Introductie en geschiedenis

30 belangrijke vragen over Introductie en geschiedenis

Centrale verwerking (werkgeheugen model)

die gebruik kan maken van een soort tijdelijke opslag met twee delen: verbaal systeem en visueel systeem.

Episodische buffer (werkgeheugen model)

integreert de beschikbare informatie tot één episodisch geheugenspoor.

Brooks Matrix taak

Deze taak is bedoeld als belastend voor het visuospatiele sketchpad.Als je deze taak uitvoert samen met een ander visuospatiële taak, dan zie je dat de prestatie daar heel erg door beïnvloedt wordt. Het interfereert niet (of veel minder) met verbale taken.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem tekortkomingen van het working memory model

Model blijft vrij vaag
  • Voor seriële reproductie is volgorde-informatie vereist > daar zegt het model niets over
  • Hoe werkt de centrale executive?
  • Model zegt niets over hoe interferentie in de fonologische lus precies werkt

Free recall taak

Lijstje woorden achter elkaar en vervolgens krijg je een signaal dat de proefpersoon kan beginnen met het opnoemen van zoveel mogelijk woorden. Het gaat dus in tegenstelling tot de memory span taak niet om de volgorde van de woorden.

Negative recency effect

Als er aan het eind van verschillende rijtjes wordt gevraagd om alle woorden die je uit alle rijtjes op te schrijven, dat de laatste woorden dan juist minder goed worden onthouden, omdat die items gemiddeld minder lang in de buffer hebben verkeert.

Noem een andere interpretatie voor long-term recency effect dan dat het dezelfde oorzaak heeft als het short-term recensie effect

Het is niet noodzakelijk om te veronderstellen dat short-term en long-term recency dezelfde oorzaak hebben. Het lijkt er juist op dat dit twee verschillende effecten zijn. Long-term recency kan goed verklaard worden vanuit het idee dat bij retrieval gebruik gemaakt wordt van contextuele retrieval cues (zie SAM). Daardoor worden recente items gemakkelijker worden opgehaald.

Signaal detectie benadering

Bij een hoger vertrouwen dan dat criterium dan zeg ik “ja, dit is een oud item” en bij een lager vertrouwen dan zeg ik “nee, dit is een nieuw item”.De totale activatie die de cues teweeg brengen lever het vertrouwen op.

Noem drie alternatieve verklaringen voor de verklaring van SAM van part list cueing

  • Aanbieden cues versterkt de betreffende geheugensporen waardoor de ander items moeilijker geactiveerd kunnen worden.
  • Cuing verstoort het gebruik van de normale retrieval strategie (strategy disrupion hypothesis).
  • Impliciet activeren van de cues leidt tot inhibitie van gerelateerd items (inhibitie hypothese)


LET OP. Al deze verklaringen veronderstellen dat de cues iets negatief doen. SAM verklaring is juist gebaseerd op het idee dat de cues wel een positief effect hebben. 

Noem een probleem van het ACT model

‘Hoe snel is een “nee” antwoord mogelijk?’ bij items die helemaal niet in het netwerk zitten. Je krijgt dezelfde soort patronen, maar het model kan hier geen antwoord op geven.

MMFR methode (om responscompetitie te testen)

Proefpersonen leerden lijst A-B en lijst A-C. Proefpersonen mochten beide responsies geven op A. Responscompetitie zou dan uitgeschakeld zijn. Als responscompetitie de enige reden voor vergeten zou zijn, zou er dus niet vergeten moeten worden. Maar toch werd er retroactieve interferentie gevonden. Dat suggereert dat er een tweede factor moet zijn die vergeten beïnvloed.

Twee factor theorie voor vergeten

Vergeten wordt veroorzaakt door:
  1. responscompetitie: De stimulus roept meerdere responsies op en die zitten elkaar in de weg.
  2. Unlearning: Nieuwe associaties leiden tot extinctie van oudere associaties

Inhibitie theorie voor vergeten

Stelt dat vergeten niet zozeer het gevolg is van competitie maar van een actief controleproces waarbij informatie (geheugensporen) die in de weg zitten worden onderdrukt of geëxhibeerd. Dit onderdrukken heeft een negatief effect dat ook enige tijd later nog zichtbaar is, in ieder geval een aantal uren.

Noem drie voorspellingen van de inhibitie theorie

  1. Alleen sterke items hoeven onderdrukt te worden, alleen die items "zitten in de weg" (blijkt niet waar te zijn?)
  2. Inhibitie treedt alleen op als er sprake is van competitive retrieval, dat wil zeggen als B interfereert met het ophalen van A (blijkt wel redelijk te kloppen)
  3. Inhibitie treedt ook op als proefpersonen de instructie krijgen op het item uit hun geheugen te bannen

Noem een experiment hoe de voorspelling "Inhibitie treedt ook op als proefpersonen de instructie krijgen op het item uit hun geheugen te bannen" van de inhibitie theorie getest is.

Proefpersonen kregen een lijst woordparen te leren. Daarna kregen ze wat genoemd wordt een think/no-think data. Voor sommige items moet je de associatie van het woord noemen. Wanneer je een associatie van het woord ziet in het rood moet je juist niet aan het woord denken. Hier vindt dus inhibitie plaats. Daarna krijgen ze een test voor alle items (zowel think als no-think items).
Resultaten: De achteruitgang is alleen gekoppeld aan het idee dat je het onderdrukt.

Resultaten zijn nog niet echt duidelijk; van belang is welke techniek wordt gebruikt voor onderdrukking van woorden

Generate recognize model

Recall bevat twee processen; (1) genereer set kanidaten (=zoekprocese) en (2) herken vervolgens het target item. Terwijl recognition één proces bevat, namelijk herkenning. Als dit waar is dan zou een woord dat herinnerd wordt ook herkend moet worden. Herkenning kan dus nooit slecht zijn dan recall.

Hoe verklaart het SAM model dat er geen lijst-sterkte effect is?

SAM model kan dit verklaren door differentiatie-assumptie. Sterkere distractors worden minder geactiveerd omdat duidelijk is dat het spoor niet overeenkomt.   

Hoe verklaart het REM model dat er geen lijst-sterkte effect is?

De mate waarin een geheugenspoor wordt geactiveerd door een cue, is een functie van zowel de matchende als de niet-matchende feautres. Daardoor kan het model het lijst-sterkte effect verklaren. Sterke items hebben zowel meer matchende als meer niet-matchende features, netto verandert er weinig.

Noem twee mogelijke verklaringen voor een deja-vu

  1. Er is een geheugenspoor wat een beetje op de huidige gebeurtenis lijkt, maar het systeem genereert op basis van het oude geheugenspoor een gevoel. Terwijl je wel weet dat je voor het eerst dit meemaakt.
  2. Kortsluiting: familiarity signaal wordt bepaald op de grond van de huidige input in plaats van op grond van opgeslagen informatie. Die extreme familiarity leidt tot een raar gevoel.

Collins en Quillain model

Hiërarchisch model:  Eigenschappen die voor alle dieren gelden, niet bij elk dier apart opgeslagen zijn, maar direct bij de knoop dier. Een soort zuinige representatie. Er is nog nooit aangetoond dat ons brein als het ware te weinig plek heeft om dingen op te slaan, dus niet heel erg overtuigend. Wat is nou het idee van dit model? Als je zo’n zinnetje aangeboden krijgen (waar/niet waar), dan moet die afstand overbrugt worden om die twee bij elkaar te krijgen. Hoe groter de afstand, hoe langer het duurt. De resultaten komen overeen met wat je verwacht.

Noem drie problemen met Collins en Quillain model (hiërarchische presentatie)

  • Model heeft gene verklaring voor “typicality effecten”. Voorbeeld men reageert sneller op een merel is een vogel dan op het zinnetje een kip is een vogel. Een merel is meer prototypisch voor een vogel.
  • Frequentie van associatie lijkt belangrijker dan afstand: kat is een zoogdier minder snel dan kat is een dier
  • Model zegt niet over hoe nee-antwoorden tot stand komen. Hoe geef je een snel nee-antwoord? Heb je een stop criterium of blijf je doorzoeken?

Problemen bij nieuwe geleerde associaties

1.Probleem 1: Dit effect is even groot pre-experimenteel gerelateerde en niet-gerelateerde woordparen. Bij de nieuwe woordparen zou je een veel groter effect verwachten.
2.Tweede probleem is dat het super context specifiek is. Dit lijkt niet goed te rijmen met het idee dat het om nieuwe semantische associatie zou gaan. De associaties zijn daarvoor te context-specifiek.

Noem drie verklaringen voor infantile amnesie

  • Brein nog niet volledig ontwikkeld, episodisch geheugen functioneert nog niet goed. Verandering van structuren, leidt ertoe dat eerst opgeslagen informatie later niet meer bereikbaar is.
  • Met de ontwikkeling van taal treedt er een ‘rewiring’ van neurale connecties op. In de periode van 0-3 jaar ontwikkelt taal zich. Taal is cruciaal voor latere retrieval.
  • Het kan ook dat er op die leeftijd veel sneller vergeten wordt.

Magic Shrinking machine

Stoppen een grote beer in de machine, draaien aan de hendel en er komt een klein beertje uit. Dit is heel speciaal dus kinderen onthouden dit. Maar kinderen zijn niet in staat hun herinneringen te beschrijven in een vocabulaire dat zij tijdens de encoding fase nog niet bezaten. Dat betekent niet dat zij die herinneringen niet hebben, want als je op een andere manier test, bijvoorbeeld aan de hand van herkenning van foto’s, dan hebben ze die herinnering wel.

Dissociatie tussen impliciet en expliciet geheugen aan de hand van perceptueel format en niveau van verwerking

Impliciet geheugen is gevoelig voor variabelen die geen effect hebben op expliciet geheugen en andersom:
  • Perceptueel format = het format waarin je iets aanbiedt (als je iets in een mannenstem aanbiedt, is het beter als het ook in een mannenstem opgehaald wordt). Dit heeft wel een effect bij impliciet geheugen, maar niet bij expliciet geheugen.
  • Niveau van verwerking = De manier waarop je het verwerkt, blijkt bij een impliciet geheugentest geen effect te hebben.

Proces benadering van expliciet vs. impliciet geheugen

·Expliciet
  • Conceptually driven
  • Beïnvloed door type encoding


·Impliciet
  • Data gedreven
  • Beinvloed door familiarity

Structuur benadering van expliciet vs. impliciet geheugen

·Expliciet
  • Retrieval uit episodisch geheugen

·Impliciet
  • Activatie in semantische of procedurele geheugensystemen

Proces dissociation methode

Verschillende typen test zijn geen pure maten voor de onderliggende processen van expliciet en impliciet geheugen. Daarbij maak je wederom gebruik van een inclusie en exclusie conditie.
  • Inclusie conditie: noem een item dat je je herinnert of als dat niet lukt een ander item
  • Exclusie conditie: noem item dat je te binnen schiet, maar niet als het op de lijst stond


Je kunt die resultaten op exact dezelfde manier analyseren.

Twee redenen waarom het lastig is om te zeggen of retrograde amnesie voorkomt bij Korsakoff:

1.Hebben ze de nieuwsfeitjes wel echt onthouden?
2.Wat is het beginpunt?

Noem drie manieren hoe je kan bepalen of een baby iets heeft onthouden?

  • Je kan gebruik maken van habituatie. Bijvoorbeeld meer interesse voor nieuw gezicht is indicatie dat eerder gezien gezicht is onthouden.
  • Bepaalde conditioneringstaaktjes. Een veelgebruikte methode is de retentietest met mobiel. De retentie is dat of de baby de associatie tussen bewegen been en beweging mobiel.
  • Nadoen van handelingen

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo