Com en org. vragen

14 belangrijke vragen over Com en org. vragen

In het contact tussen verschillende culturen zorgen twee dingen vaak voor ruis of miscommunicatie. Dat zijn vooronderstellingen en vooroordelen. Instructie:
  • Omschrijf de betekenis van het begrip vooronderstelling.
  • Omschrijf de betekenis van het begrip vooroordeel.
  • Geef van elk twee voorbeelden

Vooronderstelling= aanname, als waar aangenomen gedachte; elke vrouw met een hoofddoek heeft een islamitische geloofsovertuiging of elke man wil graag een mooie, intelligente vrouw van zijn eigen afkomst

Vooroordeel= niet gebaseerd op kennis of mogelijke beredenering; elke vrouw met een hoofddoek wordt thuis gehouden door haar man om het huishouden te doen of elke man die een meisje met een kort rokje op straat ziet raakt opgewonden

Noem de vier valkuilen bij observeren.
Geef bij iedere valkuil een voorbeeld.

direct interpreteren bij observatie: waarde oordeel aan geven zodat de observatie jouw persoonlijke kleur krijgt.
subjectieve verslaggeving: cliënt komt somber binnen aan de hand van een vrolijke moeder.

Horn effect, Halo effect

Een samenvatting kan verschillende functies hebben. Welke functies zijn dat? Noem er ten minste drie

Controleren of u goed luistert.
Controleren of u een boodschap goed hebt begrepen.
De lijn van het gesprek duidelijk maken.
Het gesprek een andere wending geven.
Aan een volgend onderwerp willen beginnen.
Een verbinding maken met iets wat eerder gezegd is.
Het gesprek afronden.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Plaats de activiteiten in de juiste volgorde. Probeer dit eerst uit uw hoofd te doen. Gebruik ter controle het studieboek.
  1. Rubriceren.
  2. Ordeningscriteria bepalen.
  3. Bundelen en bewaren.
  4. Hoofd- en bijzaken scheiden

  • Ordeningscriteria bepalen.
  • Hoofd- en bijzaken scheiden.
  • Rubriceren.
  • Bundelen en bewaren

Welke eisen kunt u stellen aan een goed ordeningsprincipe? Noem er twee.


Keuze uit:
  • Het criterium moet groot genoeg zijn om relevante informatie onder te plaatsen.
  • Het criterium moet een herkenbare, logische naam hebben (dit om informatie terug te kunnen vinden).
  • Het criterium moet van belang zijn bij de inventarisatie van behoeften en wensen van een bepaald type cliënt.
Toelichting:
Het accent kan verschillen per cliëntengroep en per instelling. Volg daarom de richtlijnen of de dossiervorm van de instelling.

Noem twee voordelen en twee nadelen van een mondelinge rapportage


Voordelen:
  • Er gaat geen tijd verloren met opschrijven.
  • De ontvanger kan direct reageren.
  • U kunt uw rapport non-verbaal ondersteunen.
  • U kunt uw rapport toelichten.

Nadelen:
  • Complexe informatie kunt u niet mondeling overdragen
  • De ontvanger onthoudt de informatie minder goed.
  • De ontvanger kan niet terugkijken op de informatie.
  • De ontvanger kan direct reageren of vragen stellen.

Mondelinge rapportage vindt meestal plaats aanvullend op schriftelijke rapportage. Los daarvan is mondelinge rapportage soms ook op zijn plaats. Noem vier situaties die bij uitstek geschikt zijn voor mondelinge rapportage

Als de informatie tamelijk eenvoudig is.
  • Als snelheid gewenst is.
  • Als emoties een rol spelen.
  • Als schriftelijke rapportage tot onduidelijkheid kan leiden.

Een schriftelijk rapport zonder formulier heeft een standaardindeling: titelpagina, inleiding, behoeften, wensen en situatie van de cliënt, tot slot.
Welk soort informatie kunt u daarin plaatsen? Noem enkele voorbeelden.

Titelpagina:
Naam van het rapport.
Bedrijfsnaam.
Afdelingsnaam.
Naam opsteller van het rapport.
Plaats, maand, jaartal.
Inleiding:
De vijf w-vragen: Over wie, wat was het doel en het onderwerp, waar , etc.
De hoe-vraag: Hoe bent u te werk gegaan? (dossierstudie, observatie, gesprekken met de cliënt, etc.).
Behoeften, wensen en situatie van de cliënt:
(Gebruik hier de ordening die u gebruikt hebt om de informatie te sorteren, te ordenen).
Dossierstudie verslag.
Observaties verslag.
Gesprekken verslag:
- Client.
- Familie.
- ….
Tot slot:
Conclusies.
Eventueel: adviezen of aanbevelingen voor het plan van aanpak

Welke gegevens vallen onder de Wet bescherming persoonsgegevens? Wat hebt u nodig om deze gegevens uit te mogen wisselen met collega’s

Toestemming nodig van client en/of diens zaakwaarnemer. Persoonlijke gegevens als NAW, email- en telefoongegevens, informatie over gezondheid en welzijn en andere bijzonderheden van client.

Argumenteren in een meningsverschil is iets anders dan een conclusie onderbouwen over de behoeften en wensen van een cliënt. Wat is het verschil?

Bij een meningsverschil zet u persoonlijke opvattingen tegenover elkaar. De argumenten zijn vooral subjectief gekozen. Bij een onderbouwing van een conclusie gebruikt u eerder verzamelde informatie en zo weinig mogelijk subjectiviteit.

Geef per gezichtsuitdrukking aan wat u kunt zien aan de ogen, mond, wenkbrauwen, etc. Bepaal welk gevoel volgens u bij genoemde gezichtsuitdrukking hoort. Blij, angst, afkeer, boos, wantrouwen, verdrietig, ongeloof, blijde verrassing, arrogant/minachting en walging

1 = wantrouwen: hoofd schuin wegdraaien, fronzen.
2 = afkeer: optrekken neus, achterover gaan hoofd.
3 = verdrietig: ogen dichtgeknepen, mondhoeken naar beneden.
4 = arrogant, minachtend: kin geheven, neerkijken, strakke mond.
5 = ongeloof: open mond (kan ook gesloten), iets naar achteren gaan met het hoofd, vragende blik.
6 = blijde verrassing: open mond, opgetrokken mondhoeken, grote ogen.
7 = blij: opgetrokken mondhoeken, lijntjes naast de ogen, tanden bloot.
8 = angst: grote ogen, naar binnen en omhoog getrokken wenkbrauwen, open mond.
9 = walging: optrekken neus, uitsteken tong, rimpels bij neus.

Per gezichtsuitdrukking kan je zien welk gevoel erbij hoort. terneergeslagen, verwonderd, dromerig, kritisch, verafschuwend, verontwaardigd, zelfvoldaan, angstig, verdrietig, vrolijk, verontrust, blij verrast, verwijtend, gereserveerd.

Foto 1: terneergeslagen: naar beneden kijken.
Foto 2: verwonderd: grote ogen.
Foto 3: dromerig; wegkijken, vage blik.
Foto 4: kritisch; indringend blik, vage frons.
Foto 5: verafschuwend; samentrekken wenkbrauwen, licht samenknijpen ogen.
Foto 6: verontwaardigd; lichte frons.
Foto 7: zelfvoldaan: twinkeling in ogen.
Foto 8: angstig: grote ogen, wenkbrauwen opgetrokken.
Foto 9: verdrietig: afgewende blik, traanglans in ogen.
Foto 10: vrolijk: rimpeltjes naast ogen, twinkeling in ogen.
Foto 11: verontrust: grote ogen, half afgewend.
Foto 12: blij verrast: grote ogen, twinkeling.
Foto 13: verwijtend: strakke blik.
Foto 14: gereserveerd: afgewende blik.

Waarom is het belangrijk om rekening te houden met uw eigen lichaamstaal en die van anderen?

Omdat u met lichaamstaal vaak meer laat weten dan met wat u zegt; 55% van de communicatie bestaat uit lichaamstaal en 38% uit stemklank. Lichaamstaal kan gesproken woorden ondersteunen of tegenspreken. Het geeft ook inzicht in iemands emoties. U kunt zien aan lichaamstaal of iets echt gemeend is. Lichaamstaal is vaak overtuigender. Lichaamstaal versterkt de band die u met iemand hebt, verduidelijkt die of verslechtert hem.

Neem een situatie voor ogen, waarbij lichaamstaal een belangrijke rol speelt. Wat speelt bij de observatie van lichaamstaal een rol.

Probeer concreet in te gaan op: oogcontact, ademhaling, afstand tussen spreker en toehoorder, arm- en handbewegingen, houding, beweeglijkheid, gezichtsuitdrukking.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo