facetgewrichten in elkaar schuiven, de beweging wordt geremd door dat de gewrichtsvlakken elkaar maximaal raken (benige remming) en ligamenten.
    

• Wat gebeurd er met de discus tijdens flexie en extensie?

  Wanneer je een extensie-beweging maakt, verschuift de nucleus van de discus naar voren. De dorsale zijde van de wervellichamen naderen elkaar, evenals de facetgewrichten. De ruimte voor de nucleus wordt daar dus te klein en hij wordt naar ventraal geduwd.
  
  Het tegenovergestelde gebeurt tijdens een flexie-beweging. De nucleus wordt naar achteren geduwd omdat de wervellichamen aan de voorzijde dichter naar elkaar toe komen.

• Hoe wordt lateroflexie geremd?

  Homolateraal is er sprake van benige remming, terwijl er heterolateraal een remming is door kapsel en ligamenten.

• Wat zijn de stabiliserende spieren voor de wervelkolom en waar lopen ze?

  • M. multifidus: transversospinale spier die schuin omhoog loopt van een proc. transversus naar proc. spinalis. Tot C2 zijn de m. multifiti aanwezig en lumbaal zijn deze spiertjes het sterkst ontwikkeld.
  • M. transversus abdominis: Begint in de flanken. Het vezelverloop is horizontaal en gaan over in de rectusschede.
  • M. semispinalis: is op thoracaal en cervicaal niveau aanwezig en hecht aan op C0 (schedel). De m. semispinalis loopt langs meer dan vier vertebrae.