Samenvatting: Compendium Nederlands Vermogensrecht | 9789013157499 | Marianne Olthoff, et al

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Compendium Nederlands vermogensrecht | 9789013157499 | Marianne Olthoff; Jacob Hijma

• 1 Algemene inleiding

• 1.4 Algemeen deel, goederenrecht en verbintenissenrecht; Internationaliserend vermogensrecht

• Het vermogensrecht kan in 2 soorten recht worden opgesplitst, welke zijn dat?

  • Goederenrecht, betrekking op rechtsverhouding van mens tot goed. Hoe is de macht over goederen onder mensen verdeeld
    
  • Verbintenissenrecht, regelt rechtsverhouding van mens tot mens

• Hoe komt het internationale vermogensrecht tot stand en wat zijn hier bijzonderheden van?

  Het komt tot stand via Europese richtlijnen. De bijzonderheden van richtlijnen zijn dat:
  

  1. Een richtlijn geen horizontale werking heeft, burgers kunnen er onderling geen beroep op doen tenzij de richtlijn is geïmplementeerd.
  2. De nationale rechter is gehouden tot richtlijn conforme interpretatie. Hij moet het nationale recht zoveel mogelijk uitleggen in overeenstemming met de richtlijnen.

• 2 Inleiding en begripsbepalingen

• 2.6 Overige begripsbepalingen

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.6
  Laat hier meer flashcards zien

• Wanneer is iemand niet te goeder trouw volgens art 3;11 bw?

  • Wanneer hij de feiten of het recht waarop de goede trouw betrekking op moet hebben kende
    
  • Wanneer hij de feiten of het recht weliswaar niet kende, maar hij deze naar omstandigheden wel behoorde te kennen.
  • Wanneer iemand goede reden had tot twijfel, maar geen mogelijkheid had tot onderzoeken.

• Welke drie vormen van trouw formuleert de wet?

  • Te goeder trouw, geobjectiveerd subjectief criterium. Subjectief omdat het gaat om de kennis van de persoon, geobjectiveerd omdat het niet alleen om de daadwerkelijke kennis gaat, maar ook wat men behoort te weten.
    
  • Te kwader trouw, de persoon wist of vermoedde hoe de feiten waren
  • Niet te goeder trouw, degene die de feiten behoorde te kennis is noch te goeder trouw, noch te kwader trouw

• 3 Rechtshandelingen

• 3.1 Begrip rechtshandeling

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat voor soort rechtshandelingen heb je?

  Eenzijdige rechtshandelingen; deze zijn gedaan door één persoon
  
  Meerzijdige rechtshandelingen; deze zijn gedaan door twee of meerdere personen.
  
  Gerichte Rechtshandelingen; Deze zijn gedaan met een specifiek persoon of personen in gedachten
  Ongerichte Rechtshandelingen; deze zijn gedaan zonder een specifiek persoon of personen in gedachten.

• Wat houdt de dubbele grondslag van een rechtshandeling in?

  - de wil; er is een gerichte wil op de beoogde rechtsgevolgen die geopenbaard worden. 
  - het opgewekt vertrouwen

• Wanneer is er voldaan aan het opgewekte vertrouwen van die aan de grondslag van de totstandkoming van een rechtshandeling ligt?

  A doet een verklaring/gedraging aan B. 
  
  B vat deze op als een rechtshandeling
  B mocht dit redelijkerwijs zo opvatten. 

• Wat houdt de genuanceerde ontvangsttheorie in en op wat voor manier wordt deze genuanceerd?

  Dat rechtshandelingen pas effect hebben wanneer deze de wederpartij BEREIKEN. De nuancering houdt in dat deze hoofdregel niet geldt wanneer de verklaring er niet is;
  - door toedoen van de wederpartij zelf
  - door een gedraging waarvoor de wederpartij aansprakelijk is
  - door andere omstandigheden waardoor het gebrek aan een verklaring niet aan de verklaarder te wijten valt.

• Kan de verklaring voor rechtshandelingen worden ingetrokken?

  Ja, maar alleen als deze eerder of tegelijkertijd dan de verklaring zelf de wederpartij bereikt.

• 3.1.1.1 B- Gronden van nietigheid en vernietigbaarheid

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1.1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wanneer kan een vernietigbare overeenkomst toch nog rechtmatig doorgaan?

  Door een beroep te doen op het gerechtvaardigd vertrouwen; als iemand redelijkerwijs mocht geloven dat iemand de rechtshandeling wilde begaan.